ECLI:NL:GHDHA:2022:1257

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
2200357719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake illegale kansspelen in eetcafé met gebruik van laptop voor weddenschappen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije in 1984, werd beschuldigd van het aanbieden van kansspelen zonder vergunning in zijn eetcafé. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een taakstraf van 120 uren. Het hof oordeelde dat de laptop in het eetcafé niet voldoende bewijs bood dat deze in overwegende mate werd gebruikt voor illegale weddenschappen, waardoor de verdachte van het primair tenlastegelegde werd vrijgesproken. Echter, het subsidiair tenlastegelegde, dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft gegeven tot gokken, werd wel bewezen verklaard. Het hof legde een geldboete op van € 2.500,00, waarvan € 1.250,00 voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële moeilijkheden en de overschrijding van de redelijke termijn in de procesgang.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003577-19
Parketnummers: 09-052090-19 en 09-837296-16 (TUL)
Datum uitspraak: 28 februari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 juli 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 2.500,00, subsidiair 35 dagen hechtenis, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met
2 februari 2018 te 's-Gravenhage al dan niet opzettelijk zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten, althans kansspelautomaten, te weten een of meer zogenaamde "gokzuilen", althans internetapparaten door middel waarvan weddenschappen op (onder andere) sportwedstrijden konden worden afgesloten, op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een niet voor het publiek toegankelijke inrichting, te weten in [eetcafé], gelegen aan de [adres], aanwezig heeft gehad en van het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 2 februari 2018 te 's-Gravenhage in een pand gelegen aan de [adres] ([eetcafé]) (telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan een of meer personen om door middel van een zogenaamde "gokzuil" en/of illegale toto, althans door middel van een kansspel en/of een of meer andere spelen, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend en van het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Uit het dossier volgt dat een in het eetcafé van de verdachte aanwezige laptop werd gebruikt voor het afsluiten van weddenschappen op sportwedstrijden. Anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman is het hof echter van oordeel dat niet voldoende is komen vast te staan met welk hoofddoel de verdachte die laptop in zijn café had staan. Daarbij verdient opmerking dat niet blijkt van een onderzoek naar het aantal met gebruikmaking van de laptop afgesloten weddenschappen in de tenlastegelegde periode. Nu onvoldoende is gebleken dat de laptop in overwegende mate werd gebruikt om op illegale wijze op uitslagen van sportwedstrijden te gokken, kan de laptop niet zonder meer gelijk worden gesteld aan een kansspelautomaat in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 22 juni 2017 tot en met
2 februari 2018 te 's-Gravenhage in een pand gelegen aan de [adres] ([eetcafé])
(telkens) al dan nietopzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan een of meer personen om door middel van een
zogenaamde "gokzuil" en/ofillegale toto, althans door middel van een kansspel en/of een of meer andere spelen, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor
(telkens)geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend
en van het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de officier van justitie in de gegeven omstandigheden niet tot het inzetten van een zwaar middel als pseudokoop had mogen overgaan en dat dit onrechtmatig is geweest nu niet is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Om die reden heeft de raadsman bepleit dat de uitkomsten van de pseudokoop niet tot het bewijs mogen worden gebezigd en dat bewijsuitsluiting dient te worden toegepast.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt en gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 17 oktober 2017 hebben twee verbalisanten in opdracht van de officier van justitie als pseudokopers een bezoek gebracht aan [eetcafé] te Den Haag waar de verdachte destijds eigenaar van was om aldaar deel te nemen aan illegale kansspelen. Aldaar aangekomen werden de verbalisanten aangesproken door een manspersoon, NN1, met de vraag of hij iets voor hen kon betekenen. Daarop vroegen de verbalisanten of zij voetbaltoto konden spelen. NN1 antwoordde hierop dat dit mogelijk was, maar kwam hier vervolgens weer op terug en deelde de verbalisanten mede dat zij wat konden drinken en voetbal konden kijken. Op het moment dat de verbalisanten naar het achterste deel van het café liepen, zagen zij dat NN1 druk in gesprek was met NN2, waarvan tijdens het verhoor bij de politie door de verdachte is bevestigd dat hij dit was. De verbalisanten merkten dat er sprake was van een gespannen sfeer. Enkele ogenblikken later kwam NN1 naar de verbalisanten toe en deelde hen mede dat zij met hem mee konden lopen als zij voetbaltoto wilden spelen. De verbalisanten zijn NN1 gevolgd naar het achterste gedeelte van het café waarop NN1 zich verontschuldigde en vertelde dat er veel politie op straat was.
De verbalisanten zagen in de ruimte een laptop op tafel staan waarop voetbalwedstrijden met de daarbij behorende uitslagen te zien waren. De verbalisanten herkenden deze website ambtshalve als de gokwebsite “Bet23”. Door één van de twee verbalisanten is vervolgens twintig euro ingezet op voetbalwedstrijden. De andere verbalisant heeft de twintig euro betaald aan de verdachte, waarop deze verbalisant van de verdachte een kansspelticket (bonnetje) uit een draagbare ticketprinter ontving.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de inzet van pseudokoop als opsporingsmiddel rechtmatig en ook gerechtvaardigd was. Allereerst is daarbij van belang dat de verdenking jegens de verdachte (en hetgeen plaatsvond in zijn eetcafé) voortvloeide uit een
grootschalig onderzoek naar strafbare feiten, waaronder overtreding van de Wet op de Kansspelen. Bij de inzet van het middel van pseudokoop was in het onderhavige geval voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de inzet van dit middel en is ook de daartoe voorgeschreven procedure gevolgd. Daar komt bij dat de opsporing - blijkens de toelichting op de vordering tot inzet van dit middel - ook vergde dat gebruikgemaakt werd van het middel pseudokoop. Een minder ingrijpend middel behoorde niet tot de mogelijkheden nu de verdachten in dit onderzoek erg op hun hoede waren in verband met mogelijke controles. Daar komt bij dat sprake is van een zeer beperkte vorm van pseudokoop waarbij slechts eenmalig een bescheiden bedrag is ingezet.
Naar het oordeel van het hof is dan ook eveneens voldaan aan de eisen van
proportionaliteit en subsidiariteit. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van enige onrechtmatigheid. Het verweer dient dan ook te worden verworpen.
Mede gelet op de bevindingen van de verbalisanten die betrokken waren bij de hiervoor besproken pseudokoop is het hof van oordeel dat de verdachte - kort gezegd – opzettelijk gelegenheid heeft gegeven om te gokken als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder a, Wet op de kansspelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, eerste lid, onder a van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft opzettelijk in zijn bedrijf gelegenheid geboden tot het spelen van kansspelen, zonder dat hij beschikte over de daarvoor vereiste vergunning. Dergelijk handelen ondermijnt het overheidsbeleid om het risico van kansspelverslaving en allerlei vormen van criminaliteit tegen te gaan die gepaard gaan met illegaal kansspelaanbod.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer een dergelijk feit te plegen.
Nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict acht het hof in beginsel een geldboete passend en geboden. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder was veroordeeld wegens een soortgelijk feit ziet het hof aanleiding om daarnaast ook een taakstraf op te leggen aan de verdachte.
Het hof houdt voorts rekening met het feit dat er sinds het plegen van het feit geruime tijd is verstreken, de verdachte zijn eetcafé inmiddels heeft verkocht en dat hij sinds de uitbraak van het coronavirus in financiële moeilijkheden verkeert en momenteel weinig tot geen werkzaamheden verricht.
Het hof heeft daarnaast geconstateerd dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met ruim zeven maanden is overschreden in de procesfase die is gelegen tussen het instellen van het hoger beroep op 22 juli 2019 en het wijzen van het onderhavige arrest. Voorts stelt het hof vast dat het dossier niet binnen 8 maanden na het instellen van hoger beroep bij het hof is binnen gekomen, te weten pas op 27 mei 2021.
Deze overschrijdingen zijn niet aan de verdachte toe te rekenen. Nu naar het oordeel van het hof er in deze zaak ook overigens geen sprake is van bijzondere omstandigheden die deze overschrijdingen rechtvaardigen, zal het hof de overschrijding van de redelijke termijn bij de strafoplegging in aanmerking nemen. Rekening houdende met voornoemde persoonlijke omstandigheden acht het hof – naast de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep gevorderde taakstraf – een geldboete van € 2.500,00 waarvan € 1.250,00 voorwaardelijk - passend en geboden. In verband met de genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de hiervoor overwogen deels voorwaardelijke geldboete van € 2.500,00 geheel voorwaardelijk opleggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 9 mei 2017 onder parketnummer 09-837296-16 is de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.250,00, subsidiair 22 dagen hechtenis, waarvan € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1 en 36 van de Wet op de kansspelen en art. 1, 2 en 6 Wet op de Economische Delicten, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 9 mei 2017, parketnummer 09-837296-16, te weten van:
een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
J.A. van Dorp en mr. J.T.C. Leliveld, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 februari 2022.
Mr. B.P. de Boer en mr. J.T.C. Leliveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.