ECLI:NL:GHDHA:2022:1428

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
BK-21/01256 tot en met BK-21/01264
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over geheimhoudingsverzoek van de Inspecteur inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan over een geheimhoudingsverzoek van de Inspecteur van de Belastingdienst. Het verzoek was ingediend in het kader van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006 tot en met 2014. De Inspecteur had eerder navorderingsaanslagen opgelegd en deze werden door de Rechtbank Den Haag gehandhaafd. Belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld, waarna de Rechtbank de uitspraken op bezwaar gedeeltelijk vernietigde en de vergrijpboeten verminderde.

De Inspecteur verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer van het Hof heeft de redenen voor geheimhouding beoordeeld, waaronder de privacy van ambtenaren en derden, en de effectiviteit van controle- en behandelstrategieën. De geheimhoudingskamer oordeelde dat de door de Inspecteur aangevoerde redenen zwaarder wogen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de stukken.

Uiteindelijk heeft het Gerechtshof besloten dat de geheimhouding gerechtvaardigd is en dat de ongeschoonde stukken niet aan belanghebbende hoeven te worden verstrekt. Deze beslissing is gedaan door A. van Dongen, lid van de geheimhoudingskamer, en is op 27 juli 2022 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze tussenbeslissing kan geen afzonderlijk beroep in cassatie worden ingesteld, maar kan dit alleen samen met een beroep tegen de einduitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige geheimhoudingskamer
nummers BK-21/01256 tot en met BK-21/01264

Beslissing van 27 juli 2022

in het geding tussen:

[A] te [B] , belanghebbende,

(gemachtigde: R. Zilver)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: [Z] )
op het geheimhoudingsverzoek van de Inspecteur als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Procesverloop

1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is heffings- dan wel belastingrente berekend en zijn vergrijpboeten opgelegd.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.
1.3.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank).
1.3.2.
De geheimhoudingskamer van de Rechtbank heeft op verzoek van de Inspecteur op de voet van artikel 8:29 Awb een beslissing genomen en hierbij bepaald dat het beroep van de Inspecteur op geheimhouding gerechtvaardigd is.
1.3.3.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de vergrijpboeten en de vergrijpboeten verminderd.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De Inspecteur heeft bij brief met dagtekening 14 maart 2022 een verzoek als bedoeld in artikel 8:29 Awb bij het Hof ingediend.
1.6.
Belanghebbende is bij brieven van 17 mei 2022 en 23 juni 2022 in de gelegenheid gesteld op het verzoek van de Inspecteur te reageren en aan te geven of behoefte bestaat aan een mondelinge behandeling van het verzoek van de Inspecteur. Belanghebbende heeft op 12 juli 2022 medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van het Hof en af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek.
1.7.
De geheimhoudingskamer heeft besloten het verzoek zonder zitting te behandelen.

Overwegingen

2.1.
Op grond van artikel 8:29, lid 1, Awb kan de Inspecteur, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren stukken, of gedeelten daarvan, te overleggen dan wel deze alleen aan de rechter ter kennis brengen. Bij de toepassing van dit artikellid dient de grootst mogelijke terughoudendheid te worden betracht. Slechts indien de door de Inspecteur aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die de weigering om stukken te verstrekken rechtvaardigen.
2.2.
Het verzoek betreft passages en persoonlijke gegevens in bijlagen 15 (“Project Groepsverzoek Zwitserland – UBS”) en 16 (“Project Duitse Info – UBS”) bij het verweerschrift in eerste aanleg. De Inspecteur beroept zich op de volgende redenen:
- privacy van individuele of groepen ambtenaren;
- privacy van derden;
- effectieve controle en effectieve controle- en/of behandelstrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte werkwijze en het voorkomen van en/of het anticiperen op calculerend gedrag van belastingplichtigen.
De Inspecteur heeft ter identificatie van de betrokken ambtenaren een lijst overgelegd met namen en corresponderende NN-nummers. Ook deze lijst hoort bij de stukken waarop het verzoek ziet. Voorts verzoekt de Inspecteur de bladzijden 9, 10 en 12 tot en met 14 van het Plan van aanpak niet aan belanghebbende te verstrekken, omdat de informatie op deze bladzijden hetzij niet is gebruikt in de casus van belanghebbende dan wel uitsluitend van belang is voor doelgroepen waartoe belanghebbende niet behoort.
2.3.
De weggelakte gegevens (vooral namen, handtekeningen, telefoonnummers, adresgegevens, e-mailadressen en bankrekeningnummers) zijn voor het grootste deel persoonlijke gegevens van derden, van ambtenaren en van medewerkers van UBS. Deze gegevens zijn niet van belang voor de beslechting van het onderhavige geschil, terwijl bekendmaking daarvan kan leiden tot schending van de privacy van de genoemde personen. Voor de ambtenaren en de medewerkers geldt daarnaast dat zij niet op persoonlijke titel zijn betrokken in de projecten van de Belastingdienst. De overige gegevens zijn inderdaad van controle-strategische aard. Bekendmaking daarvan zou deze maar ook andere onderzoeken van de Belastingdienst kunnen doorkruisen en calculerend gedrag van belastingplichtigen kunnen uitlokken. De onleesbaar gemaakte bladzijden uit het Plan van aanpak bevatten deels dergelijke gegevens en hebben voor het overige geen betrekking op het onderhavige geschil omdat de aldaar geschetste handelwijze niet is gevolgd.
2.4.
De geheimhoudingskamer wijst de Inspecteur er ten overvloede op dat de bijlagen bij de brief van UBS van 7 augustus 2014 (bijlage 15) in de geschoonde versie, anders dan in de ongeschoonde versie, slecht leesbaar zijn, terwijl niet is aangegeven dat deze geheim gehouden moeten worden. De geheimhoudingskamer ziet het belang van geheimhouding ook niet, aangezien het algemene bijlagen zijn die UBS aan haar cliënten stuurt. Hoewel het belang gering is, is het voor de volledigheid van het dossier aan te raden alsnog een leesbaar afschrift van deze bijlagen aan de gedingstukken toe te voegen.
2.5.
De slotsom luidt dat het verzoek van de Inspecteur wordt ingewilligd. De ongeschoonde stukken behoeven niet aan belanghebbende te worden verstrekt.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- bepaalt dat de door de Inspecteur meegedeelde geheimhouding gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is gedaan door A. van Dongen, lid van de geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 27 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen tussenbeslissingen, zoals die bedoeld in artikel 8:29, lid 3, Awb, stelt de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie open. Tegen dergelijke beslissingen kan ingevolge artikel 28, lid 5, AWR slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak.