ECLI:NL:GHDHA:2022:1726

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
2200084022
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel aan ongewenst vreemdeling wegens diefstal en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Somalië in 1983 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, is beschuldigd van diefstal en witwassen. De tenlastelegging omvatte diefstal van brillen en verzorgingsproducten bij respectievelijk Pearle Opticiens en Etos, alsook het witwassen van sieraden van de HEMA. De rechtbank had eerder een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, welke de verdachte in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte brillen heeft gestolen bij Pearle Opticiens. De verdachte heeft de medewerkster afgeleid terwijl de medeverdachte de brillen wegnam. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de diefstal van de brillen, maar niet voor de diefstal bij Etos, waarvoor de verdachte is vrijgesproken. Wat betreft het witwassen van de sieraden, oordeelt het hof dat de verdachte niet kan verklaren waar de sieraden vandaan komen, wat leidt tot de conclusie dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft geen verblijfsstatus in Nederland, wat het risico op recidive vergroot. Het hof oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en bevestigt de bewezenverklaring van de diefstal en het witwassen, terwijl de verdachte van de tweede tenlastelegging wordt vrijgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000840-22
Parketnummer: 09-312219-21
Datum uitspraak: 8 september 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 maart 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) in het jaar 1983,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 november 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie, althans een of meer brillen (Hugo Boss en/of Tommy Hilfiger en/of Armani), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Pearl Opticien (filiaal Alphons Diepenbrockhof 48 A), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 16 november 2021 te 's-Gravenhage verzorgingsproducten (van Nivea en/of Revitalift) en/of potten Magnesium citraat (van Lucovitaal), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Etos B.V. (filiaal Alphons Diepenbrockhof 63), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 16 november 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, van één of meerdere voorwerpen
(31 verpakkingen oorbellen van de Hema),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q deze voorwerpen is/zijn en/of (420bis lid 1 sub a Sr) - dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, (420bis lid 1 sub b Sr)
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden (420quater Sr), dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) (420bis.1 Sr) misdrijf.
Procesgang
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren opgelegd. Voorts zijn in eerste aanleg de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder
4 tot en met 20 op de beslaglijst, verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de tenlastegelegde feiten
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken nu er kort gezegd onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De raadsvrouw heeft haar betoog nader onderbouwd in haar pleitnota.
Het hof overweegt het volgende.
Feit 1 – diefstal bij Pearle Opticiens
Uit de bewijsmiddelen blijkt de volgende gang van zaken. Aangever [aangever], franchise-eigenaar van de Pearle Opticiens vestiging aan de Alphons Diepenbrockhof in Den Haag, heeft op 16 november 2021 aangifte gedaan van de diefstal van drie brilmonturen. Hij heeft verklaard dat er die dag twee mannen de winkel binnenkwamen: een kale man en een man met donker haar. De kale man liep naar het rek met de dure brillen, de andere man bleef bij de balie staan en maakte een afspraak met de collega van aangever voor een oogmeting. Daarbij gaf de man met het donkere haar de naam “[naam]” op. Vervolgens verlieten beide mannen de winkel. Kort daarna kwamen ze weer terug en wilde de man met het donkere haar zijn afspraak verzetten. Aangever heeft de camerabeelden bekeken en daarop gezien dat de kale man drie brillen pakt en in zijn zak stopt.
Hoofdagent [hoofdagent] heeft eveneens de camerabeelden bekeken en zijn waarneming beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. In dit proces-verbaal wordt het volgende vermeld. [hoofdagent] herkent de twee mannen als zijnde de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Te zien is dat de verdachte naar de medewerkster liep en met haar in gesprek ging. [medeverdachte]liep naar de stelling met de brillen en stopte twee brillen in zijn zak. De verdachte probeerde contact te maken met [medeverdachte]. Vervolgens verlieten [medeverdachte] en de verdachte samen de winkel. Kort daarna kwam eerst [medeverdachte] weer in de winkel, gevolgd door de verdachte. [medeverdachte] maakte contact met de verdachte. [medeverdachte] pakte een derde bril uit een stelling en stopte deze in zijn rechter jas/broekzak. Vervolgens liepen [medeverdachte] en de verdachte samen naar buiten.
De verdachte heeft erkend dat hij met [medeverdachte] die dag twee keer in de Pearle vestiging is geweest, dat hij met de medewerkster van Pearle een afspraak heeft gemaakt voor een oogmeting en dat hij hierbij een andere naam dan zijn eigen naam heeft opgegeven. Beide keren ziet hoofdagent [hoofdagent] op de beelden dat er een of meerdere brillen worden weggenomen. Bij de medeverdachte zijn kort daarna twee brillen aangetroffen, afkomstig van Pearl.
Conclusie
De verdachte en [medeverdachte] zijn kennelijk met een vooropgezet plan om brillen te stelen, de vestiging van Pearle binnen gegaan en hebben daar vervolgens ook brillen weggenomen. De verdachte was degene die het personeelslid afleidde met als smoes het maken dan wel verzetten van een afspraak. [medeverdachte] was degene die de brillen wegnam. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm is er sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte is naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat er sprake is van medeplegen. Het verweer wordt verworpen.
Feit 2 – diefstal bij Etos
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde diefstal. De goederen die bij de verdachte zijn aangetroffen zijn getoond aan een medewerkster van Etos. Zij heeft de getoonde goederen vergeleken met de winkelvoorraad en gaf aan dat ze van de getoonde goederen per product precies de aantallen mistte die bij de verdachte zijn aangetroffen. Zij kon echter niet aangeven op welke datum de goederen zouden zijn weggenomen. Reeds om die reden kan het hof niet tot een bewezenverklaring van dit feit komen, aangezien het dossier geen bewijsmiddel bevat waaruit volgt dat de diefstal op of omstreeks 16 november 2021 heeft plaatsgevonden, zoals ten laste is gelegd. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3 – witwassen van sieraden
In de rugzak van de verdachte zijn dertig verpakkingen sieraden aangetroffen, afkomstig van de HEMA, waaraan de originele prijskaartjes bevestigd waren. De totale waarde van de sieraden was € 262,-. De verdachte heeft geen verblijfsstatus (meer) in Nederland en is ongewenst vreemdeling. Tegenover de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij geen inkomen heeft. Het feit dat in zijn rugzak een grote hoeveelheid sieraden van in totaal een aanzienlijke waarde met daaraan de originele prijskaartjes werd aangetroffen, rechtvaardigt een vermoeden van witwassen. Het is dan aan de verdachte om een verklaring te geven voor de herkomst van die sieraden. De verdachte heeft omtrent die herkomst verschillende verklaringen gegeven. Bij zijn aanhouding heeft hij tegenover de politie verklaard dat hij alles gekocht had. Hij kon evenwel geen bonnetje tonen. In het kader van de toetsing van de rechtmatigheid inverzekeringstelling heeft de verdachte tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij de sieraden al bij zich had toen hij vanuit de opvanglocatie van het Leger des Heils kwam. Tegenover de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij ze van iemand had gekregen. Dat was niet op de dag van de diefstal (het hof begrijpt op grond van de tenlastelegging 16 november 2021), maar een tijd geleden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de sieraden heeft gekregen van [medeverdachte] (het hof begrijpt de medeverdachte [medeverdachte]) op de dag dat ze werden aangehouden (dus op 16 november 2021). Die medeverdachte heeft tegenover de politie op de vraag “Er zijn bij die meneer (het hof begrijpt de verdachte) nog veel meer sieraden aangetroffen. Hoe komt die meneer eraan?” geantwoord: ”Ik weet het niet”. De verklaring van de verdachte dat hij de sieraden van [medeverdachte] gekregen zou hebben op de dag van de aanhouding, is in strijd met zijn eerdere verklaringen, vindt geen enkele steun in het dossier en wordt weersproken door [medeverdachte] zelf. Gelet hierop is die verklaring dan ook op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het openbaar ministerie bij deze stand van zaken niet gehouden nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gegeven alternatieve herkomst. Immers, ook wanneer de verdachte de sieraden van deze medeverdachte heeft gekregen om ze voor hem te bewaren, zoals hij heeft verklaard, heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het gaat om goederen waaraan nog de originele prijskaartjes bevestigd waren. De medeverdachte is net als de verdachte dakloos en heeft geen uitkering. Noch bij de verdachte noch bij de medeverdachte is een bonnetje aangetroffen, waaruit blijkt dat de sieraden betaald en daarmee rechtmatig verkregen zijn. Ook uitgaande van de verklaring die de verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, heeft hij bij de verwerving van de sieraden dan ook minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ze van misdrijf afkomstig waren. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks16 november 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,drie
, althans een of meerbrillen (Hugo Boss en
/ofTommy Hilfiger en
/ofArmani),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
Pearl OpticienPearle Opticiens(filiaal Alphons Diepenbrockhof 48 A)
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks16 november 2021 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland, van één of meerdere voorwerpen
(3130verpakkingen oorbellen van de Hema
),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q deze voorwerpen is/zijn en/of (420bis lid 1 sub a Sr) - dit voorwerp c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, (420bis lid 1 sub b Sr)
terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoeden (420quater Sr),dat
dit voorwerp c.q.die voorwerpen
,onmiddellijk of middellijk, afkomstig
was/waren uit enig
(eigen) (420bis.1 Sr)misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van merkbrillen bij een opticien. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen veroorzaken overlast, ergernis en financiële schade. De verdachte heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld en geen oog gehad voor de nadelige gevolgen voor het slachtoffer.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het witwassen van dertig pakjes oorsieraden. Aldus heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Beide feiten betreffen een misdrijf, waarvoor op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste lid onder a respectievelijk b, van het Wetboek van Strafvordering, voorlopige hechtenis is toegelaten.
Blijkens een hem betreffend – 17 pagina’s tellend – uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 augustus 2022, is de verdachte vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. In de vijf jaren voorafgaand aan de in deze zaak bewezen verklaarde feiten is hij ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Deze straffen waren tenuitvoergelegd voordat de in deze zaak bewezen verklaarde feiten werden gepleegd.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Leger des Heils van 30 november 2021, opgesteld door reclasseringswerker P. Baak. Uit het advies blijkt onder meer dat de verdachte al jaren in Nederland als ongewenst vreemdeling verblijft. De verdachte kan niets opbouwen in Nederland en ziet niets in de terugkeer naar Somalië. De verdachte heeft bij de reclassering erkend dat hij delicten pleegt om te overleven. Hij heeft geen stabiele huisvesting, geen zinvolle dagbesteding, geen inkomen en geen toereikend, positief sociaal steunnetwerk en door zijn uitzichtloze situatie ervaart hij psychosociale klachten. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Een reguliere ISD-maatregel is volgens de reclassering door zijn verblijfsstatus niet aan de orde. Een ISD-VRIS (ISD-maatregel voor vreemdelingen) daarentegen wel, maar de reclassering noemt daarbij dat de haalbaarheid van een terugkeer naar Somalië zeer onzeker is, gelet op de informatie vanuit de IND en de landeninformatie van Dienst Terugkeer en Vertrek en de onwilligheid van de verdachte om terug te keren.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft S.A.L. Knibbe van de Reclassering Leger des Heils als deskundige verklaard dat bij oplegging van een ISD-VRIS maatregel zal worden uitgezocht wat de mogelijkheden zijn om de verdachte terug te laten keren naar Somalië. Voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep heeft het hof via de advocaat-generaal nadere informatie hierover ontvangen. Hieruit volgt kort gezegd dat de kans op vertrek vanuit Nederland afneemt als de verdachte zijn medewerking daaraan weigert, maar niet volledig is uitgesloten.
Gelet op het voorgaande – het strafblad van de verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies – dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De eerder aan de verdachte opgelegde straffen hebben niet geleid tot het voorkomen van recidive.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat oplegging van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 jaren passend en geboden is, zonder aftrek van voorarrest, nu de veiligheid van goederen zulks eist.
Het hof stelt gelet op het voorgaande vast dat is voldaan aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel.
Het door de raadsvrouw aangevoerde brengt het hof niet tot een ander oordeel. Dat er gedurende de ISD-maatregel zal worden getracht de verdachte uit te zetten naar Somalië en dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat terugkeer niet mogelijk blijkt, gelet op de mislukte pogingen eerder daartoe en de weigerende houding van de verdachte - en dat als gevolg daarvan oplegging van een ISD-maatregel in dit geval mogelijk neerkomt op een kale detentie -, doet aan de wenselijkheid van oplegging van de ISD-maatregel niet af. De ISD-maatregel strekt immers volgens de bewoordingen van het tweede lid van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zowel tot beveiliging van de maatschappij als tot beëindiging van de recidive door de verdachte. Gezien het hoge recidiverisico ziet het hof geen andere mogelijkheid om de maatschappij tegen het plegen van strafbare feiten door de verdachte te beschermen dan door het opleggen aan de verdachte van een ISD-maatregel, waardoor voortzetting van het criminele gedragspatroon van de verdachte door vrijheidsbeneming feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.
Beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze zijn vermeld onder
4 tot en met 20 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu zij geheel of grotendeels door het onder 3 bewezenverklaarde zijn verkregen en niet kan worden vastgesteld aan wie de voorwerpen toebehoren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 38m, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 3 STK Sieraad (Omschrijving: 2680970, oorbellen);
  • 4 STK Sieraad (Omschrijving: 2680973, oorbellen);
  • 2 STK Sieraad (Omschrijving: 2680979, oorbellen);
  • 3 STK Sieraad (Omschrijving: 2680981, oorbellen);
  • 3 STK Sieraad (Omschrijving: 2680982, oorbellen);
  • 2 STK Sieraad (Omschrijving: 2680983, oorbellen);
  • 2 STK Sieraad (Omschrijving: 2680987, oorbellen);
  • 2 STK Sieraad (Omschrijving: 2680988, oorbellen);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680989, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680990, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680991, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680993, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680994, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680995, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680997, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680998, oorbel);
  • 1 STK Sieraad (Omschrijving: 2680999, oorbel).
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. M.C. Bruining, in bijzijn van de griffier mr. N. Germeraad-van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 september 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.