ECLI:NL:GHDHA:2022:1968
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor overtreding van rijverbod na onderzoek naar rechtmatigheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 8 oktober 2021 was gewezen. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder een opgelegd rijverbod. De officier van justitie had tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof een incident op 9 juni 2020, waarbij de verdachte als bestuurder van een voertuig werd aangemerkt terwijl er een rijverbod was opgelegd op basis van artikel 162 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft het proces-verbaal van de politie en de argumenten van de advocaat-generaal in overweging genomen. De politierechter had geoordeeld dat er twijfel bestond over de rechtmatigheid van het opgelegde rijverbod, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte in de noodzakelijke hoedanigheid verkeerde op het moment dat het rijverbod werd opgelegd. Het hof heeft deze overwegingen bevestigd en geconcludeerd dat het rijverbod niet wettig en overtuigend was bewezen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging.