ECLI:NL:GHDHA:2022:1582
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing met minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige dochter naar Curaçao. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.T.E. Kuijpers, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.S. Lösing, verzet zich tegen de verhuizing en heeft zijn bezwaren uiteengezet. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2011, haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en dat er gezamenlijk gezag is over het kind. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar gezinshereniging met haar partner en andere kind, en dat zij bereid is om de gevolgen voor het contact tussen de vader en de minderjarige te compenseren. De vader heeft echter betoogd dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de minderjarige, die in Nederland geworteld is en het contact met hem en haar familie zou verliezen. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de noodzaak voor de verhuizing onvoldoende is aangetoond. De moeder heeft niet overtuigend aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige is, en het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.