ECLI:NL:GHDHA:2022:1331
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake DNA-onderzoek en onderhoudsbijdrage voor minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2022 een eindbeschikking gedaan in hoger beroep met zaaknummer 200.295.173/01. De zaak betreft een verzoek van een man om zijn medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek, dat noodzakelijk is om vast te stellen of hij de verwekker is van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats]. De man had eerder geweigerd om hieraan mee te werken, ondanks dat het hof hem de gelegenheid had geboden om zijn standpunt te heroverwegen. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 13 april 2022 al overwogen dat de gemeente Rotterdam voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man de verwekker kan zijn.
Aangezien de man zijn medewerking aan het DNA-onderzoek blijft weigeren, heeft het hof geconcludeerd dat het niet mogelijk is om het onderzoek te gelasten. Het hof neemt aan dat de man de verwekker is van de minderjarige en oordeelt dat hij op grond van artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De man heeft geen grieven ingediend tegen de door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage, waardoor het hof deze beschikking bekrachtigt.
De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.