Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 21 juni 2022
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën),
[geïntimeerde] B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
hebbenverhoogd
naaanpassing van de sportvrijstelling. Ook is een deel van de vordering van [geïntimeerde] verjaard, aldus de Staat.
condicio sine qua non-verband) tussen onrechtmatige daad en schade aanwezig is, moet worden beantwoord aan de hand van een vergelijking tussen (i) de situatie die zich feitelijk heeft voorgedaan en (ii) de situatie die zich zou hebben voorgedaan indien het onrechtmatig handelen niet zou hebben plaatsgevonden. Stelplicht en bewijslast van het
conditio sine qua non-verband rusten op de benadeelde ([geïntimeerde]) [3] , maar aangezien het bij situatie (ii) gaat om een hypothetische situatie kan, om deze vast te stellen, in beginsel worden volstaan met een aannemelijkheidsoordeel. Dat neemt niet weg dat het op de weg ligt van een eiser als [geïntimeerde] om de rechter zodanige gegevens te verschaffen dat de rechter over de hypothetische situatie een verantwoord oordeel kan geven.
Beslissing
in eerste aanlegbegroot op € 3.946,-- aan griffierecht en € 9.640,-- voor salaris van de advocaat, en
in hoger beroeptot op heden op (€ 2.071,-- aan griffierecht en € 100,89 aan dagvaardingskosten =) € 2.171,89 en € 11.410,-- aan salaris van de advocaat, alsmede op € 163,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;