[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd in de PI Heerhugowaard.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I primair en bij dagvaarding II primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de terbeschikkingstelling van de verdachte bevolen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Verder is een contact- en een gebiedsverbod opgelegd. Tot slot is beslist op het beslag en op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] meermalen, althans één maal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Leiden aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steek- en/of snijwonden (in de romp), heeft toegebracht door die [slachtoffer1] meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam/de romp te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer1] meermalen, althans één maal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op één of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 5 december 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer2] ([slachtoffer2]) en/of [slachtoffer3] ([slachtoffer3]), (beiden) geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had(den) bereikt, (meermalen) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van de lichamen/het lichaam van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], hebbende verdachte (meermalen)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3]geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] aan zijn, verdachtes, penis laten likken en/of zuigen en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] laten betasten/vastpakken/vasthouden en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s), in/op/tegen de vagina van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of heen en weer bewogen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 5 december 2019 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer2] ([slachtoffer2]) en/of [slachtoffer3] ([slachtoffer3]), (beiden) geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (meermalen)
- brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de mond van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of
- door die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] aan zijn, verdachtes, penis laten likken en/of zuigen en/of
- laten betasten/vastpakken/vasthouden van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of
- brengen van, en/of vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s), in/op/tegen de vagina van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I primair en bij dagvaarding II primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat daarnaast de terbeschikkingstelling van de verdachte zal worden bevolen, met bevel tot verpleging van overheidswege. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een contact- en een gebiedsverbod met betrekking tot de twee slachtoffers van het bij dagvaarding II tenlastegelegde zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging en betrouwbaarheidsverweer
Opzet op het primair tenlastegelegde bij dagvaarding I
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte bepleit – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van de raadsvrouw – dat de verdachte van het bij dagvaarding I primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu zijn opzet – ook in voorwaardelijke zin – niet was gericht op de dood van het slachtoffer.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat de verdachte aangever negen keer heeft gestoken, onder meer in de borst en buik, met een op een vleesmes gelijkend mes dat geschikt is om aanzienlijke schade toe te brengen aan het menselijk lichaam. Met een dergelijk mes steken in de buik en de borst van iemand, waar zich vitale organen bevinden, roept naar het oordeel van het hof de aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon komt te overlijden. Dat deze kans zich in de onderhavige strafzaak heeft voorgedaan is beschreven door de forensische arts. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat deze beschrijving door de arts geen algemene maar een op deze zaak toegespitste overweging betreft. De arts beschrijft immers eerst het aanmerkelijke risico op levensbedreigend letsel door steekwonden in de buik of in de borst en beschrijft daarna dat op korte termijn het risico op een bloeding en daardoor, zeker zonder medisch ingrijpen, potentieel overlijden bestond. Uit het rapport blijkt dat zich bij aangever een inwendige bloeding heeft voorgedaan en dat slechts door medisch ingrijpen het overlijden van aangever is voorkomen.
Concluderend is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak is komen vast te staan dat het steken door de verdachte in het lichaam van aangever de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zou komen te overlijden. Uit de aard van deze gedraging, die naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer was gericht op het veroorzaken van de dood, volgt verder dat het ook niet anders kan dan dat de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte aangever negen keer heeft gestoken en pas is opgehouden met steken toen aangever hem tegen de muur duwde en weg wist te komen. Van enige contra-indicatie waaruit zou blijken dat verdachte deze aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Betrouwbaarheidsverweer verklaring [slachtoffer2] dagvaarding II
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van de raadsvrouw – bepleit dat de verklaring van [slachtoffer2] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs zou moeten worden gebezigd. Het betrouwbaarheidsonderzoek van
5 september 2020 door dr. G. Wolters zou hiervoor onvoldoende ondersteuning bieden.
Het hof overweegt te dien aanzien in het algemeen als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer2]. Hiervoor is het volgende van belang.
[slachtoffer2] heeft bij de politie in een kindvriendelijke studio gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die zij bij de verdachte moest verrichten. Zij heeft hierbij verteld en (daarbij) met haar handen en vingers uitgebeeld wat zij bij de verdachte deed en wat hij bij haar deed. De inhoud van haar verklaring en de gebaren die zij maakt wijzen er naar het oordeel van het hof op dat zij uit eigen ervaring verklaart, mede omdat de verklaring consistent is met wat [slachtoffer2] eerder tegenover haar moeder en oma heeft verklaard.
Anders dan de raadsvrouw ziet het hof zich in dit oordeel gesterkt door het betrouwbaarheidsonderzoek van
5 september 2020 door dr. G. Wolters. Dr. Wolters heeft beschreven dat de inhoud van het studiogesprek sterk suggereert dat [slachtoffer2] uit eigen ervaring heeft verklaard. Het rapport van dr. Wolters is naar het oordeel van het hof ook voldoende inzichtelijk ten aanzien van deze conclusie. Niet aannemelijk is geworden dat dr. Wolters van onjuiste aannames zou zijn uitgegaan die af zouden doen aan de juistheid van de gegeven conclusie.
Naast de bevindingen uit het rapport van dr. Wolters is het hof van oordeel dat er ook voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer2]. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Het eerste steunbewijs wordt gevormd door de verklaring van [slachtoffer3] tegen haar moeder en oma. Ook [slachtoffer3] heeft toen verklaard dat zij de verdachte “moest zuigen en dat de verdachte zijn vingers in haar vagina deed, en dat dit pijn deed”.
Het tweede steunbewijs is de verklaring van de – in hoger beroep door de raadsheer-commissaris gehoorde – getuige [getuige]. Uit de verklaring van deze getuige blijkt dat de verdachte een knoop of een riem aan zijn broek dichtdeed toen hij met [slachtoffer2] in de keuken was; [slachtoffer2] stond op korte afstand voor hem. Even later zag hij dat [slachtoffer2] de deurklink aan het likken was. Er bestaat naar het oordeel van het hof geen gegronde reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring.
Verdachte heeft tegenover deze getuigenverklaring gesteld dat hij die dag op dat moment niet in de keuken was en dat hij vermoedelijk zijn broek aan het ophijsen was omdat hij een luier draagt. In het licht van de gedetailleerde, nauwkeurige, consistente en coherente verklaring van [getuige] acht het hof deze enkele ontkenning ongeloofwaardig.
Het hof vervolgt nu ten aanzien van een aantal door de raadsvrouw specifiek op het betrouwbaarheidsonderzoek door dr. Wolters gerichte verweren.
Dr. Wolters is rechtspsycholoog en als deskundige op het gebied van betrouwbaarheidsbeoordeling van verklaringen ingeschreven in het Nederland Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Zijn conclusies heeft hij getrokken na onderzoek van de stukken en de opnames van de studioverhoren. Dat betekent dat hij de verschillen tussen [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en de verteltrant van [slachtoffer2] kende en dat heeft meegewogen bij het trekken van zijn conclusies. Die conclusies neemt het hof derhalve zeer serieus, tenzij zijn conclusies niet volgen uit hetgeen hij daartoe aanvoert of het aannemelijk is dat hij onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd.
Dr. Wolters heeft bij zijn onderzoek de beschikking gehad over het gehele dossier, inclusief de verklaringen van de moeder en de oma, alsmede de geluidsopname van de moeder. Ook heeft dr. Wolters melding gemaakt van zijn waarneming dat de moeder in haar gesprekken met [slachtoffer2] en [slachtoffer3] sturende en gesloten vragen heeft gesteld. Uit de beschreven onderzoeksmethode blijkt dat de deskundige dit heeft meegewogen om tot een oordeel te komen. De opmerkingen die de raadsvrouw in dit verband heeft gemaakt zijn reeds door dr. Wolters verwerkt in zijn rapport.
In het mutatierapport van 11 december 2019, opgemaakt naar aanleiding van de melding door getuige [getuige], wordt gesproken over seksueel misbruik, waaronder het betasten van borsten, billen en vagina en dat niet bekend was of dit over of onder de kleding was. Aan de oma vertellen [slachtoffer2] en [slachtoffer3] later, op of omstreeks 15 december 2019, dat [verdachte] zijn vinger in hun joko (vagina) deed en dat dit pijn deed. Voor de oma was dit een nieuwe onthulling. Er zijn geen aanwijzingen dat een van de andere volwassenen wel met een of beide meisjes heeft gepraat over het brengen van de vinger in of bij de vagina van de meisjes op zo’n manier dat het pijn deed.
Het hof ziet daarom geen reden om aan te nemen dat de deskundige van een onjuist uitgangspunt uitgaat als hij stelt dat de tweede onthulling door [slachtoffer2] spontaan was.
Daar waar de verklaring van [slachtoffer2] afwijkt van die van haar oma, dat de meisjes altijd samen zijn, overweegt het hof dat de verklaring van de oma gaat over de situatie in het algemeen. Dit maakt de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer2] niet ongeloofwaardig.
Wat betreft de periode gaat het hof er van uit dat het misbruik niet vóór de zesde verjaardag, te weten 25 oktober 2018, van [slachtoffer2] en [slachtoffer3] heeft plaatsgevonden. Het is niet vast te stellen wanneer het voor het eerst heeft plaats gevonden. Wel blijkt dat er sprake is van een aanzienlijk aantal malen.
Tot slot is aangevoerd dat [slachtoffer2] niet heeft verklaard over de luier die de verdachte draagt, en dat de verdachte impotent zou zijn. Het hof overweegt dat impotentie van de verdachte op geen enkele wijze is onderbouwd met medische stukken, zodat dit naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden. Dat [slachtoffer2] niet heeft verteld over enige waarneming van een luier bij de verdachte doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring, die nauwkeurig en gedetailleerd is, niet af.
Concluderend is het hof van oordeel dat het betrouwbaarheidsverweer ten aanzien van de verklaring van [slachtoffer2] wordt verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I primair en bij dagvaarding II primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks8 januari 2020 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] meermalen
, althans één maal,met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,in het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
dagvaarding II:
hij
op één of meer tijdstip(pen) in omstreeksde periode van
1 juli 201825 oktober 2018tot en met 5 december 2019 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland,met [slachtoffer2] ([slachtoffer2]) en/of [slachtoffer3] ([slachtoffer3]),
(beiden
)geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
(den
)bereikt,
(meermalen
) een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van de lichamen
/het lichaamvan die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], hebbende verdachte (meermalen)
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3]
geduwd/gebracht en
/ofgehouden en
/of
- die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3]aan zijn, verdachtes, penis laten likken en/of zuigen en
/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] laten
betasten/vastpakken/vasthouden en
/of
- zijn, verdachtes, vinger(s), in
/op/tegende vagina van die [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] gebracht/geduwd en
/of
gehouden en
/ofheen en weer bewogen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bij dagvaarding I primair bewezenverklaarde levert op: