ECLI:NL:GHDHA:2022:1911

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
200.281.200/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging

Op 8 februari 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door [verzoeker] in de hoofdzaak met zaaknummer 200.281.200/01, waarin De Staat der Nederlanden als geïntimeerde fungeert. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [indiener] namens [verzoeker] op 14 januari 2022, waarbij de behandelende rechters in de hoofdzaak, mrs. Boele, Dulek-Schermers en Dupain, werden gewraakt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat was ondertekend, wat in strijd is met de eis van verplichte procesvertegenwoordiging in deze zaak. De indiener kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft het hof besloten dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, conform het wrakingsprotocol van het gerechtshof Den Haag. Een afschrift van de beslissing wordt verzonden aan alle betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechters en de advocaat van [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.281.200/02
Zaaknummer hoofdzaak : 200.281.200/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 8 februari 2022
op het verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de hoofdzaak met het hiervoor genoemde zaaknummer van:

[verzoeker],

thans verblijvende in [verblijfplaats],
hierna te noemen: [verzoeker].

Het verloop van de procedure

1. Bij het hof is onder zaaknummer 200.281.200/01 een procedure aanhangig tussen [verzoeker] als appellant en De Staat der Nederlanden als geïntimeerde (hierna: de hoofdzaak).
2. Op 14 januari 2022 heeft de griffie handel van het hof een e-mailbericht ontvangen waarin [indiener] (hierna: de indiener) namens [verzoeker] verzoekt om wraking van de behandelende rechters in de hoofdzaak.
3. De wrakingskamer heeft voornoemd e-mailbericht opgevat als verzoek tot wraking van mrs. Boele, Dulek-Schermers en Dupain in de hoofdzaak (hierna ook: het wrakingsverzoek).

De beoordeling van de ontvankelijkheid

4. Bij de beoordeling van de ontvankelijk van het wrakingsverzoek stelt de wrakingskamer voorop dat in de hoofdzaak de eis van verplichte procesvertegenwoordiging geldt. In zaken waarin een partij zich verplicht moet laten vertegenwoordigen, moet een schriftelijk verzoek tot wraking op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend door een advocaat (zie HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
5. Bij per e-mail verstuurde brief van 19 januari 2022 is de indiener medegedeeld dat de wrakingskamer heeft geconstateerd dat het wrakingsverzoek niet door een advocaat is ondertekend en ingediend. De wrakingskamer heeft de indiener in de gelegenheid gesteld dit verzuim uiterlijk 27 januari 2022 te (doen) herstellen. Tevens is een afschrift van die brief per e-mail gestuurd aan de in de hoofdzaak bekende advocaat van [verzoeker], mr. P. Salim te Amsterdam.
6. De indiener heeft van de hem geboden gelegenheid tot herstel van het verzuim geen gebruik gemaakt. Het Hof heeft evenmin van de advocaat van [verzoeker] een reactie ontvangen.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek. Het hof heeft afgezien van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting met toepassing van het bepaalde in artikel 4, lid 2, aanhef en onder c, Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag.

Beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker], zijn advocaat mr. P. Salim te Amsterdam, de indiener [indiener], de gewraakte raadsheren en de Staat.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.M. Bouritius, I. Reijngoud en J.I. de Vreese-Rood en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.