ECLI:NL:GHDHA:2022:1330

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
200.304.748/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van een mentor in het kader van mentorschap en onderbewindstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder van de betrokkene om de mentor van haar zoon te ontslaan. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder wilde dat haar zoon, die in een zorginstelling verblijft, met haar naar Curaçao zou verhuizen, maar het hof oordeelde dat dit niet in het belang van de betrokkene was. De moeder had in hoger beroep verzocht om ontslag van de mentor en om benoeming van een bijzondere curator of advocaat voor de betrokkene, maar het hof wees deze verzoeken af. Het hof oordeelde dat de mentor de belangen van de betrokkene goed behartigt en dat er geen gewichtige redenen zijn om de mentor te ontslaan. De moeder had haar verzoek niet voldoende onderbouwd met relevante stukken en het hof concludeerde dat de wens van de moeder om naar Curaçao te verhuizen niet in het belang van de betrokkene was. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.304.748/01
zaaknummer rechtbank : 9167453 EJ VERZ 21-83180
beschikking van de meervoudige kamer van 13 juli 2022
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de mentor,
advocaat mr. J.W. Verhoef te Uithoorn.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
de vader van de betrokkene,
[belanghebbende 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
de broer van de betrokkene,
[belanghebbende 4] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
de halfbroer van de betrokkene,
[belanghebbende 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
de halfbroer van de betrokkene,
[belanghebbende 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
de halfzus van de betrokkene.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 30 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De moeder is op 28 december 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2.
De mentor heeft op 22 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een brief van 4 februari 2022 van de moeder met bijlagen, ingekomen op 9 februari 2022;
- een brief van 10 mei 2022 van de moeder met bijlage, ingekomen op 10 mei 2022;
- een brief van 11 mei 2022 van de moeder met bijlage, ingekomen op 16 mei 2022;
- een brief van 17 mei 2022 van de moeder met bijlagen, ingekomen op 17 mei 2022;
- een brief van 17 mei 2022 van de moeder met bijlagen, ingekomen op 20 mei 2022;
- een brief van 20 mei 2022 van de moeder met bijlage, ingekomen op 20 mei 2022.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 24 mei 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder met haar advocaat;
- de mentor met haar advocaat.
De betrokkene en de overige belanghebbenden zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat van de moeder heeft ter zitting een stuk uit het zorgplan van de betrokkene aan het hof overgelegd en overeenkomstig voorgedragen. Het hof beschouwt dit stuk als een pleitnotitie.
2.5.
Na de zitting zijn nog ingekomen:
- een e-mail van de mentor van 2 juni 2022;
- een e-mail van de moeder van 3 juni 2022 met bijlage.

3.De feiten

3.1.
De betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1975. Hij woont in een zorginstelling van Ipse de Bruggen.
3.2.
Bij beschikking van 22 juli 2010 is de ondercuratelestelling van de betrokkene door de kantonrechter omgezet naar een onderbewindstelling en mentorschap. [geïntimeerde] , halfzus van de betrokkene, is daarbij benoemd tot mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter afgewezen het verzoek van de moeder om de mentor ontslag te verlenen.
4.2.
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de mentor wordt ontslagen, althans wordt vervangen door verzoekster, althans wordt vervangen door een door het hof aan te wijzen derde/mentor, bij voorkeur [medewerker Ipse de Bruggen] , werkzaam bij Ipse de Bruggen, althans iemand van of gerelateerd aan Ipse de Bruggen, althans zodanig te beslissen als het hof juist oordeelt.
4.3.
De mentor verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Procesrechtelijke overwegingen
5.1.
De betrokkene is opgeroepen voor de zitting, maar hij is niet verschenen. Gebleken is dat de beslissing om niet te verschijnen door de mentor in samenspraak met de zorginstelling van de betrokkene is genomen. De moeder heeft gewezen op het belang van het horen van de betrokkene en heeft verzocht hem nogmaals op te roepen voor een gesprek. De mentor heeft zich op het standpunt gesteld dat de betrokkene onvoldoende in staat is zijn mening kenbaar te maken. Het hof heeft – zoals ter zitting met partijen is besproken – contact gezocht met de zorgcoördinator van de woongroep van de betrokkene en gevraagd naar zijn visie op het horen van de betrokkene. De zorgcoördinator heeft aangegeven dat de betrokkene niet in staat is zich verbaal goed uit te drukken. Hij laat beperkt emoties zien en die emoties zijn breed interpretabel. De context van vragen kan hij moeilijk begrijpen. De mentor en de moeder zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de visie van de zorgcoördinator. De moeder handhaaft haar stelling om de betrokkene te horen en verzoekt een bijzondere curator of advocaat aan de betrokkene toe te wijzen.
5.2.
Het hof wijst de verzoeken van de moeder af. De betrokkene is meerderjarig, zodat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het benoemen van een bijzondere curator. Voor wat betreft het verzoek tot het toewijzen van een advocaat aan de betrokkene is het hof van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen. De moeder heeft het verzoek een advocaat aan de betrokkene toe te wijzen als volgt toegelicht. Deze advocaat zou onderzoek moeten doen en rapport en advies uit dienen te brengen, zodat duidelijk wordt wat de betrokkene wil en wat in zijn belang is. Het gaat in deze echter om de vraag of het hof de betrokkene zal horen dan wel daarvan kan afzien. Het hof kan van het horen afzien indien de betrokkene wegens een ernstige geestelijke stoornis niet in staat is zijn mening te vormen. Uit wat de instelling daarover heeft verklaard is het hof van oordeel dat daarvan sprake is en daarom zal het hof van het horen van betrokkene afzien.
5.3.
Ter zitting heeft de mentor bezwaar gemaakt tegen de stukken van de moeder, ingediend op 20 mei 2022. Aangevoerd is dat deze stukken zijn ingediend buiten de in het procesreglement opgenomen termijn van tien dagen voor de mondelinge behandeling. De moeder heeft aangevoerd dat de stukken gemakkelijk te doorgronden zijn en dat de aard van de zaak meebrengt dat stukken kunnen worden meegenomen.
5.4.
Het hof volgt het standpunt van de moeder. De stukken zijn van beperkte omvang en vier dagen voor de zitting ingediend. Het hof is van oordeel dat door het meenemen van deze stukken de goede procesorde niet wordt geschaad.
Standpunten
5.5.
De moeder stelt zich op het standpunt dat er gewichtige redenen zijn om de mentor te ontslaan en de moeder dan wel een medewerker van de zorginstelling, tot mentor te benoemen. De moeder is wekelijks bij de betrokkene, onderneemt leuke uitjes met hem en spant zich in voor zijn verzorging, verpleging en behandeling. Zij heeft goed contact met de zorginstelling. De moeder is erg betrokken, in tegenstelling tot de mentor die de betrokkene nauwelijks bezoekt en verzorgt. De moeder is voornemens op korte termijn naar Curaçao te emigreren. Betrokkene wil graag mee. Het verblijf van de moeder is ingericht op de komst van de betrokkene.
5.6.
Volgens de mentor heeft de kantonrechter het verzoek tot ontslag terecht afgewezen. Op dit moment gaat het goed met de betrokkene en de mentor spant zich in om zijn belangen te behartigen. Hij is op zijn plek in de zorginstelling, heeft een dagbesteding en hij heeft contact met zijn familie overeenkomstig een door de mentor opgesteld rooster. Naarmate de betrokkene ouder wordt, neemt zijn draagkracht af. Het is van belang om rustmomenten voor hem in te lassen. Het contact tussen de mentor, bewindvoerder en de zorginstelling verloopt goed. De familiebanden zijn ernstig verstoord en de betrokkene moet daar zo min mogelijk mee worden belast. Het is niet in het belang van de betrokkene om te verhuizen naar Curaçao. Dit wordt onderschreven door de zorginstelling en de vader van de betrokkene. De mentor betwist dat de betrokkene de wens heeft geuit om met zijn moeder mee te gaan naar Curaçao. Bij de moeder is sprake van een gebrek aan realiteitsbesef en zij stelt het belang van de betrokkene niet centraal, aldus de mentor.
Verdere overwegingen hof
5.7.
Op grond van artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de mentor door de rechter ontslag worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
5.8.
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de mentor de belangen van de betrokkene niet goed behartigt en dat er geen gewichtige redenen zijn om de mentor te ontslaan. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt ze - na een eigen afweging - tot de zijne. Aan de overwegingen van de rechtbank voegt het hof nog het volgende toe. De moeder heeft haar standpunt, dat de mentor haar werkzaamheden niet goed uitoefent, niet met relevante stukken onderbouwd. Noch vanuit de instelling, noch vanuit de overige opgeroepen belanghebbenden zijn signalen gekomen dat er (gewichtige) redenen zijn voor ontslag. Het verzoek van de moeder lijkt met name ingegeven te zijn door haar sterke wens om samen met haar zoon naar Curaçao te emigreren. Weliswaar is te begrijpen dat de moeder in de buurt van haar zoon wil zijn, zij lijkt hierbij echter het belang van de betrokkene uit het oog te verliezen. In het geval van een verhuizing naar Curaçao zal hij immers afscheid moeten nemen van de voor hem vertrouwde omgeving van de zorginstelling, waar hij al jaren verblijft. Ook zal het contact met zijn andere familieleden sterk verminderen. Niet dan wel onvoldoende is gebleken dat de moeder aandacht heeft voor deze consequenties.
5.9.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen bekrachtigen en beslissen als volgt.
5.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, J.A. van Kempen en A.S. Mertens - de Jong, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier en is op 13 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.