ECLI:NL:GHDHA:2022:1331

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
200.295.173/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake DNA-onderzoek en onderhoudsbijdrage voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2022 een eindbeschikking gedaan in hoger beroep met zaaknummer 200.295.173/01. De zaak betreft een verzoek van een man om zijn medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek, dat noodzakelijk is om vast te stellen of hij de verwekker is van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats]. De man had eerder geweigerd om hieraan mee te werken, ondanks dat het hof hem de gelegenheid had geboden om zijn standpunt te heroverwegen. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 april 2022 al overwogen dat de gemeente Rotterdam voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man de verwekker kan zijn.

Aangezien de man zijn medewerking aan het DNA-onderzoek blijft weigeren, heeft het hof geconcludeerd dat het niet mogelijk is om het onderzoek te gelasten. Het hof neemt aan dat de man de verwekker is van de minderjarige en oordeelt dat hij op grond van artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De man heeft geen grieven ingediend tegen de door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage, waardoor het hof deze beschikking bekrachtigt.

De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.295.173/01
zaaknummer rechtbank : C/10/602583
rekestnummer rechtbank : FA RK 20-6278
beschikking van de meervoudige kamer van 13 juli 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech te Den Haag,
tegen
het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
zetelende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

1.Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 13 april 2022, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2
Bij die tussenbeschikking heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld om aan het hof te laten weten of hij alsnog bereid is zijn medewerking aan een DNA-onderzoek te verlenen, zodat kan worden vastgesteld of hij wel of niet de vader is van [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
1.3
Bij journaalbericht van 10 mei 2022, ingekomen op diezelfde datum, heeft de man aan het hof laten weten dat hij nog steeds niet wil meewerken aan een DNA-onderzoek.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
Aan de orde is de vraag of de man is gehouden om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderalimentatie) van [minderjarige] .
2.2
Zoals hiervoor geschreven heeft het hof de man – ondanks zijn eerdere weigering – in de gelegenheid gesteld om aan het hof te laten weten of hij alsnog bereid is zijn medewerking aan een DNA-onderzoek te verlenen. Daarbij heeft het hof overwogen dat als de man bij zijn besluit blijft om niet aan het DNA-onderzoek mee te werken, het hof daaraan de gevolgen zal verbinden die het hof geraden acht.
2.3
Nu de man zijn medewerking aan een DNA-onderzoek (zijnde een deskundigen-onderzoek als bedoeld in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) blijft weigeren, is het gelasten van zo’n onderzoek niet mogelijk. Naar het oordeel van het hof had het – gelet op het reeds in de tussenbeschikking gegeven oordeel van het hof dat de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man de verwekker van [minderjarige] kan zijn en een DNA-onderzoek geen ongerechtvaardigde inbreuk op de privacy en lichamelijke integriteit van de man en [minderjarige] is – op de weg van de man gelegen om zekerheid te verschaffen over zijn verwekkerschap door mee te werken aan het DNA-onderzoek. Nu de man weigert deze zekerheid te verschaffen, verbindt het hof aan deze weigering de conclusie die het hof geraden acht. Het hof neemt op grond van het hiervoor genoemde en hetgeen in de tussenbeschikking van 13 april 2022 is overwogen, als vaststaand aan dat de man de verwekker is van [minderjarige] .
2.4
Nu vast staat dat de man de verwekker van [minderjarige] is en [minderjarige] alleen een moeder heeft, is de man op grond van artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek, als ware hij ouder, verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Aangezien de man geen grieven heeft gericht tegen de door de rechtbank bepaalde verhaalsbijdrage, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof acht deze verhaalsbijdrage in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
Proceskosten
2.5
Aangezien de onderliggende rechtsverhouding van familierechtelijke aard is, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Het hof ziet, gelet op de uitkomst van deze procedure, geen aanleiding om de gemeente te veroordelen in de proceskosten en zal het daartoe strekkende verzoek van de man dan ook afwijzen.
2.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, P.M.A.J. Bollen en J. Calkoen-Nauta, bijgestaan door mr. G. Evertsen als griffier, en is op 13 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.