Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 juli 2022
Worldmeetings.com B.V.,
de Staat der Nederlanden (in het bijzonder het ministerie van Financiën),
Het verdere verloop van het geding
- het tussenarrest van 29 juni 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 10 november 2021;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 17 februari 2022;
- de memorie na enquête van Worldmeetings (met producties 4a, 4b en 5);
- de memorie na enquête van de Staat.
De verdere beoordeling van het hoger beroep
maverick buying.
maverick buying(regelmatig) is besproken. Dat als zodanig is echter niet voldoende om van een klacht in de zin van artikel 6:89 BW te spreken. Het enkele feit dat bij de uitvoering van het contract problemen rezen die partijen met elkaar bespraken of dat besproken werd dat de uitvoering niet in alle opzichten verliep zoals partijen zich hadden voorgesteld, levert niet een klacht op in de zin van art. 6:89 BW. Het gaat erom dat aan de Staat een duidelijk signaal is gegeven dat hij zijn gedrag moest aanpassen om schade te voorkomen.
maverick buyingte verlagen en dat het zijn insteek was dat
maverick buyingin strijd was met de overeenkomst. Ook verklaarde de getuige [getuige 1] dat hij in een gesprek met [betrokkene 1] gezegd heeft dat
maverick buyingniet volgens de overeenkomst is. Ook de zogenaamde koppeling die werd gebouwd strekte ertoe
maverick buyingte verlagen, maar [getuige 1] heeft niet ‘met de vuist op tafel geslagen’ om zijn standpunt bij de Staat duidelijk te maken.
maverick buyingvanaf het begin voorkwam en in het begin van een samenwerking als deze ook onvermijdelijk is. Zij heeft ook verklaard dat
maverick buyingeen vast onderdeel was van de kwartaalevaluaties met de Staat. Het overleg met de Staat strekte ertoe een boeker te helpen Worldmeetings te vinden. Het middel om alle facturen `dicht te zetten’ is niet toegepast. Over het overleg dat met [betrokkene 1] en [getuige 4] plaatsvond, verklaarde zij dat is besproken dat de zogenaamde koppeling de oplossing voor het probleem was, maar dat de kosten daarvan steeds verder opliepen en dat de koppeling er maar niet kwam. Zij verklaarde ook dat er naar haar mening bij de Staat geen misverstand kan hebben bestaan over de klachten van Worldmeetings. Zij voegde nog toe dat
maverick buyinggewoon niet mocht voorkomen en dat het niet zo was dat
maverick buyinggetolereerd moest worden omdat de koppeling niet van de grond kwam.
maverick buying.In een mail van de Staat stond dat het onderwerp niet meer aan de orde mocht worden gesteld, waarna het ‘op een lichtere manier’ is aangestipt. Er was naar haar mening ‘geen gelijkwaardigheid in het contract’.
maverick buyinguit het verslag van het gesprek in december 2014 is gehaald. Zij denkt dat dit is omdat het een negatieve connotatie heeft omdat het onrechtmatig is. Zij heeft verder verklaard dat
maverick buyingsteeds op de agenda stond en dat er ook over is gemaild, maar dat het werd besproken in het kader van ‘goed opdrachtgever- en goed opdrachtnemerschap’ en nooit is geproblematiseerd in de zin dat het tot een claim zou leiden. Zij heeft verder verklaard dat zij geen signalen heeft gehad dat
maverick buyingecht een issue was voor Worldmeetings. Zij heeft nooit enige druk gevoeld of iets zien aankomen.
maverick buyingtussen partijen steeds is besproken als terugkerend onderwerp tijdens het periodieke overleg. Uit de verklaringen van de getuigen die Worldmeetings heeft voorgebracht, kan ook worden afgeleid dat aan de zijde van Worldmeetings is aangedrongen op verbeteringen in de uitvoering van de overeenkomst, in die zin dat
maverick buyingzou worden verminderd. De genoemde koppeling zou daarbij een rol moeten spelen. Die vermindering van
maverick buyingwas daarmee kennelijk een gemeenschappelijk doel, met een gemeenschappelijke inspanning die er mede toe strekte de koppeling tot stand te brengen. Weliswaar volgt uit de verklaringen van de getuigen die Worldmeetings heeft voorgebracht dat
maverick buyingdoor Worldmeetings in strijd werd geacht met de overeenkomst, en dat het verschijnsel als zodanig met de Staat is besproken, maar er kan niet uit worden afgeleid dat aan de Staat duidelijk is gemaakt dat elk geval van
maverick buyinggevolgen zou kunnen hebben en dat Worldmeetings de Staat in verband daarmee op enig moment tot schadevergoeding zou aanspreken. [getuige 1] heeft verklaard nooit ‘met de vuist op tafel’ te hebben geslagen, [getuige 2] heeft verklaard dat je ‘vliegen met honing vangt’ en [getuige 3] verklaarde dat het probleem ‘op een lichtere manier’ is aangestipt. Daarbij past de waarneming van [getuige 4] dat het onderwerp in het kader van ‘goed opdrachtgever- en goed opdrachtnemerschap’ steeds aan de orde kwam. Daarmee was het een onderwerp dat in het kader van de reguliere contractbesprekingen steeds op de agenda stond, maar niet als een onderwerp dat, in de woorden van [getuige 4], werd ‘geproblematiseerd.’ Daarbij past ook dat [getuige 2] verklaarde dat
maverick buyingin het begin van de uitvoering van de overeenkomst in ieder geval onvermijdelijk is. Dat is een feit dat meebrengt dat bij de Staat niet zonder meer de indruk behoefde te bestaan dat het als een probleem met juridische consequenties werd gezien. Om die reden kan het feit dat het onderwerp steeds op de agenda van het periodieke overleg stond, niet voldoende worden geacht om te kwalificeren als klacht in de zin van artikel 6:89 BW. Feitelijk is door Worldmeetings melding gemaakt van het verschijnsel en zijn partijen vervolgens steeds op dezelfde voet verder gegaan zonder dat daaraan consequenties werden verbonden. Tegen deze achtergrond legt de weinig specifieke verklaring van de getuige [getuige 1] over wat hij met betrekking tot
maverick buyingbij de Staat aan de orde heeft gesteld (zie hiervoor onder 3.4) onvoldoende gewicht in de schaal.
maverick buyingis ‘geproblematiseerd’, maar veeleer dat het een voortdurend onderwerp van gesprek was tussen partijen.
maverick buying.
maverick buyinguit het gespreksverslag heeft gehaald. Dat leidt evenmin tot een ander oordeel. Uit dat gegeven blijkt niet meer dan dat het onderwerp besproken is, maar niet dat het op een andere wijze aan de orde is gekomen dan uit de getuigenverklaringen moet worden afgeleid.
maverick buyingplaatsvond. Het lag op de weg van Worldmeetings om de Staat daarop op zodanige wijze aan te spreken dat voor de Staat duidelijk was dat er van hem een gedragswijziging verlangd werd, bij gebreke waarvan aanspraak op schadevergoeding zou worden gemaakt. De Staat heeft bovendien voldoende onderbouwd dat er voor hem een belang was bij een duidelijke klacht, en de enkele stelling van Worldmeetings dat dit niet het geval is, is niet voldoende voor een ander oordeel en kan niet de stelling dragen dat het beroep op artikel 6:89 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Artikel 6:89 BW is ook op overeenkomsten met de Staat van toepassing, zodat het enkele gegeven dat de Staat de wederpartij van Worldmeetings is, niet meebrengt dat een beroep op de klachtplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof neemt daarbij bovendien in aanmerking dat door de Staat een groot aantal boekingen wordt gedaan en dat het juist daarom van belang is tijdig te worden aangesproken op een tekortkoming, zodat nog controleerbaar is of daadwerkelijk van een tekortkoming sprake is. Datzelfde geldt voor de aard en de inhoud van de overeenkomst. Die sluit een beroep op artikel 6:89 BW niet uit en brengt evenmin mee dat een beroep op de klachtplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Overige bijzondere omstandigheden die meebrengen dat een beroep op de klachtplicht wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zijn door Worldmeetings niet aangevoerd.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 november 2019;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt Worldmeetings in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 2.071,- aan verschotten en € 12.192,- aan salaris advocaat, te verhogen met € 163 aan nasalaris en € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag der algehele voldoening.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.