ECLI:NL:GHDHA:2022:1770
Gerechtshof Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en verzoek tot schorsing in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die gedetineerd is in PI Rijnmond – HvB De IJssel. De rechtbank Rotterdam had op 7 juli 2022 de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 90 dagen. De verdachte heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de verdachte, zijn advocaat mr. O. Saki en de advocaat-generaal mr. I.J.E.H.C. Degeling gehoord.
Het hof stelt vast dat er geen wettelijke bepaling is die een termijn van 30 dagen voor de behandeling van het hoger beroep vereist, maar dat een appel zo spoedig mogelijk behandeld dient te worden. De raadsvrouw had zelf verzocht om de zaak op 1 september 2022 te behandelen, wat is gebeurd. De verdediging betoogde dat de rechtbank ten onrechte de vordering gevangenhouding heeft toegewezen, omdat er geen ernstige bezwaren zouden zijn ten aanzien van de Opiumwetfeiten. Het hof oordeelt dat de ernstige bezwaren ontbreken voor feit 1, omdat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de verdovende middelen.
Het hof is van mening dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist over de ernstige bezwaren voor de feiten 2 en 3. Het hof wijst erop dat het handelen van de verdachte wijst op een overdracht tussen hem en de medeverdachte, waarbij de verdachte geld aanlevert en de medeverdachte de verdovende middelen. Het hof concludeert dat er een risico op herhaling bestaat, wat de noodzaak van voorlopige hechtenis onderstreept.
Daarnaast heeft de verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, onder andere omdat hij zorg voor zijn zieke familie wil dragen. Het hof overweegt dat het belang van de strafvordering zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij schorsing, gezien de ernst van de feiten. Het verzoek tot schorsing wordt afgewezen. Het hof wijst zowel het hoger beroep als het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis af.