Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/587597/ HA ZA 19-1146
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 11 december 2020, waarmee de Dikkedeur in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2020 (hierna te noemen: het vonnis);
- het arrest van dit hof van 2 februari 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 maart 2021;
- de memorie van grieven van 3 augustus 2021, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van 2 november 2021, met bijlagen;
- de stukken (producties 6 en 7) die de Dikkedeur ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
De Dikkedeur Kralingen B.V., Oudedijk 205, 3061 AE Rotterdam om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Verordening Kinderopvang 1998 ten behoeve van haar kinderdagverblijf De Dikkedeur, Jeruzalemstraat 56, 3061 GP Rotterdam” ingewilligd en de gevraagde vergunning verleend.
Het college van burgemeester en wethouders neemt in het register, bedoeld in artikel 46[het gemeentelijke register, toevoeging hof]
de kindercentra (…) op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijkens een door de betrokken gemeente verstrekte verklaring of vergunning voldoen aan de krachtens de Welzijnswet 1994 gestelde eisen met betrekking tot de kwaliteit (…).”
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging draagt er zorg voor dat kindercentra (…) die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen G en H, van de wet van 18 juli 2009 tot wijziging van de Wet kinderopvang (…)[1 januari 2010, toevoeging hof]
zijn opgenomen in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 46[het gemeentelijke register, toevoeging hof]
zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van voornoemde wijzigingswet, voor 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop voornoemde wijziging betrekking heeft, worden ingeschreven in het register kinderopvang bedoeld in artikel 47a[het LRK, toevoeging hof]”.
10.2 De opname van bestaande kindercentra (…) in het register
Naar aanleiding van de namens eiseres[de Dikkedeur, toevoeging hof]
op 9 april 2018 ingediende stukken, met name de overgelegde vergunning van 15 januari 2004, bericht ik u hierbij dat verweerder[de Gemeente, toevoeging hof]
het bestreden besluit van 11 december 2017 (…) intrekt. Reden hiervoor is dat uit die informatie (bij verweerder niet (meer) bekend) is gebleken dat het kinderdagverblijf van eiseres locatie Jeruzalemstraat 56 in 2005 bij inwerkingtreding van de Wet kinderopvang ten onrechte niet is geregistreerd. Dit zal alsnog gaan geschieden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er met het intrekken van de last onder dwangsom bij eiseres nog sprake is van procesbelang. De last onder dwangsom was opgelegd omdat eiseres volgens verweerder onrechtmatig gebruik maakte van de opvanglocatie op de Jeruzalemstraat 56 te Rotterdam. Het doel dat met deze beroepsprocedure kan worden bereikt, is met de intrekking van de last gerealiseerd. Eiseres heeft dan ook geen belang meer bij voortzetting van deze beroepsprocedure.”
Dat Dikkedeur het niet eens is met de motivering die ten grondslag is gelegd aan de intrekking van het besluit van 11 december 2017, maakt niet dat zij procesbelang heeft. Indien geen belang bestaat bij vernietiging van een besluit, bestaat ook geen belang meer bij een beoordeling van de motivering van dat besluit.”
De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat in het onderhavige geval geen sprake is van uitbreiding binnen één opvanglocatie of vestiging. Daartoe is allereerst van belang dat het college het kindercentrum, anders dan Dikkedeur stelt, mocht aanmerken als een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007 (…). Dat het college aansluiting mocht zoeken bij laatstgenoemde bepaling, volgt uit artikel 1, eerste lid, van het Besluit registers. Voorts heeft het college zich in dit geval met juistheid op het standpunt gesteld dat het pand aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam, waar de door Dikkedeur voorgenomen uitbreiding van het aantal kindplaatsen van het kindercentrum is gerealiseerd, niet tot de vestiging behoort omdat geen sprake is van een inpandige interne doorgang tussen het pand aan de Oudedijk 201 te Rotterdam, het adres waarop het kindercentrum in het LRKP geregistreerd staat, en het pand aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam en beide panden een eigen hoofdingang hebben. (…)”
(…)
4.Procedure bij de rechtbank
- i) een verklaring voor recht dat met de vergunning van 15 januari 2004 de Jeruzalemstraat als onderdeel van de Oudedijk is vergund, en dus niet als separaat kindercentrum in het LRKP kan worden geregistreerd;
- ii) een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Dikkedeur door de Jeruzalemstraat als kindercentrum te registreren;
- iii) een bevel aan de Gemeente om de registratie van de Jeruzalemstraat ongedaan te maken, en de Jeruzalemstraat niet opnieuw als kindercentrum te registreren, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- iv) veroordeling van de Gemeente tot vergoeding van de schade die de Dikkedeur door de onrechtmatige registratie van de Jeruzalemstraat heeft geleden, op te maken bij staat;
- v) veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
- i) de vergunning 2004 heeft destijds niet geleid tot de registratie van een nieuw kindercentrum. De Oudedijk was toen, en tot 2009, het enige kindercentrum van de Dikkedeur. In 2009 is het kindercentrum omgezet in twee kindercentra: Dikkedeur Oudedijk met vier adressen, waaronder de Jeruzalemstraat, en Dikkedeur Bethlehemstraat met drie adressen. De Dikkedeur Oudedijk en de Dikkedeur Bethlehemstraat zijn beide geregistreerd in het toen nieuw opgezette LRKP;
- ii) op grond van de Verordening Kinderopvang 1998 van de Gemeente werd een vergunning verleend aan een kindercentrum voor de opvang die het wilde aanbieden. Kindercentrum de Dikkedeur wilde opvang aanbieden aan de Jeruzalemstraat;
- iii) de Jeruzalemstraat is steeds geïnspecteerd als onderdeel van het kindercentrum aan de Oudedijk.
is. Inschrijving in het gemeentelijk register (of sinds 1 januari 2010, in het LRKP) is geen constitutieve voorwaarde voor het zijn van een kindercentrum, maar een feitelijke handeling die de Gemeente moet uitvoeren nadat een vergunning voor een kindercentrum is verleend (zie in dat verband ook de hiernavolgende beoordeling van grieven II, III en IV van de Dikkedeur). Dat de Jeruzalemstraat samen met kindercentra van de Dikkedeur op twee adressen aan de Oudedijk in één en hetzelfde inspectierapport (productie 13 van de Dikkedeur in eerste aanleg) is behandeld, is niet van belang voor de vraag of de vergunning 2004 betrekking heeft op de Jeruzalemstraat. In het inspectierapport staat niet dat de Jeruzalemstraat en de andere genoemde locaties samen één kindercentrum vormen, maar dat de Dikkedeur beschikt over meerdere locaties in Rotterdam. Dat is ook geen punt van geschil. Waar het in het kader van deze grief om gaat is de vraag of de Jeruzalemstraat destijds is vergund als onderdeel van het kindercentrum aan de Oudedijk. Dat is niet het geval. Verder is onjuist dat de Dikkedeur Oudedijk en de Dikkedeur Bethlehemstraat in het LRKP zijn geregistreerd als twee kindercentra met meerdere adressen (memorie van grieven, 39). Uit de registratielijst overgelegd door de Gemeente (productie 5 bij memorie van antwoord) blijkt dat vergunningen zijn verleend aan, en registraties hebben plaatsgevonden van, meerdere kindercentra van de Dikkedeur op afzonderlijke adressen. Dat daarbij steeds de naam van de Dikkedeur is genoemd, betekent niet dat deze kinderdagverblijven als uitbreidingen van twee kindercentra aan de Oudedijk en de Bethlehemstraat zijn vergund en geregistreerd, maar brengt slechts tot uitdrukking dat al deze kindercentra onder de naam de Dikkedeur worden geëxploiteerd.
een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang”. In artikel 1 lid 1 van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang (hierna te noemen: het Besluit) is een kinderopvangvoorziening gedefinieerd als: “
buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang”. In het onderhavige geval zijn alleen buitenschoolse opvang en dagopvang op een specifiek adres van belang. In het Besluit is aansluiting gezocht bij het begrip vestiging uit de Handelsregisterwet voor het bepalen van de locatie van een kindercentrum. In artikel 1 lid 1 van het Besluit is een vestiging gedefinieerd als: “
een vestiging als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Handelsregisterwet 2007, (…) waar buitenschoolse opvang of dagopvang plaatsvindt”. Een vestiging is in artikel 1 onder j van de Handelsregisterwet gedefinieerd als: “
een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of een rechtspersoon plaatsvindt”.
De locatie van het kindercentrum (…) is bepalend voor de opname in het register. Deze locaties vallen onder het begrip vestiging van de Handelsregisterwet 2007.” Adressen worden toegekend op basis van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG). De Jeruzalemstraat en de Oudedijk hebben ieder een eigen adres. In de e-mail van het Kadaster van 29 september 2021, geciteerd onder 3.13 van dit arrest, heeft het Kadaster bevestigd dat de Jeruzalemstraat en de Oudedijk op grond van de Wet BAG niet als één adres kunnen worden geregistreerd zolang zij niet inpandig verbonden zijn.
Indien er meerdere gebouwen, los van elkaar, op één terrein staan geldt:
Elk gebouw (of complex van gebouwen) dat een eigen BAG-adres heeft, is een aparte vestiging.
Van een complex van gebouwen is sprake wanneer meerdere gebouwen één BAG-adres hebben.