ECLI:NL:GHDHA:2022:1013
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Honorarium advocaat en rechtsbijstandsverzekering in geschil over overeenkomst van opdracht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], die als advocaat de Vereniging van Eigenaren (VVE) heeft bijgestaan, en de VVE zelf over de betaling van een honorarium dat hoger is dan het bedrag dat door de rechtsbijstandsverzekeraar, DAS, wordt vergoed. De VVE had een rechtsbijstandsverzekering bij DAS, die een maximum van € 5.000,-- aan vergoedingen voor juridische bijstand biedt. [appellant] heeft in totaal € 12.311,81 aan de VVE gefactureerd, waarvan slechts € 6.050,-- door DAS is vergoed. De VVE heeft het resterende bedrag van € 6.261,81 aan [appellant] betaald, maar vordert dit nu terug op grond van onverschuldigde betaling.
Het hof heeft vastgesteld dat de opdracht van de VVE aan [appellant] was begrensd tot het bedrag dat door de rechtsbijstandsverzekering werd vergoed. Dit is gebaseerd op de correspondentie tussen partijen en de voorwaarden van de rechtsbijstandsverzekering. Het hof oordeelt dat [appellant] niet voldoende heeft aangetoond dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt die hem recht zouden geven op een hoger honorarium. De VVE was niet verplicht om een incidentele grief te formuleren, aangezien zij geen andere uitspraak wenste dan de toewijzing van haar vordering. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vordering van de VVE heeft toegewezen, en veroordeelt [appellant] in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke bevestigingen in overeenkomsten van opdracht, vooral in situaties waarin een rechtsbijstandsverzekering van toepassing is. Het hof concludeert dat [appellant] redelijkerwijs had moeten aannemen dat zijn werkzaamheden tot het door de verzekering gedekte bedrag zouden worden vergoed, en dat de VVE het teveel betaalde bedrag kan terugvorderen.