Rolnummer: 22-004129-17 en 22-003231-19 (gevoegd ter
Parketnummers: 09-817451-17 en 09-819315-17
Datum uitspraak: 4 februari 2022 (bij vervroeging)
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 september 2017 en tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte in de zaak met parketnummer 09-817451-17 van het onder 2 primair en
3 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlaste-gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtweeënzestig dagen met aftrek van voorarrest, waarvan zestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis omschreven.
Tevens is de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid, voor de duur van drie jaren opgelegd, waarbij is bevolen dat de verdachte zich zal onthouden van contact met de in het vonnis genoemde personen en universiteit.
Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Tot slot is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
In eerste aanleg heeft de rechtbank in de zaak met parketnummer 09-819315-17 ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde de terbeschikkingstelling van verdachte gelast met bevel tot verpleging van overheids-wege.
Namens de verdachte is tegen beide vonnissen hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2020 heeft het hof de voeging van de afzonderlijk aangebrachte zaken bevolen. Gelet op deze voeging zullen de feiten in de afzonderlijke tenlasteleggingen hierna worden doorgenummerd.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De raadsman mr. Bakker heeft ter terechtzitting van
25 januari 2022 aangevoerd dat er in de zaak met rolnummer 22-004129-17 (parketnummer 09-817451-17)geen grieven meer zijn en dat er in die zaak derhalve thans geen enkel in rechte te respecteren verdedigingsbelang meer is in de zin van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof ziet echter ambtshalve redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en met doornummering van de feiten - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-817451-17:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2015 tot en met 2 maart 2017 te [pleegplaats], (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte: - meermalen gebeld naar het telefoonnummer van die [aangeefster 1]
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende e-mails gestuurd naar die [aangeefster 1]
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten gestuurd naar die [aangeefster 1]
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende teksten geplaatst op de (verschillende) social media van die [aangeefster 1] en/of personen in haar nabije omgeving;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2015 tot en met 2 maart 2017 te [pleegplaats], (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- meermalen gebeld naar het telefoonnummer van die [aangeefster 2] en/of;
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten gestuurd naar die [aangeefster 2] en/of;
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten gestuurd aan [aangeefster 3], welke bedoeld waren voor die [aangeefster 2]
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2015 tot en met 2 maart 2017, te [pleegplaats], (telkens) via [aangeefster 3] [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk [aangeefster 3] dreigend (middels tekstberichten de woorden toegevoegd: "zeg effe tegen je chickie dat het binnenkort zo ver is, kan absoluut niet wachten om [aangeefster 2] helemaal de tering in te slaan en/of geef maar door aan [aangeefster 2], kom der binnenkort halen en/of ik ben bereid hiervoor te zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekken, van welke bedreiging(en) die [aangeefster 2] kennis heeft genomen;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 september 2016 tot en met 10 januari 2017 te [pleegplaats], (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 4], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 4], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- die [aangever 4] op zijn werkkamer heeft opgezocht en aldaar (ondermeer) de dreigende woorden heeft geuit "Ik ga de studentes pakken, ik ga jou pakken, ik heb een kankerhekel aan je, ik pak iedereen hier", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende e-mail berichten gestuurd naar die [aangever 4];
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 september 2016 tot en met 1 maart 2017 te [pleegplaats], [aangever 4] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk die [aangever 4] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga studentes pakken, ik ga jou pakken, ik heb een kankerhekel aan je, ik pak hier iedereen en/of dreigend (middels een tekstbericht) de woorden toegevoegd: "kanker rat, morgen begint de hulpverlening, ik mag godverdomme hopen voor je dat het gaat werken want echt ik kan je wel vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 1 maart 2017 te [pleegplaats] [aangever 5] en/of [aangeefster 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 5] dreigend (telefonisch) de woorden toegevoegd:
"Ik weet je te vinden en/of ik maak je kapot en/of ik ga je dochter haar keel doorsnijden ik droom elke nacht dat ik haar keel door snij en/of er gaat bloed vloeien en/of ik ga jou van kant maken en/of ik weet je te vinden, en/of ik ga jou en jouw hele familie vinden en van kant maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Zaak met parketnummer 09-819315-17:5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 7 december 2017 te [pleegplaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] door:
- ( meermalen) beledigende en/of bedreigende en/of provocerende teksten en/of afbeeldingen te plaatsen op een facebook account met de [naam] en/of
- ( vervolgens) een foto en/of afbeelding op de facebookpagina van een persoon in de nabije omgeving van die [aangeefster 1] (te weten [aangeefster 7] te "liken", met het oogmerk die [aangeefster 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 07 december 2017 te [pleegplaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 3], door:
- ( meermalen) beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten en/of afbeeldingen te plaatsen op een facebook account met de [naam] en/of
- ( meermalen) beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten te sturen naar (een) perso(o)nen in de nabije omgeving van die [aangeefster 3], met het oogmerk die [aangeefster 3], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2018 tot en met 21 april 2018 te [pleegplaats] [aangeefster 8] en/of [aangever 9] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk
(op 19 april 2018) dreigend een mes getoond aan die [aangeefster 8] en/of [aangever 9],
(op 19 april 2018) dreigend met zijn hand een pistool gevormd gebarende in de richting van die [aangeefster 8] en/of [aangever 9] en/of (daarbij) hen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
(op 21 april 2018) meermalen die [aangeefster 8] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je doodmaken" en/of (vervolgens) dreigend zijn tot een pistool gevormde hand op het voorhoofd van die [aangeefster 8] gedrukt/gezet en/of (daarbij) haar de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood";
hij op of omstreeks 15 maart 2018 te [pleegplaats] [aangeefster 10] en/of [aangever 11] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door hen dreigend de woorden toe te voegen - "Jullie maken mij een gevaar" en/of "Er knapt binnenkort iets in mijn hoofd",
- " Jullie zijn ratten" en/of "Als ik TBS krijg gaan jullie het zien" en/of "Ik weet jullie te vinden" en/of "Dan pak ik jullie",
en/of (ten slotte meermalen) "Jullie gaan het meemaken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair,
3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in de vordering omschreven.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contactverbod met [aangeefster 1, [aangever 5],
[aangeefster 6], [aangeefster 3], [aangeefster 2] en [aangever 4] wordt opgelegd, waarbij aan de verdachte per overtreding van de maatregel één week vervangende hechtenis wordt opgelegd met een maximum van zes maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
2 primair en 3 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging - behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde (belaging van [aangeefster 3] overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft op 4 november 2017 via het Facebookaccount onder de [naam] een bericht met beledigende teksten geplaatst met daarin onder andere de naam van de aangeefster. Op 24 november 2017 heeft de verdachte een foto van de aangeefster geplaatst met opnieuw een beledigende tekst. In de nacht van 27 op
28 november 2017 heeft de moeder van de aangeefster vier berichten ontvangen via Facebookmessenger van [naam], die in elk geval deels betrekking hadden op de aangeefster.
De verdachte heeft hiermee weliswaar inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, maar
gelet op het relatief geringe aantal berichten en de periode waarin deze werden geplaatst c.q. verstuurd, acht het hof niet bewezen dat verdachte daarmee
stelselmatiginbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Anders dan bij feit 5 ging aan deze handelingen niet een periode van stalking van (dezelfde) aangeefster vooraf, zodat het hof dat niet kan betrekken bij deze handelingen. Dat de verdachte van de rechtbank eerder een contactverbod met haar opgelegd had gekregen is wel van belang, maar maakt het voorgaande niet anders. Dit betekent dat de verdachte van de aan hem onder 6 tenlastegelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte zijn ouders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 15 september 2015 tot en met 2 maart 2017 te [pleegplaats],
(telkens)wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1],
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [aangeefster 1]
, in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- meermalen gebeld naar het telefoonnummer van die [aangeefster 1]
- meermalen beledigende en/of bedreigende
en/of provocerendee-mails gestuurd naar die [aangeefster 1]
- meermalen beledigende en/of bedreigende en/of provocerende tekstberichten gestuurd naar die [aangeefster 1
- meermalen beledigende en/of bedreigende
en/of provocerendeteksten geplaatst op
de (verschillende
)social media van die [aangeefster 1] en/of personen in haar nabije omgeving;
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 29 oktober 2015 tot en met
2 maart11 juli 2016, te [pleegplaats],
(telkens)via [aangeefster 3] [aangeefster 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling, immers heeft verdachte
(telkens)opzettelijk [aangeefster 3] dreigend (middels tekstberichten de woorden toegevoegd: "zeg effe tegen je chickie dat het binnenkort zo ver is, kan absoluut niet wachten om [aangeefster 2] helemaal de tering in te slaan en
/ofgeef maar door aan [aangeefster 2], kom der binnenkort halen en
/ofik ben bereid hiervoor te zitten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekken,van welke bedreiging
(en
)die [aangeefster 2] kennis heeft genomen;
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 22 september 2016 tot en met
1 maart
10 januari2017 te [pleegplaats], [aangever 4]
(telkens)heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling, immers heeft verdachte
(telkens)opzettelijk die [aangever 4] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga studentes pakken, ik ga jou pakken, ik heb een kankerhekel aan je, ik pak hier iedereen en
/ofdreigend
(middels een tekstbericht
)de woorden toegevoegd: "kanker rat, morgen begint de hulpverlening, ik mag godverdomme hopen voor je dat het gaat werken want echt ik kan je wel vermoorden"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op
of omstreeks1 maart 2017 te [pleegplaats] [aangever 5]
en/of [aangeefster 6]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 5] dreigend
(telefonisch
)de woorden toegevoegd:
"Ik weet je te vinden
en/of ik maak je kapot en/of “ik ga je dochter haar keel doorsnijden ik droom elke nacht dat ik haar keel door snij” en
/of“er gaat bloed vloeien” en
/ofik ga jou van kant maken en
/ofik weet je te vinden, en
/of“ik ga jou en jouw hele familie vinden en van kant maken"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 oktober 2017 tot en met 7 december 2017 [pleegplaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] door:
-
(meermalen
)beledigende
en/of bedreigende en/of provocerendeteksten
en/of afbeeldingente plaatsen op een Facebook account met de [naam]
en/of
- (vervolgens) een foto en/of afbeelding op de facebookpagina van een persoon in de nabije omgeving van die [aangeefster 1] (te weten [aangeefster 7]) te "liken"met het oogmerk die [aangeefster 1]
, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen;
hij op
of omstreeks15 maart 2018 te [pleegplaats]
[aangeefster 10] en
/of[aangever 11] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door hen dreigend de woorden toe te voegen
- "Jullie maken mij een gevaar" en/of "Er knapt binnenkort iets in mijn hoofd",
-
"Jullie zijn ratten" en/of"Als ik TBS krijg gaan jullie het zien"
en/of "Ik weet jullie te vinden"en
/of"Dan pak ik jullie",
en/of (ten slotte meermalen) "Jullie gaan het meemaken",althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank bewezenverklaarde gedragingen geen belaging op kunnen leveren. Daartoe is aangevoerd dat deze gedragingen niet rechtstreeks aan de aangeefster zijn gericht en derhalve naar hun aard niet kunnen worden aangemerkt als gedragingen die een inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer maken. Voorts kunnen de gedragingen volgens de verdediging niet als stelselmatig worden beschouwd. Gelet hierop dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij, nadat hij op
14 september 2017 de uitspraak van de eerste strafzaak had gehoord, waarbij aan hem ook een contactverbod met onder meer de [aangeefster 1] was opgelegd, in de periode van 7 oktober 2017 tot en met 1 december 2017 uit frustratie op zijn Facebook pagina onder de [naam] diverse berichten over haar heeft geplaatst. Hij heeft verder verklaard dat hij dit deed met de bedoeling dat anderen dit zouden lezen en verklaarde zich ervan bewust te zijn dat ook aangeefster hiervan kennis zou kunnen nemen.
Het hof stelt verder vast dat uit onderzoek naar het Facebookaccount van [naam] blijkt dat vanaf
7 oktober 2017 tot en met 1 december 2017 diverse berichten met een beledigend karakter zijn geplaatst waarvan de inhoud inderdaad verwijst naar [aangeefster 1].
Op 12 november 2017 heeft voorts de zus van [aangeefster 1] van [naam] een bericht via MSN Messenger ontvangen.
In voornoemde berichten wordt [aangeefster 1] onder andere een pathologische leugenaar, een conflict creërende duivel en een psychopaat genoemd, en worden haar diverse persoonlijkheidsstoornissen en “psychopathie” toegeschreven.
[aangeefster 1] heeft kennis genomen van de over haar geplaatste berichten. Mede gelet op de verklaring van de verdachte, maar ook gelet op de inhoud van deze berichten was dat ook de bedoeling van de verdachte.
De verdachte heeft de onder het eerste gedachtestreepje bewezenverklaarde gedragingen verricht, terwijl hij kort daarvoor, bij vonnis van 14 september 2017, was veroordeeld wegens belaging van [aangeefster 1].
In dat vonnis is aan verdachte voor drie jaar een contactverbod opgelegd ten aanzien van [aangeefster 1], waarbij dit verbod dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster is het hof van oordeel dat er in deze periode sprake is geweest van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de levenssfeer van de aangeefster. Onder de bedoelde omstandigheden rekent het hof mede de eerdere, toen nog recente veroordeling van de verdachte wegens belaging van aangeefster.
Ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, kort gezegd omdat opzet op bedreiging ontbrak en er geen sprake was van een redelijke vrees bij de aangevers [aangeefster 10] en [aangever 11] dat zij het leven zouden laten of zwaar zouden worden toegetakeld. Het betrof een uiting van pure frustratie en onmacht, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie is het niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte. De bedreiging moet van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees opwekt.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de woorden “als ik Tbs krijg gaan jullie het zien” en “dan pak ik jullie” die verdachte heeft gebruikt en de dreigende houding van verdachte daarbij, bij de aangevers ieder voor zich in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 8 bewezenverklaarde levert op:
2.subsidiair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
3.subsidiair: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
8: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende anderhalf jaar schuldig gemaakt aan belaging van een medestudente, nadat zij - zo heeft hij gesteld - de relatie met hem op een vervelende manier had beëindigd. Kort nadat de verdachte daarvoor door de rechtbank was veroordeeld en uit detentie was gekomen, is hij haar gedurende een periode van twee maanden wederom gaan stalken, terwijl het hem in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel per direct was verboden met haar contact op te nemen.
De verdachte heeft met zijn handelen herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren.
Daarnaast heeft de verdachte een andere medestudente, een hoogleraar aan de universiteit [plaats] en de vader van eerstgenoemde medestudente bedreigd. De verdachte heeft via e-mailberichten en teksten op sociale media dan wel telefonisch deze personen op onbeschaamde, beledigende, zeer intimiderende en bedreigende wijze bejegend.
Voorts heeft de verdachte twee reclasseringsmedewerkers bedreigd.
Door aldus te handelen heeft de verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
11 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De persoon van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte zijn in de loop der jaren diverse rapporten opgemaakt. Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud daarvan. Nadat de verdachte in eerste aanleg uiteindelijk slechts gedeeltelijk heeft meegewerkt aan de totstandkoming van rapportages over zijn persoon, heeft hij in hoger beroep wel volledig meegewerkt.
Het Pro Justitia rapport dat op 10 december 2021 is opgesteld door D. Harari, psychiater, en T. ’t Hoen,
GZ-psycholoog – opgemaakt in de zaak met rolnummer
22-03231-19 – naar aanleiding van een verblijf van de verdachte in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een kwetsbare en onrijpe persoonlijkheid met narcistische tendensen.
De persoonlijkheidsproblematiek bereikt echter niet de ernst dat er kan worden gesproken van een persoonlijk-heidsstoornis. De persoonlijkheidstrekken versterken elkaar op een problematische wijze, zowel naar buiten toe in sociale interacties, als naar binnen toe in het hanteren van emoties en zelfgevoel. Betrokkene heeft bovendien beperkte sociale copingsstrategieën. Hij is weliswaar sociaal vaardig en kan snel, ad rem reageren, maar hij is veel minder goed in staat om in complexe sociale situaties problemen in samenwerking op te lossen. Daarbij neigt hij bij oplopende frustratie door te gaan op hetzelfde spoor en heeft hij moeite een conflict waar hij zich in heeft vastgebeten los te laten.
Zodoende kunnen aldus, geregeld onbedoeld en zonder dat
betrokkene het zelf beseft, situaties uitlopen tot een steeds groter conflict en uiteindelijk escaleren. Verdachte mist het inzicht dat hem er toe zou kunnen brengen uit zichzelf te stoppen. Hij zal dan maar doorgaan. Hij reageert al snel grensoverschrijdend, heeft
volstrekt onvoldoende door wat het effect van zijn gedrag op de ander is en blijft hier in hangen. Hierdoor krijgt betrokkene in toenemende mate negatieve reacties, wat hij als afwijzing ervaart en wat bij hem leidt tot oplopende gevoelens van boosheid, frustratie en krenking, maar ook teleurstelling en verdriet. Hij houdt deze negatieve emoties weg door middel van massale (en primitieve/ onrijpe) afweer van emoties: betrokkene ontkent,
bagatelliseert en externaliseert. Wanneer de spanning zo hoog oploopt dat de afweer van deze emoties tekort schiet, ervaart betrokkene onverdraaglijke gevoelens van rancuneuze woede. Hij mist vervolgens het vermogen om op zichzelf te reflecteren en deze emoties op een adequate wijze te reguleren. Indien hij vervolgens ook cannabis gebruikt, kan het externaliseren en de rancune doorschieten in achterdocht en zelfs in paranoïdie.
Betrokkene raakt dan meer en meer gedecompenseerd.
Er treden vervolgens ook cognitieve vervormingen op ten aanzien van het gelijk dat betrokkene meent te hebben en
de verhoudingen met degenen met wie betrokkene een conflict heeft.
Ten tijde van het ten laste gelegde (en ook ten tijde van het vorige onderzoek door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) was er sprake van deze gedecompenseerde toestand, welke kan worden geclassificeerd als een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. De kwetsbaarheid in zijn persoonlijkheid lijkt een stuwende rol te hebben gespeeld bij het ontstaan van dit toestandsbeeld (decompensatie). Het toestandsbeeld werd bovendien sterk aangewakkerd door het cannabis-gebruik van betrokkene; betrokkene heeft zijn hele volwassen leven en ook enkele jaren in de jeugd geblowd. Hierbij dient het cannabisgebruik, zeker met het oplopen van de stress en de ontwikkeling van de aanpassings-stoornis, als een gemankeerde vorm van coping te worden gezien. Hij trachtte de oplopende stress op deze wijze te dempen, hetgeen een averechts effect sorteerde.
De aanpassingsstoornis is momenteel in remissie.
Ook de stoornis in gebruik van cannabis is inmiddels in remissie, zij het wel onder toezicht in detentie.
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, waren de persoonlijkheidspathologie, de aanpassingsstoornis en de stoornis in cannabisgebruik aanwezig, welke elkaar versterkten en in stand hielden.
Bovendien werd in alle ten laste gelegde feiten het effect van de psychopathologie verergerd door het toegenomen gebruik van cannabis. Het versterkte het ontstaan van de aanpassingsstoornis, de somberheid, het onvermogen andere oplossingen te zien, alsmede de achterdocht.
Betrokkene kwam zodoende meer en meer in een neerwaartse spiraal terecht, waar hij zelfstandig onvoldoende in staat was uit te geraken.
Onderzoekers adviseren om betrokkene alle ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd toe te rekenen. Betrokkene heeft op dergelijke momenten, als gevolg van de beschreven pathologie, volgens de deskundigen onvoldoende interne remming en is dan in verminderde mate in staat om zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen en andere gedragskeuzes te maken.
Het risico op recidive wordt - indien betrokkene zonder behandeling zou terugkeren in de situatie van voor zijn aanhouding - bepaald door enerzijds de onderliggende, nog steeds aanwezige psychopathologie en anderzijds door het optreden van triggerende situaties. Dit betekent dat een recidive kan optreden bij een opstapeling van afwijzingservaringen en bij een tekort aan steunende factoren. Cannabisgebruik is hierbij eveneens een belangrijke luxerende en versterkende factor.
Klinisch wordt de kans op herhaling van verbale agressie als matig tot hoog ingeschat.
De kans op stalking wordt nu als matig ingeschat.
Een risico op escalatie tot fysiek geweld, wanneer er eenmaal een recidief zal zijn opgetreden, kan niet worden uitgesloten, maar kan ook niet onderbouwd worden.
Het risico op terugval in stalkingsgedrag komt als gemiddeld naar voren.
Dit wordt vooral bepaald door een geschiedenis van
stalking, ambivalentie ten aanzien van behandeling, onzekerheid of betrokkene ook buiten detentie abstinent zal blijven en de persoonlijkheidsproblematiek. Wat het gevaar op psycho-sociale schade voor betrokkene zelf betreft, worden als risicofactoren de geringe
stressbestendigheid en de problemen met woede en boosheid gezien. De sociaal-maatschappelijke schade is reeds zeer groot voor betrokkene. De psychische schade is op dit moment beperkt, maar is ook afhankelijk van de uitspraak in onderhavige zaak.
Het beschreven recidivegevaar kan worden verminderd door een behandeling van betrokkenes persoonlijkheids-problematiek zodat zijn kwetsbaarheid voor het plegen van delicten afneemt. Deze behandeling dient langdurig en intensief te zijn, maar kan in een ambulant kader plaatsvinden. Er is op dit moment geen indicatie voor een klinische behandeling. Wel is er een stok achter de deur, lees een dwingend juridisch kader nodig, gezien de zeer prille en ambivalente motivatie van betrokkene voor behandeling.
Hier zien onderzoekers zich voor een dilemma geplaatst. Hoewel het mogelijk is om inhoudelijk helder te beschrijven welke vorm van behandeling betrokkene nodig heeft, geldt dat niet voor het advies over een passend juridisch kader bij een dergelijke behandeling. Er kan
worden overwogen om betrokkene de behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden op te leggen. Het nadeel is echter dat wanneer betrokkene zich niet aan de voorwaarden houdt, er slechts het uitzitten van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel resteert.
Qua behandeling staat men op dat moment de facto met lege handen, niet in de laatste plaats omdat betrokkene al langer gedetineerd is en het resterende voorwaardelijke strafdeel derhalve vermoedelijk beperkt zal zijn.
Een behandeling in het kader van een terbeschikking-stelling met voorwaarden vangt de bovengenoemde nadelen op. Het betreft echter - tegen de achtergrond van in omvang beperkte problematiek, het beperkte gevaar op fysieke agressie en het minimale escalatie-
gevaar - naar mening van de gedragsdeskundigen een zware en ingrijpende maatregel. Zij zien vanuit gedragsdeskundig oogpunt en op basis van het onderhavige onderzoek onvoldoende indicatie en noodzaak voor een tbs met voorwaarden. Dit geldt in sterkere mate voor een tbs
met verpleging van overheidswege. De vraag of een dergelijke maatregel proportioneel is, zeker gezien het feit dat betrokkene nooit eerder en voor langere tijd vanuit een strafrechtelijk kader een behandeling heeft ondergaan en hier nu wel -zij het nog ambivalent- voor open lijkt te staan, laten ondergetekenden ter beoordeling van het gerechtshof over.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 18 januari 2022 en opgesteld door C.J.A. Hopstaken, reclasseringswerker. Dit houdt onder meer het volgende in:
De reclassering kan zich vinden in het advies van de deskundigen Harari en ’t Hoen, dat betrokkene baat heeft bij een langdurige en intensieve behandeling. De mate waarin betrokkene is gedecompenseerd in 2017 na afwijzing door [aangeefster 1] (het hof begrijpt: [aangeefster 1] en alle gevolgen die dit met zich meebracht, baren de reclassering zorgen voor de toekomst.
Vooralsnog is betrokkene niet behandeld en is de pathologie die beschreven staat in het rapport voornamelijk afgezwakt door het verlopen van de tijd en doordat betrokkene in een veilige en gestructureerde omgeving verblijft. Indien hij vrij komt en alle uitdagingen van het leven weer op hem afkomen, is het vanzelfsprekend dat betrokkene opnieuw te maken zal krijgen met teleurstellingen en mogelijk nieuwe krenkingen, die vergelijkbaar zijn met de afwijzing door [aangeefster 1], waarmee het in 2017 allemaal is begonnen.
De reclassering acht de kans op nieuw stalkingsgedrag reëel indien de door het PBC gestelde diagnose onvoldoende wordt behandeld. Daarom wordt behandeling noodzakelijk geacht, om betrokkene beter om te leren gaan met vergelijkbare situaties. Het kader waarin dit dient te gebeuren, is een moeilijke afweging.
De reclassering ziet de risico’s van het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het PBC-rapport. Omdat betrokkene reeds langere tijd in detentie verblijft, is de verwachting dat het voorwaardelijke strafdeel dat nog kan worden opgelegd, beperkt zal zijn. Hierdoor is de ‘stok achter de deur’ die wellicht nodig is om betrokkene er toe te bewegen om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden gering.
De keuze om niet mee te werken aan bijzondere voorwaarden binnen een proeftijd van twee jaar en om daarvoor in de plaats het voorwaardelijke strafdeel uit te gaan zitten, kan hierdoor een aantrekkelijke zijn. Dit zou betekenen dat betrokkene, na het uitzitten van zijn straf, zonder behandeling terugkeert in de maatschappij, wat met zich meebrengt dat de kans op herhaling niet voldoende is afgenomen en de risico’s blijven bestaan, wat volgens de reclassering onwenselijk is. Hetzelfde risico kleeft aan een behandeling in een vrijwillig kader. Ondanks dat betrokkene zich gemotiveerd toont tot het volgen van een vrijwillige behandeling, is het volgens de reclassering niet uit te sluiten dat betrokkene de handdoek in de ring gooit als het hem te moeilijk wordt gemaakt of de verwachtingen die de behandelinstelling van betrokkene heeft, hem niet bevallen.
TBS met voorwaarden wordt daarom gezien als een maatregel die beter in staat is om de, in de ogen van de Reclassering, noodzakelijke behandeling, te waarborgen teneinde de kans op recidive te doen afnemen.
Betrokkene heeft zich echter niet bereid verklaard om mee te werken aan de noodzakelijke voorwaarden die in dit kader aan hem gesteld worden.
De haalbaarheid van een TBS met voorwaarden valt en staat met de inzet van betrokkene. Zonder medewerking van verdachte kan de reclassering niet onverdeeld positief adviseren over deze maatregel, omdat bij niet meewerken het risico op omzetten naar TBS met dwangverpleging aanwezig is. De reclassering sluit echter niet uit dat betrokkene, indien hij TBS met voorwaarden opgelegd krijgt, hieraan zal meewerken ter voorkoming van een eventuele omzetting, waarbij het meewerken voornamelijk vanuit een extrinsieke motivatie zal starten.
De pro Justitiarapporteurs schrijven in hun advies dat zij vanuit gedragsdeskundig oogpunt en op basis van het onderhavige onderzoek onvoldoende indicatie en noodzaak zien voor een TBS met voorwaarden en dat dit nog in sterkere mate geldt voor een TBS met verpleging van overheidswege. Hierdoor lijkt de noodzaak om de behandeling te waarborgen binnen een TBS maatregel ook niet door hen te worden ondersteund.
Gezien de opstelling van betrokkene in combinatie met het advies van het PBC, komt ook de reclassering niet met sluitend advies over in welk kader de noodzakelijke behandeling van betrokkene het best gewaarborgd kan worden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de reclasserings-werker C.J.A. Hopstaken als deskundige gehoord.
Zij heeft herhaald dat het noodzakelijk is dat verdachte langdurig wordt behandeld. Voorts heeft de deskundige verklaard dat de reclassering uitgaat van alleen een ambulante behandeling. Daarbij is het volgens de deskundige belangrijk dat de behandelaar de behandeling kortsluit met de reclassering. De voorkeur van de reclassering gaat uit naar een forensische behandelinstelling.
De deskundige heeft voorts verklaard dat het belangrijk is dat verdachte direct begint met de behandeling en niet wacht tot de zaak onherroepelijk is geworden.
Het zou verdachte ook zonder dadelijke uitvoerbaarheid moeten lukken om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij weet dat hij behandeling nodig heeft en dat hij bereid is om met de reclassering te bekijken waar hij het best kan worden behandeld. Daarbij stelt verdachte zich op het standpunt dat de reclassering alleen een ondersteunende rol dient te hebben.
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij bij zijn oom in [woonplaats] kan gaan wonen en dat zijn oom ervoor gezorgd heeft dat hij kan gaan werken bij een bedrijf dat zich bezig houdt met het plaatsen van zonnepanelen.
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt die grotendeels tot de zijne. Het hof zal bij het bepalen van de strafmaat de verdachte ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld hoe de noodzakelijke langdurige en intensieve behandeling van de verdachte vorm kan krijgen. Als stok achter de deur zou een TBS met voorwaarden naar het oordeel van het hof het meest in aanmerking komen, ook al zien de gedrags-deskundigen hiertoe thans onvoldoende indicatie en noodzaak. De verdachte heeft echter ter terechtzitting niet de daarvoor ingevolge de wet vereiste bereidverklaring gegeven, zodat geen TBS met voorwaarden kan worden opgelegd.
Er is derhalve geen andere manier om de voorwaarden af te dwingen dan in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof constateert echter dat de verdachte inmiddels ruim vier jaren in voorarrest heeft gezeten, terwijl het wettelijk maximum om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen vier jaar bedraagt. Desalniettemin zal het hof voor deze modaliteit kiezen, omdat daarmee de beste condities voor een behandeling worden geschapen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren een passende en geboden reactie vormt.
Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van
de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de berechting in hoger beroep in beide zaken niet heeft plaatsgevonden binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep.
Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat en in plaats van de overwogen gevangenisstraf van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk, een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren aan de verdachte opleggen.
Het hof zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Het hof acht het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten in de toekomst, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen voor de duur van drie jaren. Deze maatregel houdt in dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster 1], haar ouders [aangever 5] en [aangeefster 6], [aangeefster 2] en [aangeefster 3], [aangever 4] en [aangeefster 10] en [aangever 11], met bevel dat, voor het geval de verdachte niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Het hof ziet geen mogelijkheid om de bijzondere voorwaarden en de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v, 38w, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
2 primair, 3 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 8 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 ( twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, Conradkade 53 te Den Haag of een door deze instelling te bepalen reclasseringsinstelling, zo lang en frequent als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt;
- dat de verdachte zich laat behandelen door een behandelinstelling, te bepalen door de reclassering, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener of instelling geeft voor de behandeling. Het
innemen van medicijnenkan onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de behandelaar in de zorginstelling dat nodig vindt. Omdat één van de tenlastegelegde feiten zich heeft voorgedaan bij de reclassering van GGZ Fivoor, dient behandeling niet bij deze instelling in de vestigingen [pleegplaats] plaats te vinden;
- dat de verdachte zich niet vestigt op een adres zonder toestemming van de reclassering.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling dan wel de instelling die de begeleiding overneemt opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde
voor de duur van drie jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
- [ aangeefster 1, [geboortedatum];
- haar ouders [aangever 5], [geboortedatum]
en [aangeefster 6], [geboortedatum];
- [ aangeefster 2], [geboortedatum];
- [ aangeefster 3], [geboortedatum];
- [ aangever 4], [geboortedatum];
- [ aangeefster 10], [geboortedatum];
- [ aangever 11], [geboortedatum].
Op geen enkele wijze betekent ook: geen contact via
e-mail of sociale media zoals Facebook, WhatsApp of Instagram.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
één weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. L.C. van Walree en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2022.
Mr. L.C. van Walree is buiten staat dit arrest te ondertekenen.