Op 6 september 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door een verzoeker in een beklagzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 12 juni 2022, maar de verzoeker had geen wrakingsgronden geformuleerd, omdat hij niet op de hoogte was van de namen van de rechters die de zaak behandelden. De beklagkamer had op 17 augustus 2022 de namen van de behandelend raadsheren, te weten mrs. Th.P.L. Bot, P.J. van der Flier en H.P.Ch. van Dijk, aan de verzoeker meegedeeld. Ondanks deze informatie heeft de verzoeker geen wrakingsgronden kunnen aanleveren, omdat hij geen stukken had ontvangen. De wrakingskamer heeft de verzoeker herhaaldelijk de gelegenheid gegeven om zijn verzoek aan te vullen, maar hierop is geen reactie meer ontvangen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet gemotiveerd was en heeft besloten om het verzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen. Het hof heeft de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.