ECLI:NL:GHDHA:2022:1428
Gerechtshof Den Haag
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over geheimhoudingsverzoek van de Inspecteur inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan over een geheimhoudingsverzoek van de Inspecteur van de Belastingdienst. Het verzoek was ingediend in het kader van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006 tot en met 2014. De Inspecteur had eerder navorderingsaanslagen opgelegd en deze werden door de Rechtbank Den Haag gehandhaafd. Belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld, waarna de Rechtbank de uitspraken op bezwaar gedeeltelijk vernietigde en de vergrijpboeten verminderde.
De Inspecteur verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer van het Hof heeft de redenen voor geheimhouding beoordeeld, waaronder de privacy van ambtenaren en derden, en de effectiviteit van controle- en behandelstrategieën. De geheimhoudingskamer oordeelde dat de door de Inspecteur aangevoerde redenen zwaarder wogen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de stukken.
Uiteindelijk heeft het Gerechtshof besloten dat de geheimhouding gerechtvaardigd is en dat de ongeschoonde stukken niet aan belanghebbende hoeven te worden verstrekt. Deze beslissing is gedaan door A. van Dongen, lid van de geheimhoudingskamer, en is op 27 juli 2022 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze tussenbeslissing kan geen afzonderlijk beroep in cassatie worden ingesteld, maar kan dit alleen samen met een beroep tegen de einduitspraak.