ECLI:NL:GHDHA:2022:1092
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Partneralimentatie en lotsverbondenheid in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen is op 1 mei 2019 ontbonden, en bij de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Den Haag op 24 mei 2017 is bepaald dat de man € 1.906,- bruto per maand aan de vrouw dient te betalen. De man heeft in hoger beroep verzocht om de partneralimentatie op nihil te stellen, stellende dat de lotsverbondenheid tussen partijen is verbroken. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en een incidenteel hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten van de rechtbank overgenomen en geoordeeld dat de lotsverbondenheid niet is verbroken. De man heeft onvoldoende gegevens verstrekt om zijn draagkracht vast te stellen, en het hof heeft geoordeeld dat de vrouw behoeftig is en recht heeft op de vastgestelde alimentatie. De bestreden beschikking is bekrachtigd, en het verzoek van de man om de werking van de beschikking te schorsen is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.