Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/585116 / HA ZA 19-1916
[betrokkene 1],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 14 april 2021 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 16 september 2020 en 3 februari 2021;
- de ‘memorie van grieven tevens inhoudende vermeerdering van eis’ van [appellant] ;
- de ‘memorie van antwoord principaal appel tevens memorie van grieven incidenteel appel’ van [verweerder 1] en [verweerder 2] , met een bijlage;
- de ‘memorie van antwoord in incidenteel appel’ van [appellant] .
3.Feitelijke achtergrond
In aanmerking nemend dat:
, welk bedrag (hierna te noemen: ‘de hoofdsom’) schuldenaar heeft aanvaard.
voor de eerste maal op 30 april 2019(…)”
In aanmerking nemend dat:
, welk bedrag (hierna te noemen: ‘de hoofdsom’) schuldenaar heeft aanvaard.
voor de eerste maal op 28 februari 2019(…)”
Uit telefonisch contact met zowel u als de heer [betrokkene 1] is gebleken dat de contante stortingen(…)
van in totaal € 136.490,00, afkomstig zijn van de ABN Amro-rekening van de heer [betrokkene 1] , in de vorm van een lening.
Op uw Betaalrekening valt te zien dat u sinds 23 juni 2015 giraal gelden van de heer [betrokkene 1] ontvangt met de vermelding “lening”.(…)
In totaal komt dit neer op € 221.997,00.
Als we alleen rekening houden met de gestorte gelden in de periode van 4 januari 2017 tot en met 16 januari 2019 en de girale gelden, dan komt dit neer op een totaal geleend bedrag van € 358.487,00.
De leenovereenkomst lijkt te zijn opgesteld nadat u vragen van ons heeft ontvangen. Dit is meer dan 3 jaar nadat u de eerste leningen heeft ontvangen. Daarnaast valt uit de bewijsstukken niet op te maken dat de heer [betrokkene 1] u contant gelden heeft uitgeleend of geschonken.
Hierdoor blijft de herkomst van de contante stortingen op uw Betaalrekening voor ons onbekend.(…)
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Akten van de overeenkomsten van geldlening
Vast staat verder dat zowel [betrokkene 1] als [verweerder 1] en [verweerder 2] het hen betreffende schriftelijke stuk hebben ondertekend op 8 februari 2019.
voor de vorm’ waren, ter voorkoming van nader onderzoek door de ING bank en ter voorkoming van een navorderingsaanslag van de belastingdienst. Het hof overweegt dat uit de woorden ‘
voor de vorm’ bij het op papier zetten en ondertekenen van de geldleningsovereenkomsten niet valt af te leiden dat [betrokkene 1] en [verweerder 1] en [verweerder 2] geen geldleningsovereenkomsten sloten. [verweerder 1] en [verweerder 2] konden dat daar redelijkerwijs niet uit afleiden en als ze dat wel deden, moet dat voor hun eigen rekening blijven. Immers, ‘
vorm’ ziet niet op de inhoud maar op de uiterlijke verschijning. Afspraken veranderen inhoudelijk niet door hun vorm. Wanneer afspraken alleen mondeling zijn gemaakt, zijn zij er alleen in de mondelinge, hoorbare vorm; wanneer diezelfde afspraken op papier worden gezet, zoals hier, bestaan zij ook in een papieren, leesbare vorm. Dat de ING bank een onderzoek naar de herkomst van de door [verweerder 1] van [betrokkene 1] verkregen gelden was begonnen (waarover hierna onder 6.10 meer), is geen omstandigheid die af doet aan de inhoud van wat op schrift staat. Integendeel, door het onderzoek van de ING bank werd het voor [betrokkene 1] , [verweerder 1] en [verweerder 2] van belang dat zij aan derden (de ING bank) zouden kunnen aantonen dat het geld als lening was verstrekt; daarvoor is de schriftelijke vorm veel geschikter dan de mondelinge.
lening’ vermeld op veel van de bankoverschrijvingen aan [verweerder 1] . [verweerder 1] en [verweerder 2] betwisten weliswaar dat
alletransacties hebben plaatsgevonden met de vermelding ‘lening’, maar zij betwisten niet dat tenminste voor € 200.000,- onder de vermelding van lening aan [verweerder 1] is overgemaakt. De vermelding duidt er (ook) op dat [betrokkene 1] (in elk geval) die betalingen op het moment van de overmakingen daadwerkelijk als ‘lening’ bedoelde.
Er wordt niets zichtbaar.” en “
Er is al veel te veel geld naar toe gegaan terwijl er nog geen eens zicht op is dat er iets terug komt.” Ook dit wijst er (bij gebrek aan toelichting die in een andere richting wijst) op dat het uitgeleende bedrag van € 78.000,- na 8 februari 2019 nog moest gaan worden besteed aan het aankopen van de vervoermiddelen. Als de vennoten dat vervolgens niet hebben gedaan, valt niet in te zien hoe dit zou kunnen bijdragen aan de gestelde misleiding, althans doet dat aan de bedoeling van geldlening niets af.
nadeze plotselinge ziekenhuisopname. De onderzoekend arts adviseert op 28 mei 2019 om de volmacht “
nu” in volle omvang van kracht te laten worden. Over eerdere wilsonbekwaamheid rept hij niet en wilsonbekwaamheid voorafgaand aan de dag van ziekenhuisopname volgt ook niet uit stellingen of (andere) stukken.
7.Beslissing
opnieuw rechtdoende: