[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
thans gedetineerd te [PI].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde onder parketnummer 09-202682-20 vrijgesproken en ter zake van het overige tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde onder parketnummer 09-202682-20
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 onder parketnummer 09-202682-20 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-202682-20:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Leiden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver (waarmee scherpe patronen kunnen worden verschoten), van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, heeft overgedragen;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Leiden, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver (waarmee scherpe patronen kunnen worden verschoten), van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of 11 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 stuks rand vuurpatronen, kaliber: .22LR, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 29 juli 2020 tot en met 10 november 2020 te Papendrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 339,7 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak met parketnummer 09-257725-19 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 26 oktober 2019 te Noordwijk, en/of Sassenheim, gemeente Teylingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 115 LSD zegels, althans 2,2 gram, althans een of meerdere LSD zegel(s), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) en/of
- ongeveer 8, althans een of meerdere XTC-pil(len) (MDMA), althans ongeveer 3,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (MDMA) en/of
- ongeveer 1,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 10 tabletten, althans ongeveer 1,39 gram, althans één of meerdere tabletten 2C-B (4-broom-2,5- dimethoxyfenethylamine), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine) en/of
- ongeveer 902 ml methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat,
zijnde LSD en/of MDMA en/of cocaïne en/of 2C-B en/of methylfenidaat, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2020 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, en/of Sassenheim, gemeente Teylingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 18, althans een of meerdere XTC-pil(len) (MDMA), althans ongeveer 7,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (MDMA) en/of
- ongeveer 3,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) en/of
- ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van, een materiaal bevattende ketamine en/of
- ongeveer 1000 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat,
zijnde MDMA en/of LSD en/of cocaïne en/of ketamine en/of methylfenidaat (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen terug worden gegeven aan de verdachte en dat de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf wordt gelast.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het gevoerde verweer ex artikel 359a Sv
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van het Tallon-criterium. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op 6 augustus 2020 door een verbalisant is gereageerd op het Snapchatbericht waarin verdovende middelen zijn aangeboden en dat op dat moment geen aanwijzingen bestonden dat de verdachte handelde in vuurwapens. De verbalisant heeft door zijn actieve houding de verdachte gebracht tot andere handelingen dan de handelingen waarop zijn opzet was gericht. Deze actieve houding bestond in de – ook buiten de grenzen van het nader opgemaakte bevel tot pseudokoop van 22 februari 2021 gestelde – vraag van de verbalisant of de verdachte nog andere dingen kon regelen, het voortdurend opdringen om dit zo snel mogelijk te regelen en extra geld aan te bieden om de aankoop te bespoedigen. Hierdoor zijn de belangen van de verdachte ernstig geschonden.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het voorgaande dient te leiden tot bewijsuitsluiting, een en ander zoals reeds door de rechtbank is overwogen. Het voornoemd nader opgestelde bevel tot pseudokoop kan het vormverzuim ten tijde van de afname van het vuurwapen met munitie niet rechtvaardigen. Doordat het mondeling afgegeven bevel niet binnen drie dagen op schrift is gesteld, heeft de verdediging niet de gelegenheid gehad de rechtmatigheid ervan te toetsen. Ingeval bewijsuitsluiting plaatsvindt, dient vrijspraak te volgen voor de feiten die betrekking hebben op het vuurwapen en de munitie.
Het hof overweegt als volgt.
Vaststellingen
Op 25 mei 2020 kwam bij de politie een MMA-melding binnen dat de verdachte via Snapchat in vuurwapens zou handelen. Verdachte zou op zijn Snapchataccount foto’s van vuurwapens en munitie tonen en bood die vervolgens te koop aan. Het betroffen pistolen, revolvers en volautomatische vuurwapens. Het betreffende Snapchataccount was [naam Snapchataccount]; het account van de verdachte. Deze melding vond later zijn bevestiging in gesprekken tussen onder meer de verdachte en [medeverdachte] die kennelijk betrekking hadden op de handel in wapens, zoals een chatgesprek van 6 juli 2020 waarin [medeverdachte] aan de verdachte vraagt voor hoeveel hij een ‘clock 9mm’ kan regelen, waarbij de verdachte te kennen geeft die snel te kunnen regelen.
In overleg met officier van justitie mr. [naam officier van justitie 1] heeft de verbalisant een Snapchataccount aangemaakt om contact te kunnen leggen met de verdachte. Nadat de verbalisant dit had gedaan, heeft hij het account van de verdachte toegevoegd. Op 29 mei 2020 zag de verbalisant een ‘snap’ van de verdachte waarop verdovende middelen werden aangeboden. Op 2 juni 2020 zag hij wederom een bericht dat verband hield met verdovende middelen.
Vervolgens is op 15 juli 2020 door de officier van justitie mr. [naam officier van justitie 2] een schriftelijk bevel pseudokoop en/of dienstverlening op grond van artikel 126i Sv verleend met de bedoeling om contact te leggen met de verdachte, over te gaan tot aankoop van een hoeveelheid verdovende middelen, om daarna in contact te blijven met de verdachte in de hoop dat hij vervolgens ook nog wapens te koop zou aanbieden zoals vermeld in de MMA-melding.
In vervolg hierop planden de verbalisanten om op 6 augustus 2020 één gram cocaïne te kopen van de verdachte. De aankoop zou moeten dienen als vertrouwensaankoop om toe te kunnen werken naar een aanbod van vuurwapens door de verdachte. Op 4 augustus 2020 zag een verbalisant dat op het account van de verdachte verdovende middelen werden aangeboden. Op dat bericht heeft de verbalisant gereageerd met de vraag of hij een gram cocaïne kon kopen en of dat gebracht kon worden naar Leiden. Verdachte reageerde bevestigend, waarna een gesprek tussen hen ontstond over deze aankoop, waarbij de verdachte te kennen gaf dat hij iemand anders zou sturen om de cocaïne te brengen. Dat gebeurde vervolgens ook en de koop van de verdovende middelen werd gesloten. Daarna vroeg de verbalisant aan een van de loopjongens van de verdachte of de verdachte ook andere dingen kon regelen. De verbalisant zei: “Ik heb problemen en heb zo snel mogelijk wat nodig om bij me te houden voor bescherming”. Kort hierna had de verbalisant telefonisch contact met de verdachte en vroeg hij de verdachte of hij iets kon regelen. De verdachte reageerde: “Je wilt iemand laten afrekenen toch zei je?”. De verbalisant gaf te kennen dat hij alleen iets nodig heeft om bij hem te dragen. Na een korte onderhandeling zei de verdachte dat hij wel iets kleins voor de verbalisant kon regelen. Later op de dag ontmoetten zij elkaar en droeg de verdachte het tenlastegelegde vuurwapen en munitie over aan de verbalisant.
Op 6 augustus 2020 is de officier van justitie mr. [naam officier van justitie 1], die dus al op de hoogte was van onderhavig onderzoek, gebeld door een politieambtenaar, omdat officier van justitie mr. [naam officier van justitie 2] telefonisch niet bereikbaar was. Door de politieambtenaar werd tegen de officier van justitie gezegd dat door pseudokopers net een aankoop van drugs was gedaan en dat er informatie was dat de verdachte ook zou handelen in vuurwapens. Nadat er contact is geweest met de rechercheofficier van justitie, die toestemming gaf voor afgifte van een nader bevel, heeft de officier van justitie een mondeling bevel pseudokoop afgegeven voor een vuurwapen en bijbehorende munitie. Er was volgens de officier van justitie dringende noodzaak om het bevel mondeling af te geven, omdat was gebleken dat op zeer korte termijn een wapen kon worden geleverd.
Ten slotte is op 22 februari 2021 (pas na het vonnis in eerste aanleg) het mondeling bevel op schrift gesteld namens officier van justitie mr. [naam officier van justitie 1]. In dat schriftelijk bevel pseudokoop staat dat opsporingsambtenaren naar een locatie gaan en de verkoper daar ontmoeten en het vuurwapen met munitie kopen tegen betaling van € 1.100,-, waarna de verdachte zal worden aangehouden.
Juridisch kader
Volgens lid 2 van artikel 126i Sv mag de opsporingsambtenaar bij de tenuitvoerlegging van het bevel pseudokoop de verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht (het zogenaamde Tallon-criterium).
Uit jurisprudentie met betrekking tot het Tallon-criterium volgt dat de inzet van infiltranten toelaatbaar is, indien de betrokkene zich inlaat met “criminele activiteiten” of indien zijn opzet reeds tevoren op het plegen van “een misdrijf” was gericht.
Beoordeling
Uit de voorgaande vaststellingen volgt dat er al sterke aanwijzingen waren dat de verdachte zich voorafgaand aan de bevelen tot pseudokoop bezig hield met de handel in wapens. Naar het oordeel van het hof hebben de opsporingsambtenaren de verdachte dan ook niet gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. De betreffende gedragingen en bewoordingen van de verbalisanten (“wat nodig ter bescherming”, “iets om te dragen”) leiden in de gegeven omstandigheden niet tot het conclusie dat in strijd met het Tallon-criterium is gehandeld.
Om die reden wordt het verweer van de verdediging verworpen. Het hof acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Wel stelt het hof vast dat het mondeling gegeven bevel pseudokoop voor de aankoop van een vuurwapen en bijbehorende munitie te laat op schrift is gesteld. De termijn van drie dagen, vermeld in artikel 126i lid 5 Sv jo 126g lid 3 Sv, is ruimschoots overschreden. Dat levert een vormverzuim op. Het hof zal echter volstaan met de constatering van dat vormverzuim en zal er verder geen gevolgen als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv aan verbinden. Naar het oordeel van het hof is het verzuim namelijk van beperkte ernst en is de verdachte daardoor ook niet in zijn belangen geschaad. Het belang dat het geschonden voorschrift dient, ziet immers met name op controleerbaarheid van het (mondeling gegeven) bevel, en ziet dus meer op de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. Naar het oordeel van het hof is dat bevel echter voldoende controleerbaar gebleken door het hiervoor aangehaalde proces-verbaal van de officier van justitie (over de gang van zaken omtrent het mondeling gegeven bevel) in samenhang met het te laat op schrift gestelde bevel pseudokoop voor de aankoop van een vuurwapen en munitie. Er is naar het oordeel van het hof dus geen nadeel ontstaan voor de verdachte. Het verweer wordt ook in die zin verworpen; bewijsuitsluiting is niet aan de orde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-202682-20 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 09-257725-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-202682-20:
1.
hij op
of omstreeks6 augustus 2020 te Leiden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver (waarmee scherpe patronen kunnen worden verschoten), van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, heeft overgedragen;
2.
hij op
of omstreeks6 augustus 2020 te Leiden,
in elk geval in Nederland,een wapen van categorie III, onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver (waarmee scherpe patronen kunnen worden verschoten), van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
/of11 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 stuks rand vuurpatronen, kaliber: .22LR, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 29 juli 2020 tot en met 10 november 2020 te Papendrecht,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 339,7 gram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak met parketnummer 09-257725-19 (gevoegd):
1.
hij in
of omstreeksde periode van 25 oktober 2019 tot en met 26 oktober 2019 te Noordwijk
,en
/ofSassenheim,
gemeente Teylingen, in elk geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 115 LSD zegels, althans 2,2 gram
ongeveer 8, althans een of meerdere XTC-pil(len) (MDMA), althansongeveer 3,3 gram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (MDMA
)en
/of
- ongeveer 1,2 gram cocaïne
- ongeveer 10 tabletten, althans ongeveer 1,39 gram
ongeveer 902 ml methylfenidaat, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat,
zijnde LSD en
/ofMDMA en
/ofcocaïne en
/of2C-B en
/ofmethylfenidaat,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks2 maart 2020 te Noordwijkerhout
, gemeente Noordwijk,en
/ofSassenheim,
gemeente Teylingen, in elk geval in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 18, althans een of meerdere XTC-pil(len) (MDMA), althansongeveer 7,5 gram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (MDMA
)en
/of
- ongeveer 3,8 gram
ongeveer 0,8 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) en
/of
- ongeveer 0,8 gram
ongeveer 1,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van, een materiaal bevattende ketamine en/of
- ongeveer 1000 milliliter
zijnde MDMA en
/ofLSD en
/ofcocaïne
en/of ketamineen
/ofmethylfenidaat
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-202682-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het in de zaak met parketnummer 09-202682-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III