ECLI:NL:GHDHA:2022:1870

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
K22220367
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot strafvervolging tegen Gomarus scholengemeenschap wegens dwang en discriminatie van homoseksuele leerlingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan over een beklag dat was ingediend door klaagster [klaagster 1], klager [klager 2] en de Federatie COC Nederland. Het beklag richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Rotterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen de Gomarus scholengemeenschap en haar medewerkers, die beschuldigd werden van dwang en discriminatie van homoseksuele leerlingen. De klagers, oud-leerlingen van de Gomarus, stelden dat zij jarenlang onderworpen waren aan discriminerend beleid en dat er in 2016 sprake was van dwang om hun seksuele geaardheid aan hun ouders kenbaar te maken. Het hof heeft kennisgenomen van de aangiften, het advies van de advocaat-generaal en de stukken van het Openbaar Ministerie. Het hof oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren voor vervolging, maar dat het niet opportuun was om tot strafvervolging over te gaan. Dit was gebaseerd op de gewijzigde omstandigheden op de school, waaronder een nieuw beleid dat sinds 2021 van kracht is. Het hof concludeerde dat de beklaagden niet vervolgd zouden worden, omdat de strafvervolging geen redelijk doel meer diende. Het beklag werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

raadkamer beklagzaken

BESCHIKKING
gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ingediend door:
[klaagster 1],
[klager 2]en
Federatie COC Nederland,
klagers,
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van hun raadsman mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 11 juli 2021 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Rotterdam om (vertrouwenspersonen en docenten van)
de Gomarus scholengemeenschapte Gorinchem (hierna: de Gomarus),
[beklaagde 1](voorzitter van het college van bestuur van de Gomarus),
[beklaagde 2]((oud)zorgcoördinator bij de Gomarus)en
[beklaagde 3], (vertrouwenspersoon bij de Gomarus), beklaagden, niet te vervolgen ter zake van dwang en discriminatie.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 19 juli 2022 heeft de advocaat-generaal het hof geadviseerd het beklag af te wijzen.

3.De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal, van het ambtsbericht namens de hoofdofficier van justitie te Rotterdam van 12 juli 2022 en van het Herstelonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs van 22 april 2022.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het e-mailbericht van de raadsman van klagers d.d. 19 augustus 2022, met bijgevoegd een foto van een verklaring van 28 mei 2019, opgesteld door de ouders van klaagster [klaagster 1] en van de brief van de raadsman van beklaagden van 19 augustus 2022, met bijgevoegd het schriftelijke verweer van beklaagden ten behoeve van de zitting van 7 september 2022.

4.De behandeling in raadkamer

Bij brief van 3 augustus 2022 heeft de raadsman van beklaagden, mr. A. Klaassen, een verzoek gedaan om de zitting enkele weken uit te stellen, in verband met de korte voorbereidingstijd vanwege de vakantieperiode. Het hof heeft dit verzoek voorafgaand aan de zitting gemotiveerd afgewezen, omdat bij uitstel een van de feiten waarop het beklag betrekking heeft zou verjaren.
De meervoudige beklagkamer heeft op 24 augustus 2022 het klaagschrift in raadkamer behandeld.
Klaagster [klaagster 1], klager [klager 2] en [vertegenwoordiger] (namens klaagster Federatie COC Nederland) bijgestaan door hun raadsman en zijn kantoorgenote mr. I.J.K. van der Meer, zijn verschenen en hebben – buiten aanwezigheid van beklaagden en hun raadslieden - het beklag toegelicht.
De raadsman heeft gepleit overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen.
Klagers hebben ieder het woord gevoerd overeenkomstig hun overgelegde aantekeningen.
Beklaagden en hun raadslieden mr. A. Klaassen en mr. J. van den Brink, advocaten te Barneveld, zijn – buiten aanwezigheid van klagers en hun raadslieden - gehoord.
Mr. Klaassen heeft gepleit overeenkomstig zijn overgelegde spreekaantekeningen.
De advocaat-generaal mr. B.C.C. van Roessel heeft in raadkamer – overeenkomstig haar overgelegde schriftelijke reactie op het verweerschrift van beklaagden - geadviseerd tot afwijzing van het beklag. Haar conclusie is dat vervolging ter zake van de artikelen 284, 137d en 137e Sr weliswaar haalbaar zou zijn, maar dat vervolging om meerdere redenen niet opportuun is.

5.De feiten en standpunten

In april 2021 en september 2021 zijn er aangiften gedaan wegens discriminatie jegens homoseksuele leerlingen, gepleegd door vertrouwenspersonen en docenten van de Gomarus scholengemeenschap. Een van de aangiften werd gedaan door de Inspectie van Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanleiding voor die laatste aangifte was de maatschappelijke ophef die ontstond na publicatie van een krantenartikel in het NRC van 26 maart 2021 met de titel: “
School duwt homoseksuele leerlingen ongevraagd uit de kast”.
Vervolgens is het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de Gomarus en zijn er meerdere verdachten en getuigen gehoord. Klagers [klaagster 1] en [klager 2] zijn ook als getuige gehoord.
Klagers [klaagster 1] en [klager 2] zijn oud-leerlingen van de Gomarus. Zij stellen dat zij jarenlang onderworpen zijn geweest aan discriminerend beleid en lesmateriaal.
Klaagster [klaagster 1] heeft daarnaast aangegeven dat zij slachtoffer is van dwang en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving, gepleegd op 4 oktober 2016.
Met betrekking tot de (overige) feiten verwijst het hof kortheidshalve naar het dossier, nu de feiten gelet op de behandeling in raadkamer zowel bij klagers als beklaagden genoegzaam bekend zijn.
Het dossier is door het Openbaar Ministerie beoordeeld op basis van de artikelen 284 (dwang), 137d (het aanzetten tot discriminatie) en 137e lid 1 sub 2 (het ter verspreiding of openbaarmaking in voorraad hebben van voorwerpen waarin discriminatoire uitlatingen zijn vervat) van het Wetboek van Strafrecht (verder Sr).
De officier van justitie heeft bij brief van 15 juni 2022 aan klaagster [klaagster 1] de door haar aangekaarte zaken geseponeerd wegens gewijzigde omstandigheden (beleidssepot).
De officier van justitie heeft daarbij overwogen dat uit het onderzoek de verdenking is ontstaan dat er in 2016 leerlingen, waaronder klaagster [klaagster 1], door medewerkers van de school gedwongen werden om hun homoseksuele geaardheid aan hun ouders kenbaar te maken.
Daarnaast is uit de in 2016 op de Gomarus vigerende ‘Notitie seksualiteit, standpuntbepaling en uitwerking in de dagelijkse schoolpraktijk’ gebleken dat de school specifieke regels had hoe er met homoseksuele leerlingen dan wel met homoseksuele docenten binnen de school moest worden omgegaan. Naar de mening van het Openbaar Ministerie heeft de Gomarus zich hiermee schuldig gemaakt aan hetgeen omschreven is in artikel 284 en 137e lid 1 sub 2 Sr. Gelet echter op de gewijzigde omstandigheden op de school en rekening houdend met de belangen van alle partijen, heeft het Openbaar Ministerie besloten de zaak met een beleidssepot af te doen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 15 juni 2022 een persbericht uitgebracht waarin het beleidssepot uitgebreid is toegelicht, waarbij ook is aangegeven dat de Gomarus strafbaar had gehandeld.
Naar aanleiding van dit persbericht heeft de Gomarus een bericht op internet geplaatst onder meer inhoudende:
“Naar onze mening hebben er geen strafbare feiten plaatsgevonden. Medewerkers hebben altijd het belang van de leerling voor ogen, in 2016 en ook nu”.
Standpunt klagers
De raadsman van klagers voert in het klaagschrift aan dat klagers constateren dat homoseksuele leerlingen op de Gomarus gedurende de periode 2016-2021 in beleid, met woord en daad werden gediscrimineerd vanwege hun seksuele geaardheid. De inhoud van het reglement, beleid en het lesmateriaal waren volgens hen beledigend voor homoseksuelen als groep en het beleid heeft aangezet tot discriminatie van homoseksuele leerlingen in kwestie.
Klagers verzoeken het hof te bevelen dat vervolging wordt ingezet dan wel voortgezet ter zake van dwang, wederrechtelijke vrijheidsberoving en discriminatie.
Zij stellen dat de school met de hierboven vermelde reactie op het sepot iedere verantwoordelijkheid ontkent en/of aansprakelijkheid betwist voor het eigen strafbare handelen en het gevoerde discriminerende beleid, ondanks de niet mis te verstane conclusies in het uitvoerige onderzoek van het Openbaar Ministerie en de Inspectie. Van enig lerend vermogen van de zijde van (het bestuur van) de Gomarus lijkt geen sprake, aldus klagers.
Volgens klagers bestaat er ook een dwingende maatschappelijke noodzaak om beklaagden te vervolgen. Het gaat hier immers om strafbaar handelen door een onderwijsinstelling met een maatschappelijke (voorbeeld)functie en een opvoedende taak.
Standpunt beklaagden
Met betrekking tot de gesprekken met ouders in het bijzijn van de minderjarige leerlingen op school, waaronder het incident met klaagster [klaagster 1] in 2016, stellen beklaagden dat het ging om gesprekken vanuit zorg om het welbevinden van de leerlingen na signalen van meervoudige problematiek, en pertinent niet om die leerlingen te dwingen hun geaardheid kenbaar te maken aan de ouders.
Beklaagden stellen dat er sprake is van tragische belevenissen die worden betreurd, maar dat er geen sprake is geweest van enig strafbaar handelen. Zij stellen dat er in de praktijk geen leerlingen zijn gedwongen om uit de kast te komen en dat er ook nooit een leerling is verwijderd vanwege een homoseksuele relatie. Het was een pedagogische afweging die de school maakte om in het belang van de leerlingen met hun ouders te spreken over reële zorgen die de school over die leerlingen had. Van wederrechtelijke dwang is daarbij naar mening van beklaagden geen sprake geweest. Beklaagden stellen dat er daarvoor bovendien geen wettig en overtuigend bewijs is.
Voor wat betreft het verwijt van discriminatie voeren beklaagden aan dat het beleidsdocument met betrekking tot homoseksuele leerlingen inhield (a) duidelijk te blijven over de levensvisie die de school voorstaat en (b) daarbij zorg en veiligheid te bieden voor deze leerlingen. Zij stellen dat de bewuste passage ook niet onnodig grievend is en dat er geen sprake is van opzet op discriminatie, ook niet in voorwaardelijke zin.
Ten slotte onderschrijven beklaagden de visie van het Openbaar Ministerie dat strafrechtelijke vervolging niet opportuun zou zijn.

6.Ontvankelijkheid van het beklag

Alvorens tot een inhoudelijke toetsing van het beklag te kunnen overgaan dient het hof te beoordelen of klagers ontvankelijk zijn in hun beklag.
Daarbij komt eerst aan de orde de vraag of klagers kunnen worden beschouwd als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 12, eerste lid Sv.
Ingevolge artikel 12 Sv kan een rechtstreeks belanghebbende schriftelijk beklag doen als een strafbaar feit niet wordt vervolgd, de vervolging niet wordt voortgezet of de vervolging plaatsvindt door het uitvaardigen van een strafbeschikking. Volgens de wettekst en vaste rechtspraak wordt onder rechtstreeks belang verstaan een objectief bepaalbaar en specifiek eigen belang van klager. Een rechtstreeks belanghebbende kan ook zijn een rechtspersoon, die vanwege de doelstelling of feitelijke werkzaamheden een belang behartigt, dat door niet-vervolging in het bijzonder wordt getroffen. Het beschermde belang moet dan door overtreding van een concrete strafbepaling zijn geschaad. De feitelijke werkzaamheden moeten zich duidelijk tot het terrein van de door de strafbepaling beschermde belangen uitstrekken. Het behartigen van een maatschappelijk belang is volgens vaste rechtspraak onvoldoende specifiek om als rechtstreeks belang als bedoeld in de wet aan te merken.
Het hof heeft kennisgenomen van de standpunten met betrekking tot de ontvankelijkheid namens klagers en beklaagden en van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Na bestudering van het dossier en gehoord hetgeen ter zitting in raadkamer naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat klaagster [klaagster 1] gelet op het aan haar gerichte beleidssepot ontvankelijk is in het beklag ten aanzien van zowel dwang en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving als discriminatie. Zij heeft een rechtstreeks persoonlijk belang.
Klager [klager 2] is, als homoseksuele oud-leerling van de Gomarus, door het achterwege blijven van een strafvervolging ook getroffen in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat. Hij is naar het oordeel van het hof ontvankelijk in zijn beklag voor zover het betrekking heeft op de discriminatiebepalingen.
Met betrekking tot klaagster Federatie COC Nederland stelt het hof vast dat het COC tot doel heeft “
het streven naar een diverse en inclusieve samenleving die werk maakt van gelijkheid en emancipatie, zodat mensen volledig kunnen participeren en zich tot hun volle potentieel kunnen ontwikkelen, ongeacht hun seksuele oriëntatie, genderidentiteit of -expressie en geslachtskenmerken”, alsmede “
het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn”.
Het hof is van oordeel dat het COC, gelet op haar feitelijke werkzaamheden op voornoemd gebied en haar doelstellingen, zoals vermeld in de statuten, kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv, nu zij belangen behartigt die door de beslissing tot niet-vervolging rechtstreeks worden getroffen.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat klagers ontvankelijk zijn in het beklag.

7.De beoordeling van het beklag

Ter beoordeling staat thans de vraag of de beslissing van de officier van justitie om beklaagden niet te vervolgen op goede gronden is genomen.
Na bestudering van de stukken in het dossier en gehoord hetgeen ter zitting in raadkamer naar voren is gebracht,
oordeelt het hof als volgt.
De feiten die voor beoordeling in aanmerking komen betreffen het incident met klaagster [klaagster 1] (artikel 284 Sr en/of artikel 282 Sr) en de betreffende Notitie seksualiteit 2016 (artikel 137e, lid 1, onder 2 Sr en/of artikel 137d Sr).
Met betrekking tot dwang/wederrechtelijke vrijheidsberoving
Het hof constateert dat klaagster [klaagster 1] op 4 oktober 2016 gedwongen werd te dulden dat op school in haar aanwezigheid aan haar ouders onder meer werd verteld dat zij een relatie had met een meisje. Beklaagde [beklaagde 2] (de zorgcoördinator) voerde dat gesprek en beklaagde [beklaagde 3] (de vertrouwenspersoon) was daarbij aanwezig.
Klaagster wilde weg zodra haar duidelijk was wat er ging gebeuren, maar werd actief (door beklaagde [beklaagde 2]) verhinderd om het lokaal te verlaten.
Hoewel het hof aannemelijk acht dat het gesprek werd aangegaan omdat er vanuit school uit pedagogisch oogpunt zorgen waren over de (minderjarige) klaagster, levert het voorgaande naar het oordeel van het hof voldoende aanknopingspunten op voor een mogelijke strafvervolging ter zake van dwang. Het hof is verder met het Openbaar Ministerie van oordeel dat dit feit niet ook te kwalificeren is als wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Met betrekking tot de discriminatiebepalingen
Het hof constateert dat de Notitie seksualiteit 2016 van de Gomarus specifieke regels bevatte over hoe de school met homoseksuele leerlingen (en docenten) binnen de school om moest gaan.
Met beklaagden is het hof van oordeel dat de school haar Bijbelse visie mag laten doorwerken in het beleid. Echter door in de notitie bewust onderscheid te maken tussen heteroseksuele en homoseksuele leerlingen en - personeelsleden door alleen voor die laatste categorieën een aparte gedragslijn en behandeling op te nemen, is het hof met het Openbaar Ministerie van oordeel dat er vanwege die notitie voldoende aanknopingspunten zijn voor vervolging wegens het aanzetten tot discriminatie (artikel 137d Sr) en eventueel voor het ter verspreiding of openbaarmaking in voorraad hebben van een voorwerp waarin discriminatoire uitlatingen zijn vervat (artikel 137e, lid 1 onder 2, Sr), zoals door de advocaat-generaal is geconcludeerd.
Hoewel naar het oordeel van het hof – gelet op het voorgaande – voornoemde feiten dus bewijsbaar zouden kunnen zijn, is het hof met het Openbaar Ministerie van oordeel dat met het bevelen van een strafvervolging voor die feiten thans geen redelijk doel meer wordt gediend.
Het hof overweegt met betrekking tot die opportuniteit als volgt.
Voor wat betreft klaagster [klaagster 1] constateert het hof dat het incident tijdens het gesprek met haar op school zich ruim zes jaar geleden heeft voorgedaan. Verder is met klaagster in 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin de Gomarus haar een schadevergoeding heeft toegekend ten behoeve van de schade die er bij klaagster is ontstaan als gevolg van dat incident. Tot slot hebben beklaagden vanwege de gerezen publiciteit het nodige over zich heen gekregen. Tegen deze achtergrond zou een strafvervolging voor dwang de beklaagden onevenredig zwaar treffen.
De overige voornoemde feiten hebben zich voorgedaan in de periode 2016-2017. Er hebben zich – voor zover bij het hof bekend - geen andere of nieuwe incidenten voorgedaan. Ook uit het Herstelrapport van de Inspectie van het Onderwijs van 22 april 2022 blijkt dat de op de Gomarus inmiddels een voor LHBTI-leerlingen veilig klimaat heerst. De inspectie heeft in dit rapport verder opgemerkt dat de Gomarus de eerder gesignaleerde tekortkomingen heeft hersteld, onder meer nu er sinds december 2021 een nieuw beleid wordt gehanteerd. De omstreden Notitie seksualiteit maakt geen onderdeel meer uit van dit nieuwe beleid.
Het hof heeft begrip voor het standpunt van klagers dat er, gelet op het door de Gomarus uitgebrachte bericht van 15 juni 2022, waarin de Gomarus ontkent strafbaar te hebben gehandeld, geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Klagers stellen dat de reactie aantoont dat de school geen enkel inzicht heeft in het foutieve van haar handelen c.q. de nadelige gevolgen van het discriminerend schoolbeleid.
Het hof acht de reactie van de Gomarus, gezien de duidelijke conclusie van het Openbaar Ministerie dat de Gomarus zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de artikelen 284 Sr en 137e lid 1 sub 2 Sr, dan ook misplaatst. Dit betekent echter naar het oordeel van het hof niet dat er geen sprake zou zijn van gewijzigde omstandigheden, nu blijkens voormeld Herstelrapport de geconstateerde tekortkomingen daadwerkelijk zijn hersteld en het beleid van de school aantoonbaar is gewijzigd.
Klagers stellen voorts dat een beleidssepot in dit geval geen recht doet aan de strafdoelen van vergelding, boetedoening, afschrikking, inprenting van normbesef, beveiliging van de maatschappij en slachtoffers, conflictoplossing, herstel van aangedaan leed en generale preventie.
Het hof is met het Openbaar Ministerie van oordeel dat met genoemde strafdoelen wel degelijk rekening is gehouden bij de afdoening van de zaak. De kwestie heeft alleen al vanwege de gerezen publiciteit en de ophef in de politiek zowel voor de school als voor de individuele beklaagden de nodige repercussies gehad. Het Openbaar Ministerie heeft verder de sepotbeslissing gemotiveerd gepubliceerd, waarbij ook aangegeven is dat het handelen van de Gomarus strafbaar is. Ook daardoor is er veel media-aandacht voor de zaak (geweest).
Het hof is derhalve, gelet op het voorgaande en alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, met het Openbaar Ministerie van oordeel dat het alsnog instellen van een strafvervolging van beklaagden geen redelijk doel meer dient.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beklag dient te worden afgewezen.

8.De beslissing

Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 28 september 2022 door mr. T.E. Van der Spoel, voorzitter, mr. Th.P.L. Bot en mr. C.M. Derijks, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bakker-Otjens, griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.