In deze zaak gaat het om de wijziging van de partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen na hun echtscheiding. De echtscheiding is uitgesproken door de rechtbank Rotterdam op 19 maart 2018. In het echtscheidingsconvenant was overeengekomen dat de man vanaf 1 januari 2018 € 4.000,- bruto per maand aan de vrouw zou betalen. De man verzocht de rechtbank om deze bijdrage te verlagen, omdat hij meende dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de man in hoger beroep ging. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er voor de man inderdaad sprake was van een wijziging van omstandigheden, maar niet voor de vrouw. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de partneralimentatie voor de man vastgesteld op € 3.526,- bruto per maand met ingang van 1 maart 2020 en € 2.926,- bruto per maand met ingang van 1 januari 2021. De vrouw heeft geen recht op terugbetaling van eerder ontvangen alimentatie, omdat de wijziging niet voortkwam uit haar behoefte aan levensonderhoud, maar uit de verminderde draagkracht van de man. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.