ECLI:NL:GHDHA:2022:1704

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
2200368820
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, (vuur)wapenbezit en het medeplegen van witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, (vuur)wapenbezit en het medeplegen van witwassen. Het hof heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 28 januari 2022, met een tussenarrest op 4 februari 2022 en een vervolg op 12 juli 2022. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 maanden, met een geldboete van € 40.000,00. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehonoreerd, maar heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 42 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het bezit van een vuurwapen. De verdachte heeft zich inlaten met deze praktijken uit financiële noodzaak, wat het hof zwaar heeft meegewogen in de strafmotivering. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen, waarbij de auto van de verdachte werd onttrokken aan het verkeer en de iPhone 11 pro aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003688-20
Parketnummer: 10-960052-20
Datum uitspraak: 26 juli 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko)
op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 januari 2022 en – na tussenarrest op 4 februari 2022 – op 12 juli 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 13 juni 2020 te Maastricht althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 24,7 kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 9 mei 2020 tot en met 13 juni 2020 te Maastricht althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), van een of meerdere (contant(e) geldbedrag(en), voor een (totaal)bedrag van (ongeveer) 542.585,00 euro, althans van enig(e) (contant(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedrag(en) is/was en/of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat de/het hiervoor genoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij,
op of omstreeks 13 juni 2020 te Maastricht, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (vuur)wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, 19X, 9x19mm)
en/of een (bijbehorend) patroonmagazijn,
en/of (daarbij bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 17 kogelpatronen;
voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 65 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 40.000,00, te vervangen door hechtenis indien de geldboete niet wordt betaald.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer tot bewijsuitsluiting en verzoek tot aanhouding
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim door het openbaar ministerie door - ook niet na herhaalde verzoeken van de verdediging - het niet voegen van de stukken waaruit kort gezegd blijkt of de startinformatie wel of niet in encrypted berichtenverkeer ligt en waarop de in de startinformatie geformuleerde verdenking gebaseerd is. Gelet ook op het in artikel 6 EVRM neergelegde beginsel van equality of arms dient al het bewijs dat is verkregen op basis van deze niet toetsbare verdenking daarom te worden uitgesloten. De raadsman heeft hieraan nog toegevoegd dat het openbaar ministerie thans in elk geval antwoord dient te geven op de vraag of het onderzoek waarop de informatie uit het afschermproces-verbaal is gebaseerd nog steeds afgeschermd dient te blijven. Indien dat niet het geval is, dient het openbaar ministerie alsnog aan te geven waar de verdenking op is gebaseerd en of deze informatie (mede) is gebaseerd op encrypted berichtenverkeer. In afwachting van deze informatie dient de behandeling van de zaak te worden aangehouden.
Het verzoek van de raadsman, bij pleidooi herhaald, om voeging aan het dossier van stukken en het verzoek om informatie over de noodzaak om het brononderzoek van de TCI-informatie nog langer af te schermen en in afwachting daarvan de zaak aan te houden, wordt afgewezen. Het verzoek is ter terechtzitting behandeld en afgewezen en er zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden ter onderbouwing aangevoerd die tot een ander oordeel nopen.
Het hof overweegt voorts als volgt.
De politie heeft op 9 mei 2020 twee processen-verbaal met TCI-informatie, afkomstig uit een ander lopend opsporingsonderzoek, ontvangen. De eerste TCI-melding betrof de (volledige) naam van de verdachte en informatie omtrent de strafbare activiteiten waar hij zich mee bezig zou houden, namelijk (grootschalig) witwassen en handel in verdovende middelen. De tweede TCI-melding betrof telefoon- en IMEI-nummers waarvan de verdachte gebruik zou maken.
Naar aanleiding van deze TCI-informatie is onderzoek gedaan in de politiesystemen. Dit heeft geleid tot een proces-verbaal van verdenking op basis waarvan vervolgens bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, waaronder een stelselmatige observatie van de verdachte en telefoontaps.
Vervolgens is op basis van alle daarmee verkregen onderzoeksresultaten een machtiging tot binnentreden afgegeven en heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte en in een bij de verdachte in gebruik zijnde auto, waarbij onder andere de tenlastegelegde verdovende middelen en geld in beslag zijn genomen.
Het hof overweegt met de rechtbank dat een verdenking van overtreding van de Opiumwet reeds kan worden aangenomen op basis van informatie verkregen uit een ander opsporingsonderzoek, vervat in TCI processen-verbaal. Dergelijke informatie, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, vormt een afdoende basis voor de ingezette dwangmiddelen. Onder omstandigheden kan dit anders zijn, met name als een verdachte een verklaring aflegt die, al dan niet in samenhang met andere informatie in het dossier, een begin van aannemelijkheid laat ontstaan dat de betreffende (start)informatie onjuist of onvolledig is, of anderszins een verkeerde voorstelling van zaken geeft. De verdachte heeft na zijn aanhouding en tot de behandeling van de zaak in eerste aanleg zich echter voor het merendeel op zijn zwijgrecht beroepen. Ook nadien heeft hij geen informatie verstrekt die enig reëel aanknopingspunt biedt voor verder onderzoek op dit punt.
Dit alles leidt ertoe dat de startinformatie op basis waarvan de hiervoor genoemde opsporingsmiddelen zijn ingezet voldoende betrouwbaar, concreet en specifiek was. Van een onherstelbaar vormverzuim is geen sprake, omdat de betreffende bijzondere opsporingsmiddelen op goede gronden zijn ingezet. Mede op basis van de hieruit verkregen informatie heeft een doorzoeking plaatsgevonden. Dit alles maakt dat de bewijsmiddelen op een rechtmatige wijze zijn verkregen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op
of omstreeks13 juni 2020 te Maastricht
althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 24
,7kilogram cocaïne (netto gewicht
), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
in
of omstreeksde periode van 9 mei 2020 tot en met 13 juni 2020 te Maastricht
althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althanszich schuldig heeft
/hebbengemaakt aan witwassen,
althans aan schuldwitwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), van een
of meerdere (contant
(e)geldbedrag
(en), voor een (totaal)bedrag van
(ongeveer)542.485,00euro,
althans van enig(e) (contant(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
en/ofverborgen en
/ofverhuld heeft wie de rechthebbende
(n) op bovenomschreven geldbedrag(en) is/was
en/of wie bovenomschreven geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en
/of
dit
/dezegeldbedrag
(en) heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s), wist(en),
althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden,dat
de/het hiervoor genoemde geldbedrag
(en)- onmiddellijk of middellijk -
(deels)afkomstig was
/warenuit enig misdrijf;
3.
hij,
op
of omstreeks13 juni 2020 te Maastricht,
althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een
(vuur
)wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, 19X, 9x19mm)
en
/ofeen
(bijbehorend
)patroonmagazijn,
en
/of (daarbij bijbehorende
)munitie van categorie III, te weten 17 kogelpatronen;
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van witwassen.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een
aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, (vuur)wapenbezit en het medeplegen van witwassen.
De aangetroffen hoeveelheid cocaïne is een dusdanige hoeveelheid dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Verspreiding en handel in verdovende middelen gaan – zo is algemeen bekend – gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Ook de verdachte maakte zich aan meer vormen van ernstige criminaliteit schuldig. Hij had tevens een vuurwapen, munitie en een grote som contant geld aanwezig. Door het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie wordt de maatschappelijke veiligheid ernstig aangetast, nu deze wapens en munitie kunnen worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en heeft eveneens een maatschappelijk ontwrichtend effect.
De verdachte heeft zich willens en wetens ingelaten met deze praktijken, naar eigen zeggen omdat hij zich daartoe financieel gedwongen zag. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Hierbij overweegt het hof dat een gevangenisstraf van 65 maanden, zoals geëist, zonder meer een passend uitgangspunt is, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op het beperkte strafblad en de – gewijzigde – persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof vanuit het oogpunt van speciale preventie een lagere gevangenisstraf opleggen met een fors voorwaardelijk deel als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De proeftijd zal worden bepaald op drie jaren. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het eveneens vanuit het oogpunt van speciale preventie niet opportuun om – naast de op te leggen gevangenisstraf – een geldboete op te leggen.
Beslag
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg afstand gedaan van alle inbeslaggenomen goederen, met uitzondering van de auto (nummer 1 van de beslaglijst) en de telefoon; iPhone 11 pro (nummer 7 van de beslaglijst). Het hof dient dan ook alleen een beslissing te nemen over deze goederen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de auto en de telefoon dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft verzocht de beslissing van de rechtbank op de inbeslagname van de iPhone 11 pro in stand te houden. Voor het overige beslag heeft de verdediging zich gerefereerd.
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto dient te worden onttrokken aan het verkeer. In deze auto bevindt zich een geprepareerde ruimte om buiten het zicht van de opsporingsautoriteiten verboden stoffen en voorwerpen (zoals verdovende middelen) te kunnen vervoeren. In dit geval is het bewezenverklaarde feit (deels) begaan met behulp van deze auto en was de ruimte gebruikt om de opsporing van de vervoerde hoeveelheid cocaïne te belemmeren. De ruimte is hiertoe speciaal aangebracht. Bij ongewijzigde teruggave van deze auto zou deze opnieuw kunnen worden gebruikt voor het vervoer van verboden stoffen en de belemmering van de opsporing daarvan.
Op grond van artikel 36c aanhef onder 3, 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht zal de auto daarom worden
onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de inbeslagggenomen en nog niet teruggegeven iPhone, zoals vermeld onder 7 op de beslaglijst, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet [kenteken] PEUGEOT 3008 Kl: wit .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK GSM zaktelefoon Kl: zwart iPhone 11 pro.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, J.A. van Dorp en mr. M. Koole, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juli 2022.