ECLI:NL:GHDHA:2022:1706

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
200.293.723/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van garanties in koopovereenkomst bij overname aandelen in besloten vennootschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] Beheer B.V. en [X] Tanktransporten B.V. tegen [Y] Holding B.V. over de schending van garanties in een koopovereenkomst. De koopovereenkomst betrof de overname van aandelen in [Y] International B.V. door [X] Moerdijk B.V. In de overeenkomst zijn garanties opgenomen door de verkoper, [Y] Holding. Na de overname ontving [X] Moerdijk een aanmaning voor openstaande facturen van in totaal € 29.823,24, die betrekking hadden op servicekosten. [X] Beheer c.s. stelde [Y] Holding aansprakelijk voor deze kosten op basis van de schending van de garanties in de koopovereenkomst en de informatieplicht uit de intentieovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering van [X] Beheer c.s. afgewezen, en ook het hof heeft de vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat de garanties niet zijn geschonden, omdat de facturen van DHG na de koopovereenkomst zijn ontvangen en [Y] Holding niet bekend was met deze vorderingen op het moment van de overeenkomst. Het hof concludeert dat er geen schending van de garanties is en dat de vordering van [X] Beheer c.s. niet toewijsbaar is.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.293.723/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/594079 / HA ZA 20-328
Arrest van 19 juli 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[X] Beheer B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [X] Tanktransporten B.V., als rechtsopvolger krachtens fusie van
[X] Moerdijk B.V.en
[Y] Trucking B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.C. van Paridon kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[Y] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.J.M. Gerritsen kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal appellanten hierna gezamenlijk [X] Beheer c.s., en afzonderlijk [X] Beheer en [X] Tanktransporten noemen. [X] Moerdijk B.V. en [Y] Trucking B.V. zullen hierna [X] Moerdijk respectievelijk [Y] Trucking worden genoemd.
Geïntimeerde zal hierna [Y] Holding worden genoemd.

1.De zaak in het kort

Tussen [X] Moerdijk (als koper) en [Y] Holding (als verkoper) is een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de overname van de aandelen in [Y] International B.V. In de overeenkomst zijn garanties afgegeven door de verkoper. Na de overname ontving [X] Moerdijk een tweetal aanmaningen, die betrekking hadden op facturen gericht aan [Y] International (en haar dochtervennootschap [dochtervennootschap] B.V.) ter zake van afrekening servicekosten ten bedrage van in totaal € 29.823,24. [X] Beheer c.s. heeft [Y] Holding voor dit bedrag aansprakelijk gesteld op grond van schending van de garanties in de koopovereenkomst. Daarnaast stelt [X] Beheer c.s. zich op het standpunt dat [Y] Holding aansprakelijk is omdat zij tekortgeschoten is in de nakoming van haar informatieverplichting in de tussen [X] Beheer en [Y] Holding (voorafgaand aan de overname) gesloten intentieovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering van [X] Beheer c.s. afgewezen. Ook het hof wijst de vordering af.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 februari 2021, waarmee [X] Beheer c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 november 2020;
  • het arrest van dit hof van 8 juni 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
  • de akte tot schorsing & hervatting c.q. partijwisseling/rectificatie van [X] Beheer c.s.;
  • de memorie van grieven tevens inhoudende akte wijziging van eis van [X] Beheer c.s., met producties;
  • de antwoordakte schorsing & hervatting c.q. partijwisseling/rectificatie van [Y] Holding;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel appel (voorwaardelijk) van [Y] Holding;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van [X] Beheer c.s.
2.2
Op 3 juni 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Aan het eind van de mondelinge behandeling is een datum voor arrest bepaald.

3.Feiten

3.1
[X] Beheer en [Y] Holding hebben op 24 mei 2018 een intentieovereenkomst (hierna: de intentieovereenkomst) gesloten met betrekking tot de beoogde verkoop en overdracht door [Y] Holding van alle aandelen in [Y] International B.V. (hierna: [Y] International).
3.2
Artikel 1 van deze intentieovereenkomst bevat een informatieplicht voor [Y] Holding, die – voor zover van belang – als volgt luidt:

Verkoper zal, ook als [X] daar niet om vraagt, aan [X] uit eigen beweging al die informatie verstrekken die voor [X] van wezenlijk belang is of kan zijn bij haar beslissing omtrent de door haar eventueel te realiseren overname.
3.3
Op 25 oktober 2018 hebben [X] Moerdijk en [Y] Holding een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten met betrekking tot de daadwerkelijke verkoop en overdracht van alle aandelen in [Y] International door [Y] Holding aan [X] Moerdijk. [Y] International is houder van alle aandelen in Meijdert Trucking en [dochtervennootschap] B.V. (hierna: [dochtervennootschap] ). De overdracht van de aandelen heeft plaatsgevonden op 16 april 2019.
3.4
In de koopovereenkomst zijn diverse garanties opgenomen. De koopovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 5 – Garanties
5.1
Verkoper garandeert koper met betrekking tot de aandelen van de vennootschap dat;
(…)
H. hij, verkoper, of enige derde jegens de vennootschap generlei aanspraak kan doen op gelden dan wel op uitkeringen van dividend of reserves;
(…)
J. hem geen andere verplichtingen of claims ten laste van de vennootschap bekend zijn, dan die welke uit de jaarrekening blijken en dat de vennootschap zich op generlei wijze heeft verbonden voor schulden van derden;
K. er geen procedures door de vennootschap worden gevoerd en dat geen feiten of omstandigheden bekend zijn die tot een procedure zouden kunnen leiden;
(…)
Artikel 6 – Schadevergoeding
6.1
Onder voorbehoud van de beperkingen zoals vermeld in artikel 7 van deze overeenkomst verbindt de verkoper zich ertoe de koper dan wel diens rechtsopvolger of, naar keuze van de koper dan wel diens rechtsopvolger, de vennootschap te vergoeden voor:
1. schade die de vennootschap of de koper lijdt door een inbreuk op de garanties, zoals weergegeven in artikel 5 van deze overeenkomst en die zij niet geleden zouden hebben indien de garanties juist en nauwkeurig geweest zouden zijn;
(…).
6.3
De schade zoals bedoeld in artikel 6.1 van deze overeenkomst wordt slechts vergoed indien de schade – alle incidenten tezamen – een totaal bedrag van EUR 5.000,- (zegge: vijf duizend euro) te boven gaat.
3.5
[X] Moerdijk en [Y] Holding hebben op 15 november 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarvan artikel 17, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

Partijen (...) verlenen elkaar reeds nu voor het moment waarop het bepaalde in deze overeenkomst zal zijn uitgevoerd, over en weer algehele en finale kwijting terzake van al hetgeen zij van elkaar te vorderen (mochten) hebben uit hoofde van de Koopovereenkomst en de Managementovereenkomst, en/of de beëindiging daarvan, met uitzondering van de in de Managementovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbepaling.
3.6
Op 23 december 2019 heeft [Y] International van een derde (DHG) twee aanmaningen, waarvan één gericht aan [dochtervennootschap] , ontvangen met betrekking tot servicekosten over 2016 in verband met een (in het verleden) door [Y] International respectievelijk [dochtervennootschap] gehuurde bedrijfsruimte, voor een totaalbedrag van € 29.823,24.
3.7
[Y] International is per 27 december 2019 door fusie opgegaan in [Y] Trucking.
3.8
[X] Moerdijk en [Y] Trucking zijn na het bestreden vonnis – per 30 december 2020 – door fusie opgegaan in [X] Tanktransporten.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[X] Beheer c.s. heeft [Y] Holding gedagvaard en, samengevat, na vermeerdering van eis gevorderd: I.
primair: voor recht te verklaren dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst; II.
subsidiair: voor recht te verklaren dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de intentieovereenkomst; III. [Y] Holding te veroordelen tot vergoeding van de schade
primairvan € 29.823,24 en
subsidiairvan € 24.647,31 en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.073,23, een en ander te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente; en met veroordeling van [Y] Holding in de kosten van het geding met nakosten.
4.2
[Y] Holding heeft op haar beurt in reconventie – samengevat – na vermeerdering van eis gevorderd: I. voor recht te verklaren dat [X] Beheer c.s. in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv; II. voor recht te verklaren dat de vorderingen van [Y] Trucking en [X] Moerdijk zijn vervallen; III. voor recht te verklaren dat [X] Moerdijk en [Y] Holding elkaar finale kwijting hebben verleend ter zake van de koopovereenkomst, met veroordeling van [X] Beheer c.s. in de kosten van het geding met rente en nakosten.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [X] Beheer c.s. (in conventie) afgewezen en [X] Beheer c.s. in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X] Moerdijk geen vordering kan ontlenen aan de koopovereenkomst gezien de in de vaststellingsovereenkomst verleende finale kwijting over en weer. Ten aanzien van de vordering van [X] Beheer, die gegrond is op de intentieovereenkomst, oordeelt de rechtbank dat niet is onderbouwd dat [X] Beheer schade heeft geleden.
4.4
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [Y] Holding – gelet op het oordeel in conventie – bij gebrek aan belang afgewezen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[X] Beheer c.s. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd. [X] Beheer c.s. heeft haar eis gewijzigd en vordert in hoger beroep:
  • primairartikel 17 van de vaststellingovereenkomst op grond van dwaling ex artikel 6:228 BW te vernietigen en aldus voor recht te verklaren dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst,
  • subsidiairvoor recht te verklaren dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de intentieovereenkomst en
  • veroordeling van [Y] Holding tot vergoeding van de schade
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren/grieven van [X] Beheer c.s. op het volgende. [X] Beheer c.s. stelt zich allereerst op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de in eerste aanleg overgelegde akte wijziging van eis niet heeft toegestaan. [X] Beheer c.s. wenst die wijziging van eis in hoger beroep alsnog naar voren te brengen, en verzoekt het hof de in artikel 17 van de vaststellingsovereenkomst opgenomen finale kwijting te vernietigen, waarna haar beroep op de in de koopovereenkomst overeengekomen garanties alsnog beoordeeld dient te worden. [X] Beheer c.s. grieft daarnaast tegen het oordeel (in rov. 4.7) van de rechtbank dat [X] Beheer niet heeft onderbouwd dat zij schade zou hebben geleden als gevolg van de tekortkoming in de in de intentieovereenkomst opgenomen informatieplicht.
5.3
[Y] Holding concludeert in principaal hoger beroep tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, en vordert in incidenteel hoger beroep hetzelfde als bij de rechtbank, een en ander met veroordeling van [X] Beheer c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.

6.Beoordeling in hoger beroep

Partijwisseling: niet-ontvankelijkheid [X] Moerdijk en [Y] Trucking?

6.1
[X] Beheer c.s. heeft, nadat de hoger beroep procedure aanhangig is gemaakt, het hof verzocht – bij akte schorsing & hervatting c.q. partijwisseling/rectificatie – om de procedure door [X] Tanktransporten te laten voortzetten in de stand waarin deze zich bevindt, in de plaats van [X] Moerdijk en [Y] Trucking die in eerste aanleg het geding voerden als (eisende) partijen en die als gevolg van fusie zijn opgegaan in [X] Tanktransporten.
6.2
[Y] Holding heeft hiertegen bij antwoordakte aanvankelijk bezwaar gemaakt, maar haar bezwaar tegen de partijwisseling tijdens de mondelinge behandeling (zie 2.2) ingetrokken.
6.3
Het hof wijst het verzoek van [X] Beheer c.s. tot partijwisseling toe. De partijwisseling is niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde gelet op de achtergrond van de partijwisseling (wegens juridische fusie) en het moment waarop dit in het geding naar voren is gebracht (tegelijk met de memorie van grieven). Het hof zal in het hiernavolgende dan ook uitgaan van de procespartijen zoals vermeld in de aanhef van dit arrest.
Primaire grondslag: schending garanties koopovereenkomst
6.4
Bij eiswijziging in hoger beroep heeft [X] Beheer c.s. het hof verzocht artikel 17 van de vaststellingsovereenkomst, waarin [X] Moerdijk en [Y] Holding elkaar over en weer finale kwijting verlenen ter zake van (onder meer) de vorderingen uit hoofde van de koopovereenkomst (zie 3.5), te vernietigen op grond van dwaling ex artikel 6:228 BW. Indien het beroep op dwaling zou slagen, zal het hof vervolgens moeten beoordelen of de vordering toewijsbaar is op de primaire grondslag, te weten schending van de garanties in artikel 5.1 van de koopovereenkomst. Het hof ziet aanleiding die vraag eerst te beantwoorden en laat daarbij in het midden of het beroep op dwaling en aldus de vordering tot vernietiging van (de finale kwijting in) artikel 17 van de vaststellingsovereenkomst toewijsbaar is.
6.5
[X] Beheer c.s. stelt zich op het standpunt dat [Y] Holding als verkoper in strijd heeft gehandeld met de door haar in het kader van de overname van de aandelen gegeven garanties, zoals opgenomen in artikel 5.1 onder H, J en/of K van de koopovereenkomst. Zij voert daartoe het volgende aan.
Na de overname is gebleken dat DHG nog een vordering van in totaal € 29.823,24 op [Y] International (en [dochtervennootschap] ) had. Deze vordering zag op vergoeding van servicekosten ter zake van door deze vennootschappen gehuurde bedrijfsruimte van DHG. Volgens [X] Beheer c.s. was voor [Y] Holding ten tijde van de overname voorzienbaar dat uit de eerder gesloten huurovereenkomsten met DHG op enig moment nog een eindafrekening ten aanzien van de servicekosten over bepaalde jaren zou moeten plaatsvinden en daaruit aldus nog vorderingen zouden voortvloeien. [X] Beheer c.s. had hiervan op de hoogte gebracht moeten worden door [Y] Holding. Dat is niet gebeurd. Ook had voor deze voorzienbare vorderingen door [Y] Holding een voorziening op de balans opgenomen moeten worden. Een dergelijke voorziening was er niet. [Y] Holding heeft daarmee een of meerdere van de in de koopovereenkomst overeengekomen garanties geschonden. Op grond van artikel 6.1 van de koopovereenkomst is [Y] Holding daardoor gehouden om aan [X] Moerdijk de schade te vergoeden die zij of de vennootschap ( [Y] International) lijdt door de inbreuk op de garanties en die zij niet geleden zou hebben als de door [Y] Holding gegeven garanties juist en nauwkeurig geweest zouden zijn. De schade betreft het bedrag van de door DHG in rekening gebrachte facturen, aldus [X] Beheer c.s.
6.6
[Y] Holding betwist dat de facturen van DHG een schending van de garanties in artikel 5.1 onder H, J en K van de koopovereenkomst opleveren. Zij voert daartoe (onder meer) aan dat de garanties zien op de situatie ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst op 25 oktober 2018, terwijl de facturen van DHG dateren van 28 november 2018 en dus ruim een maand na het sluiten van de koopovereenkomst zijn ontvangen. [Y] Holding was op dat moment niet bekend met een vordering van DHG en had ook niet kunnen voorzien dat DHG in 2018 nog afrekeningen van servicekosten over 2015 en 2016 zou gaan versturen. Verder betwist [Y] Holding dat [X] Beheer c.s. schade heeft geleden.
6.7
Het hof oordeelt hierover als volgt. De garanties in artikel 5.1 van de koopovereenkomst zijn door [Y] Holding afgegeven op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst op 25 oktober 2018 en zien, bij gebreke van een andersluidend beding in de koopovereenkomst, op de situatie zoals die is op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst. De vraag die beantwoord moet worden is dus of de door [Y] Holding afgegeven garanties in artikel 5.1 onder H, J en/of K juist waren op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst. Het hof is – met [Y] Holding – van oordeel dat deze vraag bevestigend beantwoord moet worden en dat de nadien ontvangen facturen van DHG geen schending van die garanties opleveren. Ter toelichting dient het volgende.
6.8
Het hof is – met [Y] Holding – van oordeel dat de garantie in artikel 5.1 onder H van de koopovereenkomst (uitsluitend) betrekking heeft op aanspraken op uitkeringen van winst of reserves van de verkoper of een derde (zie 3.4). De vorderingen van DHG kwalificeren niet als zodanig want zien op de afrekening van servicekosten en vallen daarmee niet onder deze garantie. Van een schending van de garantie in artikel 5.1 onder H van de koopovereenkomst is reeds om die reden geen sprake.
6.9
In artikel 5.1 onder J van de koopovereenkomst garandeert [Y] Holding dat zij niet bekend is met verplichtingen of claims ten laste van de vennootschap anders dan die welke uit de jaarrekening blijken. Niet is in geschil dat de door [X] Beheer c.s. (na de overname) ontvangen aanmaningen van DHG betrekking hadden op facturen die dateren van 28 november 2018, dus een maand na het sluiten van de koopovereenkomst (met uitzondering van één factuur, zie hierna onder 6.12). Niet gesteld of gebleken is dat [Y] Holding bekend was met deze facturen van DHG op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst op 25 oktober 2018. Dat betekent dat er geen feitelijke bekendheid bij [Y] Holding bestond met de betreffende concrete vorderingen van DHG op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst (hetgeen noodzakelijk is voor een beroep op deze garantie). Verder verwerpt het hof de stelling van [X] Beheer c.s. dat de facturen voorzienbaar waren en dat daarom een voorziening op de balans had moeten worden getroffen. [Y] Holding heeft in de eerste plaats gemotiveerd bestreden dat de facturen voorzienbaar waren. Zij heeft immers aangevoerd dat zij in 2018 geen (hoge) eindafrekening ter zake servicekosten over 2015 en 2016 van DHG behoefde te verwachten, gelet op het lange tijdsverloop en gelet op de voorschotten die zij op basis van het daadwerkelijk verbruik na overleg met DHG sinds 2014 betaalde. Daar komt bij dat, zelfs als voorzienbaar was dat nog een eindafrekening ter zake van servicekosten zou volgen, daarmee niet is gegeven dat die tot een betaling aan DHG zou leiden en een voorziening op de balans had moeten worden opgenomen. [X] Beheer c.s. heeft niet toegelicht waarom een voorziening op de balans aangewezen was. De conclusie van het voorgaande is dat van een schending van de garantie in artikel 5.1 onder J van de koopovereenkomst geen sprake is.
6.1
Uit het voorgaande vloeit voort dat [Y] Holding op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst – bij gebreke van bekendheid met de betreffende facturen van DHG – ook geen bekendheid had met feiten of omstandigheden die tot een procedure zouden kunnen leiden, zodat van een schending van de garantie in artikel 5.1 onder K van de koopovereenkomst evenmin sprake is. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de facturen van DHG tot een procedure hebben geleid of daartoe aanleiding zouden geven. Integendeel, [X] Beheer c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat de facturen van DHG legitiem zijn (in verband met door de vennootschap van DHG afgenomen diensten) en daarvoor betaald dient te worden.
6.11
Het hof merkt hierbij nog op dat voor zover de factuur van DHG van 10 juli 2015 (met vervaldatum 24 juli 2015) ad € 1.210 wel bij [Y] Holding bekend was ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst, daarvoor geldt dat de gevorderde schade niet boven de drempel van € 5.000, zoals opgenomen in artikel 6.3 van de koopovereenkomst, komt en aldus niet voor vergoeding in aanmerking komt.
6.12
De conclusie van het voorgaande is dat de (primaire) vordering van [X] Beheer c.s. op grond van schending van de garanties in de koopovereenkomst niet toewijsbaar is.
Subsidiaire grondslag: schending informatieplicht intentieovereenkomst
6.13
De (subsidiaire) vordering van [X] Beheer c.s. op grond van schending van de informatieplicht in de intentieovereenkomst is evenmin toewijsbaar. Nog daargelaten dat [X] Beheer geen schade heeft geleden als gevolg van een eventuele schending van de informatieplicht omdat zij de aandelen in [Y] International niet heeft gekocht, volgt uit het voorgaande dat [Y] Holding op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst op 25 oktober 2018 niet bekend was met de facturen van DHG. Van een schending van de informatieplicht die voor [Y] Holding zou voortvloeien uit de (daaraan voorafgaand) in het kader van de overname op 24 mei 2018 gesloten intentieovereenkomst is dan ook geen sprake.
Incidenteel hoger beroep
6.14
Het hof komt aan beoordeling van (grief I in) het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep niet toe, omdat de grieven in het principaal hoger beroep geen doel treffen en daarmee de voorwaarde niet is vervuld.
6.15
Grief II in het incidenteel hoger beroep is onvoorwaardelijk ingesteld en richt zich tegen enkele onjuiste feitelijke vaststellingen in het bestreden vonnis. Het hof heeft bij de weergave van de feiten onder 3. rekening gehouden met de opmerkingen die [Y] Holding (in grief II) met betrekking tot de feitenvaststelling door de rechtbank heeft gemaakt, nu deze verder niet ter discussie staan.
Conclusie en proceskosten
6.16
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van [X] Beheer c.s. niet slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. [X] Beheer c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep. Het hof begroot deze aan de zijde van [Y] Holding tot op heden op € 2.106 voor het griffierecht en € 5.047 voor het salaris van de advocaat (3,5 punten x tarief III), totaal € 7.153. De nakosten zullen worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
6.17
Het incidenteel hoger beroep kan evenmin tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Het hof ziet aanleiding [Y] Holding te veroordelen in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep omdat het hof van oordeel is dat zowel de reconventionele vordering (en eisvermeerdering) als het incidenteel hoger beroep onnodig zijn ingesteld, waardoor de wederpartij ( [X] Beheer c.s.) nodeloos op kosten is gejaagd. De door [Y] Holding in reconventie gevorderde verklaringen voor recht betreffen immers niets anders dan verweren die in het geding in eerste aanleg als zodanig naar voren gebracht hadden kunnen (en moeten) worden. Het incidenteel hoger beroep, dat gericht is tegen de afwijzing van de vordering in reconventie, is op dezelfde grond nodeloos ingesteld nu de verweren in het geding ten principale behandeld moeten worden. Aangezien door [X] Beheer c.s. geen grief is gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken compensatie van proceskosten in reconventie, blijft deze beslissing in hoger beroep in stand.

7.Beslissing

Het hof:
In het principaal hoger beroep:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 november 2020;
  • veroordeelt [X] Beheer c.s., hoofdelijk, in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van [Y] Holding tot op heden begroot op € 7.153, en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de betekening van het arrest moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
  • verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
In het incidenteel hoger beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [Y] Holding in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [X] Beheer c.s. tot op heden begroot op € 2.523,50;
  • verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. de Heer, M.E. Honée en R.M. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.