ECLI:NL:GHDHA:2022:1003

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
2200460616
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 september 2016. De verdachte, die in eerste aanleg was vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden voor het onder 1 tenlastegelegde. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat onbeperkt was ingesteld, niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De tenlastelegging omvatte onder andere witwassen van aanzienlijke geldbedragen in de periode van 2009 tot 2011, waarbij de verdachte samen met anderen handelingen verrichtte die verband hielden met de herkomst van deze bedragen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor het onder 1 tenlastegelegde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlasteleggingen en sprak de verdachte vrij van beide feiten. Het hof verwierp ook het verweer van de raadsman dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn, en oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004606-16
Parketnummer: 09-754108-10
Datum uitspraak: 14 juni 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 september 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (geboorteland) op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:

1.(witwassen Zaaksdossier Duitsland)in of omstreeks de maand november 2009, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van

1 januari 2009 tot en met 12 april 2010, te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en)van in totaal € 817.000,-, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten dat geldbedrag, gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp -onmiddelijk- afkomstig was uit enig misdrijf.

2.(witwassen Nederland, cf. Zaaksdossier Kasopstelling 4e vervolg)

op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2011 te
's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), bij wijze van gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van in totaal
€ 604.370,12, bestaande uit: - in [naam B.V. 1] een geldbedrag van (€ 23.757,32 +
€ 30.764,79 - € 865 =)
€ 53.657,11
- in [naam B.V. 2] (€ 132.450,52 +
€ 127.134,48 + € 50.719,88 =)
€ 310.304,88
- privé (€ 205.259,49 + € 9.066,16 - € 3.917,52=)
€ 210.408,13
(telkens) verworven en/of voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten dat geld, gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
en/of
[naam B.V. 1]op een of meer tijdstip(pen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 mei 2011 te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft [naam B.V. 1] en/of haar mededader(s), bij wijze van gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van in totaal
€ 53.657,11, (telkens) verworven en/of voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten dat geld, gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf en hij, verdachte, tot de/het bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging(en).
en/of
[naam B.V. 2]op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met
26 mei 2011 te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft [naam B.V. 2] en/of haar mededader(s) bij wijze van gewoonte een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen(en) van in totaal
€ 310.304,88, (telkens) verworven en/of voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp, te weten dat geld, gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf en hij, verdachte, tot de/het bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de bovenomschreven gedraging(en).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een zodanige overschrijding van de redelijke termijn dat vaststelling van de feiten niet meer mogelijk is en er dus van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geen sprake meer kan zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad kan een overschrijding van de redelijke termijn aanleiding geven tot strafvermindering, maar vormt een dergelijke termijnoverschrijding op zich zelf geen grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding in dit geval tot een ander oordeel te komen. Het openbaar ministerie is dus ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Het verweer wordt verworpen.
Vrijspraak
Feit 1
Op grond van de zich in het dossier bevindende tapgesprekken en hetgeen overigens uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen heeft het hof niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De inhoud van het zich in het dossier bevindende vonnis van de rechtbank te Hamburg d.d. 8 december 2010, dat is gewezen tegen een ander dan de verdachte en in een procedure waarin de verdachte ook overigens niet is betrokken, maakt dit niet anders.
Nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Feit 2
Het hof is – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. O.M. Harms,
in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2022.
mr. O.M. Harms is buiten staat dit arrest te ondertekenen.