[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1980,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. Tevens is beslist op een vordering tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling en is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht)
- op/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of
- met een (ijzeren/stalen)staaf/pijp meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de/een be(e)n(en) en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- met een fles op/tegen hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- een fles en/of staaf/pijp naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
- met een schroevendraaier naar/in de richting van de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht)
- op/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen/slaan en/of schoppen/trappen en/of
- met een (ijzeren/stalen)staaf/pijp meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de/een be(e)n(en) en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- met een fles op/tegen hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of - een fles en/of staaf/pijp naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en/of
– met een schroevendraaier naar/in de richting van de nek/hals van die [slachtoffer] te steken;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het stompen/slaan en/of schoppen/slaan op/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met een (ijzeren/stalen)staaf/pijp meermalen, althans eenmaal slaan op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de/een be(e)n(en) en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met een stok meermalen, althans eenmaal maken van een zwaaiende beweging richting/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het slaan met een fles op/tegen hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het gooien een fles en/of staaf/pijp naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het met een schroevendraaier steken naar/in de richting van de nek/hals van die [slachtoffer] en/of
- het gooien van een telefoon in de richting van die [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1 primair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Onder 1 primair is een poging tot doodslag, althans zware mishandeling tenlastegelegd. Om tot een bewezenverklaring daarvan te kunnen komen, dienen de volgende vragen bevestigend te worden beantwoord:
1. heeft de verdachte, samen met medeverdachte, zodanige geweldshandelingen tegen de aangeefster verricht, dat dit kan leiden tot doodslag dan wel zware mishandeling
2. hebben de verdachte en de medeverdachte daarbij het (voorwaardelijk) opzet op dit gevolg gehad.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met voldoende zekerheid vaststellen dat er met een ijzeren voorwerp en/of fles is geslagen en/of met een schroevendraaier is gestoken, zoals is tenlastegelegd. De wisselende verklaringen van de aangeefster, maar ook die van de getuigen, geven op dit punt geen dan wel onvoldoende uitsluitsel. Nu dit al niet kan worden vastgesteld, kan ook niet de intensiteit van de geweldshandelingen worden vastgesteld. Het bij de aangeefster vastgestelde letsel biedt hier ook onvoldoende aanknopingspunten of ondersteuning voor, nu wisselend wordt verklaard over het voorwerp dat dit zou hebben veroorzaakt. Het enkele slaan en schoppen is onvoldoende om een kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel aan te nemen.
Dit leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte kan hebben geleid tot de dood of tot zwaar lichamelijk letsel.
Gelet hierop kan de tweede vraag onbesproken blijven.
Het hof zal de verdachte daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
of omstreeks12 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen[slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht)
- op/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] te
stompen/slaan en
/oftegen het lichaam van die [slachtoffer] teschoppen/trappen
en/of
-
met een (ijzeren/stalen)staaf/pijp meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de/een be(e)n(en) en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- met een fles op/tegen hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of - een fles en/of staaf/pijp naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en/of
- met een schroevendraaier naar/in de richting van de nek/hals van die [slachtoffer] te steken;
2.
zij op
of omstreeks12 februari 2020 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het vastpakken en
/ofvasthouden van die [slachtoffer] en
/of
- het
stompen/slaan
en/of schoppen/slaanop/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] en
/ofhet schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer]en/of
- het met een (ijzeren/stalen)staaf/pijp meermalen, althans eenmaal slaan op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de/een be(e)n(en) en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met een stok meermalen, althans eenmaal maken van een zwaaiende beweging richting/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het slaan met een fles op/tegen hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het gooien een fles en/of staaf/pijp naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het met een schroevendraaier steken naar/in de richting van de nek/hals van die [slachtoffer] en/of
- het gooien van een telefoon in de richting van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
De verdachte en de medeverdachte waren op 12 februari 2020 ‘s avonds samen in een hotel, waar ze een ontmoeting hadden met de aangeefster. Er ontstond toen een ruzie tussen de verdachte en de aangeefster. De aangeefster heeft vervolgens het hotel verlaten en is naar huis gegaan.
De verdachte en de medeverdachte reden later die avond met een auto naar de woning van de aangeefster. Toen zij daar aankwamen, kwam de aangeefster hen tegemoet. De verdachte stapte uit. Tussen de verdachte en de aangeefster ontstond een worsteling. De medeverdachte stapte ook uit de auto. Zij pakte de telefoon van de aangeefster af en gooide deze later naar de aangeefster. In de worsteling met de verdachte viel de aangeefster op de grond. Zij werd vervolgens door de verdachte en de medeverdachte geslagen en geschopt/getrapt.
Uit het dossier volgt dat de aangeefster door het incident een wond tot op het onderhuidse bindweefsel aan de rechterzijde van haar voorhoofd heeft opgelopen. De lezing van de verdachte dat de hoofdwond is ontstaan doordat tijdens de worsteling per ongeluk een stok tegen het hoofd van de aangeefster terecht kwam nadat hij deze stok van haar probeerde af te pakken, acht het hof niet aannemelijk geworden, nu deze gang van zaken naar het oordeel van het hof niet geleid kan hebben tot de hoofdwond zoals deze is vastgesteld.
Hoewel het hof van oordeel is dat, gelet op (de aard van) de hoofdwond, de aangeefster op enig moment met een voorwerp moet zijn geslagen, kan, zoals hiervoor overwogen, op basis van het dossier niet worden vastgesteld met welk voorwerp er is geslagen. Naar het oordeel van het hof kan dan ook enkel wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte, samen met medeverdachte, de aangeefster heeft geslagen en getrapt/geschopt. Het hof zal de verdachte vrijspreken van de overige tenlastegelegde geweldshandelingen (kort gezegd: het slaan met een fles of ijzeren pijp en het steken met een schroevendraaier).
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling en openlijke geweldpleging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op: