ECLI:NL:GHDHA:2022:2011

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
22-002668-20.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Het hoger beroep richtte zich mede tegen de partiële vrijspraak van de diefstal van een horloge en ring van het slachtoffer, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor dat gedeelte, omdat daartegen geen hoger beroep openstond.

De tenlastelegging betrof diefstal met geweld, gepleegd op 23 juni 2018 te Rotterdam, waarbij de verdachte samen met anderen het horloge en de ring van het slachtoffer heeft weggenomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging nam. De verdachte had het slachtoffer op een gewelddadige wijze beroofd, wat een ernstige inbreuk op de integriteit van het slachtoffer betekende.

Het hof oordeelde dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden, wat leidde tot een vermindering van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en het vonnis waarvan beroep vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002668-20
Parketnummer: 10-122202-18
Datum uitspraak: 8 september 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 29 september 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats]([geboorteland]) op
[geboortedatum] 1997,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de partiële vrijspraak van de (impliciet cumulatief tenlastegelegde) diefstal van de ring en het horloge van aangever [slachtoffer 1]. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat inhoudelijk aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een ring, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-dicht voor de aldaar zittende [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
-die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan/stompen en/of
-tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: 'werk mee en geef je spullen af anders doen we jullie iets aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-genoemd horloge en/of ring van de pols en/of de vinger van die [slachtoffer 2] af te trekken
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 juni 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, (een
)horloge
(s)en
/of (een
)ring
(en), in elk geval enig goed,d
iegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
n, te wetenaan [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1]heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,enhet bezit van het gestolene te verzekeren
,door:
-dicht voor de aldaar zittende [slachtoffer 2] te gaan staan en
/of
-die [slachtoffer 2]
(meermalen)te slaan/stompen en
/of
-tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: 'werk mee en geef je spullen af anders doen we jullie iets aan', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
-genoemd horloge
en/of ringvan de pols
en/of de vingervan die [slachtoffer 2] af te trekken
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer, die samen met zijn neef in een kleine ruimte op een hoekbank achter een tafel zat te eten, op een geweldige wijze van zijn horloge en ring beroofd, zoals bewezen is verklaard. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van misdrijven als de onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Daarnaast brengen feiten als het onderhavige in de regel ook bij andere burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
28 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer een dergelijk feit te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsadvies voorgeleiding RC van Reclassering Nederland d.d. 25 juni 2018. Daarin staat dat de reclassering geen problemen heeft geconstateerd op de
met de betrokkene besproken leefgebieden, en dat hij geen hulpvraag heeft. Betrokkene lijkt sociaal en maatschappelijk voldoende te functioneren. De reclassering onthoudt zich verder van advies.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op een ernstig feit als het onderhavige niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte kunnen daar onvoldoende aan af doen.
Het hof is wel van oordeel dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat – behoudens bijzondere omstandigheden waarvan in dit geval niet is gebleken - de behandeling afgerond dient te zijn met een eindvonnis binnen 2 jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In het onderhavige geval dient als aanvangsmoment van de bedoelde termijn te worden aangemerkt de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, 23 juni 2018. De behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg is echter eerst op 29 september 2020 afgerond met een eindvonnis. Derhalve is de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg met 3 maanden overschreden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn compenseren door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In beginsel acht het hof in deze zaak – alles afwegende - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. E.A. Lensink,
mr. N. Schaar en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 september 2022.
mr. N. Schaar en mr. J.J.H.M. van Gennip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.