ECLI:NL:GHDHA:2022:1840

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
2200223521
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake mishandeling van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2021. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 dagen, met aftrek van voorarrest, en een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een gebiedsverbod. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, behoudens de straf, en heeft een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren met een proeftijd van 2 jaren geadviseerd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft de straf en de maatregel vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, door haar aan haar haren te trekken en tegen haar hoofd en lichaam te slaan en/of te schoppen. Dit feit is als ernstig beoordeeld, vooral omdat het zich heeft afgespeeld in de veilige omgeving van het huis van het slachtoffer. De verdachte heeft een zorg mijdende houding en wordt als wantrouwend bestempeld, met een verhoogde kans op recidive. De verdachte heeft echter stappen ondernomen richting behandeling en begeleiding, wat het hof in overweging heeft genomen.

De mediationovereenkomst tussen de verdachte en zijn moeder, waarin de moeder aangeeft dat zij wil dat de verdachte geholpen wordt en niet gestraft, heeft ook een rol gespeeld in de beslissing van het hof. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een deels onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft het bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en behandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002235-21
Parketnummer: 09-075413-21
Datum uitspraak: 22 september 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboortestad] op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 dagen, met aftrek van voorarrest, en een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een gebiedsverbod, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met bevel dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door GGZ reclassering Fivoor.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de kwalificatie, de straf, de maatregel en de strafmotivering.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn moeder.

Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, door haar aan haar haren te trekken en tegen haar hoofd en lichaam te slaan en/of te schoppen. Dit is een ernstig feit. Door zo te handelen heeft de verdachte het slachtoffer nodeloos pijn en letsel bezorgd en een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het feit heeft zich bovendien afgespeeld in het huis van het slachtoffer, bij uitstek een plek waar zij zich veilig hoort te voelen.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 23 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte een keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op alle in het dossier bevindende persoonsrapportages over de verdachte. Uit het meest recente rapport van GGZ reclassering Fivoor (hierna: Fivoor) van 29 maart 2022 blijkt onder meer dat er sprake is van psychische en forse systeemproblematiek. De verdachte heeft een zorg mijdende houding en wordt als wantrouwend bestempeld. De kans op recidive wordt als meer dan gemiddeld ingeschat. De verdachte is gebaat bij behandeling en hulpverlening op het gebied van financiën en het verkrijgen van (begeleide) woonruimte. Behandeling in een ambulant kader wordt wenselijk en haalbaar geacht, mits de verdachte aan afspraken wordt herinnerd en hier praktische ondersteuning bij krijgt. De reclassering adviseert het hof een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden.
Namens Fivoor is mevrouw [naam] ter zitting in hoger beroep verschenen als deskundige. Zij heeft verklaard dat het reclasseringstoezicht ongeveer drie maanden geleden is gestart en dat verdachte goed in beeld is. De verdachte heeft op eigen initiatief al stappen ondernomen bij Stichting Perspektief en krijgt binnenkort bericht over een woning. Fivoor adviseert het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in voornoemd rapport, behoudens de oplegging van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname.
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij wil meewerken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij heeft reeds op eigen initiatief contact opgenomen met Stichting Perspektief in het kader van begeleid wonen en krijgt daar volgende week nader bericht over. Hij heeft op dit moment geen dagbesteding, maar dat komt omdat zijn begeleider heeft geadviseerd eerst de ontwikkelingen wat betreft zijn huisvesting af te wachten. Als dat geregeld is, wil de verdachte graag een kortdurende mbo-opleiding volgen, zodat hij kan gaan werken. De verdachte staat nog steeds onder bewind bij zijn moeder, maar er zijn plannen om dit over te hevelen naar een instantie. Het contact met de moeder is verbeterd en de verdachte benadrukt nogmaals dat hij spijt heeft van het feit.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de mediationovereenkomst die tussen de verdachte en zijn moeder is gesloten op 26 augustus 2022 in het kader van deze strafzaak. Hieruit volgt dat de moeder van de verdachte wil dat de verdachte wordt geholpen en niet wordt gestraft en dat het locatieverbod wordt opgeheven. De verdachte heeft aangegeven de behandeling en begeleiding serieus te nemen en zich hieraan te zullen houden. Partijen verzoeken het hof rekening te houden met de afspraken die tussen hen in het kader van deze mediation zijn gemaakt.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat de ernst van onderhavig feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De duur van de in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht het hof evenwel onevenredig zwaar, gelet op de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden, de veranderde meewerkende houding van de verdachte ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarden en met name de geslaagde mediationovereenkomst, acht het hof het thans niet meer passend dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daarom zal het hof overgaan tot het opleggen van een taakstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur – gelijk aan - bij omrekening - de duur van de voorlopige hechtenis – een passende en geboden reactie vormt. Het hof acht het voorts noodzakelijk dat aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Het hof zal zich hieromtrent grotendeels aansluiten bij het rapport van Fivoor van 29 maart 2022.
De door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel (bestaande uit een locatieverbod rond de woning van de moeder van verdachte), die door de politierechter dadelijk uitvoerbaar is verklaard, acht het hof niet langer opportuun.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie, de straf, de maatregel en de strafmotivering en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
12 (twaalf) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
6 (zes) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
verplicht is zich te melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door de forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan (nadere) diagnosiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
zal verblijven bij Stichting Perspektief of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
zich houdt aan de ambulante begeleiding die geboden wordt door Stichting Perspektief, minimaal totdat er een traject ten aanzien van begeleid wonen is gestart.
Geeft
opdracht aan de reclasseringtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.C. Bruining, in bijzijn van de griffier mr. L.E. Hollander.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2022.