Op 8 februari 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door [verzoeker] in de hoofdzaak met zaaknummer 200.281.200/01, waarin De Staat der Nederlanden als geïntimeerde fungeert. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [indiener] namens [verzoeker] op 14 januari 2022, waarbij de behandelende rechters in de hoofdzaak, mrs. Boele, Dulek-Schermers en Dupain, werden gewraakt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ondertekend, wat in strijd is met de eis van verplichte procesvertegenwoordiging in deze zaak. De indiener kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft het hof besloten dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, conform het wrakingsprotocol van het gerechtshof Den Haag. Een afschrift van de beslissing wordt verzonden aan alle betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechters en de advocaat van [verzoeker].