ECLI:NL:GHDHA:2022:1019

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
200.300.832/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een neutrale curator in een ondercuratelestelling; geschil tussen echtgenoten over de zorg voor de betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een betrokkene, die lijdt aan vasculaire dementie. De betrokkene was eerder onder curatele gesteld door de kantonrechter, waarbij een curator was benoemd. De echtgenoot van de betrokkene, [appellant], was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de ondercuratelestelling te vernietigen en hem als curator aan te stellen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord, waarbij [appellant] aanvoerde dat hij in staat was om de belangen van de betrokkene te behartigen, terwijl [geïntimeerde], de dochter van de betrokkene, stelde dat de ondercuratelestelling noodzakelijk was voor de bescherming van haar moeder.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen en dat de redenen voor de ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft ook overwogen dat de communicatie tussen [appellant] en [geïntimeerde] problematisch is en dat er gegronde redenen zijn om [appellant] niet als curator te benoemen. De huidige curator, die door de kantonrechter was benoemd, werd als neutraal beschouwd en het hof heeft besloten deze benoeming te bekrachtigen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een onafhankelijke curator in situaties waar de belangen van de betrokkene in het geding zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.300.832/01
rekestnummer rechtbank : EJ VERZ 20-84447
zaaknummer rechtbank : 8803874
beschikking van de meervoudige kamer van 23 februari 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , Zwitserland,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [geïntimeerde] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1] ,
verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
1. [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 2] ,
2. [belanghebbende 3] ,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de curator.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 16 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[appellant] is op 9 september 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van [appellant] :
  • op 29 september 2021 een e-mailbericht met drie bijlagen;
  • op 25 oktober 2021 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 15 november 2021een journaalbericht van 12 november 2021 met bijlage;
  • op 21 december 2021 een e-mailbericht met als bijlage een journaalbericht van
diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van [geïntimeerde] :
- op 21 januari 2022 een e-mailbericht met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 26 januari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [geïntimeerde] , via een Microsoft Teams-verbinding;
- de curator.
[belanghebbende 2] en de betrokkene zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De omvang van het geschil

3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, de betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand. Tot curator is benoemd [belanghebbende 3] . Eerder, bij tussenbeschikking van 20 november 2020, heeft de kantonrechter [belanghebbende 3] benoemd tot provisionele bewindvoerder.
3.2
[appellant] verzoekt het hof (zo begrijpt het hof) de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van [geïntimeerde] tot curatelestelling van de betrokkene af te wijzen en [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief nakosten.

4.De motivering van de beslissing

Provisioneel bewind
Standpunten van partijen
4.1
[appellant] voert aan dat hij het nooit eens is geweest met de beslissing van de kantonrechter om een provisionele bewindvoerder te benoemen, omdat dit niet ter onmiddellijke bescherming van betrokkene noodzakelijk was. Hoewel hij tijdens de mondelinge behandeling van 5 januari 2021 had verzocht om opheffing van het provisioneel bewind, heeft de kantonrechter ten onrechte niet direct na die zitting beslist dat de provisionele bewindvoering moet worden beëindigd. [appellant] heeft later bij de kantonrechter nogmaals verzocht om opheffing van het provisioneel bewind, echter is hierop niet beslist.
Overwegingen van het hof
4.2
Artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aanvult, indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
4.3
Gelet op voornoemd artikel lag het op de weg van [appellant] om bij het uitblijven van een beslissing van de kantonrechter op zijn verzoek tot opheffing van het provisioneel bewind een dergelijk verzoek bij de kantonrechter in te dienen. Het hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing tot benoeming van een provisionele bewindvoerder, neergelegd in de beschikking van 20 november 2020, is buiten de beroepstermijn is ingediend.
Gelet hierop verklaart het hof [appellant] niet-ontvankelijk in dit verzoek.
Curatele
Standpunten van partijen
4.4
[appellant] stelt dat niet is gebleken dat een ondercuratelestelling van betrokkene noodzakelijk is. Uit de wilsverklaring van betrokkene van 25 november 2016 blijkt dat zij [appellant] , haar wettige echtgenoot, heeft benoemd tot gevolmachtigde. Niet is gebleken dat [appellant] deze taak niet wil of kan vervullen. Aldus is voorzien in de behartiging van de belangen van de betrokkene op een minder verstrekkende wijze dan door middel van een ondercuratelestelling. [appellant] stelt dat niet zonder meer voorbij kan worden gegaan aan de wilsverklaring van betrokkene. Daarbij komt dat [appellant] goed samenwerkt met de instelling waar betrokkene verblijft en dat hij in staat is gebleken haar zaken goed te regelen. Zijn advocaat heeft een bezoekregeling voor betrokkene opgesteld, die door de naasten van betrokkene wordt nageleefd.
Voor [appellant] blijft het daarom onduidelijk wat de meerwaarde van een ondercuratelestelling is.
4.5
[geïntimeerde] is van mening dat de ondercuratelestelling op terechte gronden is uitgesproken en dat het niet in het belang van betrokkene is als de ondercuratelestelling wordt opgeheven.
De aanvraag voor het onder curatele stellen van betrokkene is gebaseerd op het bieden van bescherming aan haar en het opkomen voor haar belangen. Er waren wat [geïntimeerde] betreft in de periode voorafgaand aan de ondercuratelestelling, toen [appellant] nog intensieve bemoeienis had met alle aangelegenheden rondom betrokkene, ernstige zorgen over haar veiligheid en haar welzijn. Als dochter van betrokkene verbleef [geïntimeerde] geregeld gedurende meerdere aaneengesloten dagen in de echtelijke woning van betrokkene en [appellant] en was zij getuige van het effect van de dwingende en overheersende opstelling van [appellant] op betrokkene. [geïntimeerde] is van mening dat het daarom belangrijk is dat een onafhankelijke curator de belangen van betrokkene behartigt.
Betrokkene is zowel ten aanzien van persoonlijke, medische als financiële aangelegenheden het beste gediend bij een ondercuratelestelling.
[geïntimeerde] stelt verder dat [appellant] enkel van de curatele af wil, omdat hij het beheer over het vermogen van betrokkene wil. Hij wil onder meer haar AOW-uitkering, haar pensioen en haar persoonsgebonden budget. [geïntimeerde] vreest dat de AOW-uitkering van betrokkene haar niet bereikt.
4.6
De curator heeft geprobeerd om met zowel [appellant] als met [geïntimeerde] zo goed mogelijk contact te onderhouden. Zowel [appellant] als [geïntimeerde] worden in het levenstestament van betrokkene genoemd als belangenbehartiger. Kennelijk is het voor betrokkene van waarde dat beiden een nabije rol in haar leven blijven vervullen. Indien de curatele wegvalt, is dit wat de curator betreft echter niet gewaarborgd. Volgens hem heeft geen van beiden er blijk van gegeven een neutrale invulling te kunnen geven aan de positie van vertegenwoordiger van betrokkene.
Overwegingen van het hof
4.7
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
4.8
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat betrokkene niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen ten gevolge van haar lichamelijke of geestelijke toestand, nu zij de diagnose vasculaire dementie heeft. Betrokkene verblijft thans in het verzorgingstehuis [naam verzorgingstehuis] , alwaar zij intensieve zorg krijgt.
Weliswaar heeft betrokkene in haar levenstestament een gevolmachtigde aangewezen om haar belangen te behartigen indien zij daartoe zelf niet meer in staat is, maar met die voorziening wordt niet voorzien in de noodzakelijke behartiging van haar persoonlijke, niet-vermogensrechtelijke belangen. Daarom is voldaan aan de grond van het eerste lid van artikel 1:378 BW. De beschermingsmaatregel van curatele heeft immers ten doel de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van betrokkene te waarborgen. De redenen die aanleiding waren voor de ondercuratelestelling zijn dan ook nog altijd aanwezig.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking wat betreft de ondercuratelestelling dan ook bekrachtigen.
Persoon van de curator
4.9
[appellant] stelt dat de huidige curator ten onrechte tot curator is benoemd. Indien het noodzakelijk is een curator te benoemen, dan dient dit [appellant] te zijn. Dit was ook de uitdrukkelijke wens van betrokkene, zoals uit haar levenstestament blijkt. Nergens blijkt uit dat [appellant] niet goed zou functioneren als curator. Hij heeft immers jarenlang de verzorging van betrokkene op zich genomen en haar belangen waargenomen. Het was ook de bedoeling van de kantonrechter dat [appellant] na een afkoelingsperiode de taak als curator van de huidige curator zou overnemen. De verstoorde verhouding tussen hem en [geïntimeerde] zou eraan in de weg staan om hem als curator te benoemen, maar [appellant] heeft zich bereidwillig getoond om deze relatie door middel van mediation te verbeteren. [geïntimeerde] heeft niet meegewerkt aan bemiddeling, enkel met het doel om de huidige curator te behouden. Dit is niet iets dat aan [appellant] kan worden tegengeworpen, maar waar [geïntimeerde] op moet worden afgerekend. Uit verschillende incidenten blijkt dat de curator, die een bekende is van [geïntimeerde] , gericht is op het zoveel mogelijk naar de zin maken van [geïntimeerde] en dat hij de belangen van betrokkene niet voorop stelt. Ziekenhuis- en tandartsafspraken worden niet nagekomen en praktische zaken worden niet geregeld voor betrokkene. [appellant] wordt door de curator zoveel mogelijk buitengesloten. Het langer aanhouden van de huidige curator is daarom in strijd met de belangen en wensen van betrokkene.
4.1
[geïntimeerde] heeft ter zitting verklaard dat zij groot voorstander is van een onafhankelijke derde als curator voor betrokkene. [geïntimeerde] maakt zich ernstige zorgen over de situatie indien [appellant] tot curator wordt benoemd. De twee beste vrienden van betrokkene zullen haar niet meer bezoeken als [appellant] curator is, nu er eerder een incident tussen hen heeft plaatsgevonden. Dit zou intens triest zijn voor betrokkene. Discussies tussen [appellant] en naasten van betrokkene vinden nu al plaats, terwijl [appellant] geen curator is. Er zal veel onzeker worden als [appellant] tot curator wordt benoemd.
Met [appellant] kan [geïntimeerde] geen afspraken maken. [geïntimeerde] ziet geen heil in mediation, omdat zij er geen vertrouwen in heeft dat [appellant] zijn houding jegens haar kan aanpassen. Zelfs een onafhankelijke curator wordt door [appellant] op een bepaalde manier benaderd en bedreigd met e-mails. De bedreigingen en de verbale uitingen van [appellant] in de richting van de curator lijken invloed te hebben op het handelen van de curator.
4.11
De curator heeft verklaard dat hoewel betrokkene in haar levenstestament de wens heeft geuit dat [appellant] en [geïntimeerde] samen nauw bij haar betrokken blijven als haar belangenbehartigers, noch [appellant] , noch [geïntimeerde] er blijk van heeft gegeven een neutrale invulling te kunnen geven aan de positie van wettelijk vertegenwoordiger. Er is sprake van veel emotie, spanning en geschiedenis tussen hen beiden. De meest simpele zaken leiden tot grote discussies. Onder meer het bezoeken van betrokkene is een probleem gebleken.
De advocaten van [appellant] en [geïntimeerde] hebben eerder geprobeerd om onderlinge overeenstemming tussen hen te bereiken, maar dit is niet gelukt.
De communicatie vanuit [appellant] naar de curator gaat stroef, en [appellant] geeft er blijk van zich grievend jegens de curator uit te laten als de emoties bij hem oplopen. De curator maakt zich daarom zorgen over hoe de communicatie naar derden zal zijn, indien [appellant] tot curator wordt benoemd.
Dat de curator een bekende van [geïntimeerde] zou zijn, betwist hij.
4.12
Op grond van artikel 1:383 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van de curatele of zo spoedig mogelijk daarna een curator. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
De rechter volgt op grond van het tweede lid van dat artikel bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Indien lid 2 niet van toepassing is, bepaalt lid 3 van dit artikel dat, indien de onder curatele gestelde persoon gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot curator wordt benoemd.
4.13
Het hof verenigt zich, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Het hof neemt die gronden over en maakt deze - na een eigen afweging - tot de zijne. Weliswaar volgt de rechter bij de benoeming van de curator, conform het bepaalde in voormeld artikel, de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, doch het hof is van oordeel dat sinds het wijzigen van het levenstestament van betrokkene in 2016, de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat niet langer op dit testament kan worden teruggevallen. Daarnaast overweegt het hof dat in het testament bovendien is bepaald dat de volmacht die daarin is gegeven aan [appellant] eindigt bij het instellen van bewind. Naar het oordeel van het hof wordt hieronder ook curatele begrepen, nu dit een zwaardere beschermingsmaatregel is dan bewind.
Tussen partijen staat vast dat betrokkene thans niet meer in staat is haar persoonlijke voorkeur voor de persoon van de curator uit te spreken.
Op grond van lid 3 van artikel 1:383 BW gaat in het geval er geen sprake (meer) is van een door de betrokkene uitgesproken voorkeur, de voorkeur uit naar het benoemen van de echtgenoot of levensgezel van de betrokkene tot curator. Dat zou betekenen dat [appellant] in aanmerking komt om tot curator te worden benoemd. Het hof is echter gebleken dat de communicatie en samenwerking tussen [appellant] en [geïntimeerde] en tussen [appellant] en de twee goede vrienden van betrokkene, die haar regelmatig bezoeken, bijzonder stroef verloopt. Er zijn geregeld onderlinge disputen en er bestaat een hoge mate van wantrouwen over en weer. Dat [appellant] in zijn wijze van communiceren niet conflict-mijdend is, blijkt ook uit zijn communicatie jegens de huidige curator. Daarom is een verbetering van de verstandhouding tussen [appellant] enerzijds en [geïntimeerde] en de vrienden van betrokkene anderzijds niet te verwachten. Het is voorzienbaar dat in de situatie dat [appellant] tot curator wordt benoemd, sprake zal zijn van voortdurende onrust en onderlinge spanningen tussen de naasten van betrokkene, hetgeen voor de betrokkene, die zich in een kwetsbare en afhankelijke positie bevindt, merkbaar zal zijn.
In zoverre is het hof van oordeel dat er sprake is van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van [appellant] als curator van betrokkene verzetten.
Het hof acht het in het belang van betrokkene om een onafhankelijke derde als curator te benoemen, teneinde te waarborgen dat alle bij de betrokkene betrokken personen, onbelemmerd contact met haar kunnen onderhouden.
Daarbij overweegt het hof dat tegen de persoon van de door de kantonrechter benoemde huidige curator geen onderbouwde bezwaren zijn geuit. Dat de familie [geïntimeerde] en de familie [naam] elkaar zouden kennen, is niet onderbouwd en ter zitting bovendien door de curator betwist.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er geen grond bestaat om de huidige curator te ontslaan en [appellant] tot curator te benoemen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking ook op dit punt.
Proceskosten
4.14
Het hof ziet, gelet op de aard van de zaak, geen aanleiding om één van partijen in de proceskosten te veroordelen. Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.15
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 november 2020;
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, P.M.A.J. Bollen en K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. N. Metalsi als griffier en is op 23 februari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.