ECLI:NL:GHDHA:2021:999

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
22-003829-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot bedreiging met terroristisch misdrijf tegen de Iraanse ambassade

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken door de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van (poging tot) bedreiging met een terroristisch misdrijf, in het bijzonder gericht tegen de Iraanse ambassade en de afdeling bewaken en beveiligen (ABB) van de politie. De tenlastelegging betrof uitlatingen van de verdachte waarin hij aangaf een aanslag te willen plegen op de Iraanse ambassade met een bom en met een auto de ambassade te willen inrijden. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had om de ABB of het ambassadegebouw te bedreigen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende bewust was van de gevolgen van zijn uitlatingen en sprak hem vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003829-19
Parketnummer: 09-837437-18
Datum uitspraak: 8 april 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedatum]
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 december tot en met 12 december 2018 te Ouderkerk aan den IJssel, gemeente Krimpenerwaard, en/of Rotterdam, althans in Nederland, een of meer perso(o)n(en) van de afdeling bewaken en beveiligen en/of een rechtspersoon te weten de politie (eenheid Den Haag, afdeling bewaken en beveiligen) en/of het ambassadegebouw van de Islamitische Republiek Iran heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte gezegd dat hij een aanslag wil plegen op de Iraanse ambassade in Nederland met een bom en/of dat hij met een auto de ambassade zal inrijden en dan zelf misschien ook zou overlijden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 december tot en met 12 december 2018 te Ouderkerk aan den IJssel, gemeente Krimpenerwaard, en/of Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om een of meer perso(o)n(en) van de afdeling bewaken en beveiligen en/of een rechtspersoon te weten de politie (eenheid Den Haag, afdeling bewaken en beveiligen) en/of het ambassadegebouw van de Islamitische Republiek Iran
te bedreigen met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte,
gezegd dat hij een aanslag wil plegen op de Iraanse ambassade in Nederland met een bom en/of dat hij met een auto de ambassade zal inrijden en dan zelf misschien ook zou overlijden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met bijzondere voorwaarden, te weten – kort gezegd – een meldplicht, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een (soft)drugsverbod, een gebiedsverbod voor de Iraanse ambassade in Den Haag en medewerking aan begeleiding door een hulpverlenende instelling, een en ander met toezicht van de reclassering.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal zich – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde requisitoir – op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde bedreiging met een terroristisch misdrijf door te zeggen dat hij een aanslag wilde plegen op de Iraanse ambassade met een bom en dan zelf misschien zou komen te overlijden. De advocaat-generaal heeft daarbij gevorderd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging jegens de personen van de afdeling bewaken en beveiligen (hierna ook: ABB). De bedreiging met terroristisch misdrijf tegen het ambassadegebouw van Iran en tegen een rechtspersoon, te weten de politie, eenheid Den Haag, ABB, dient wel te worden bewezenverklaard.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep (primair) op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiaire tenlastegelegde. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd, behoudens hetgeen is overwogen met betrekking tot het door de verdachte dreigen met een bom, hetgeen wordt ontkend, aldus de raadsman.

Oordeel van het hof

Op grond van het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het navolgende vast.
De verdachte heeft op 10 december 2018, in een gesprek met behandelaars van de psychische zorginstelling I&PSY te Rotterdam, gezegd dat hij een aanslag wil plegen op de Iraanse ambassade in Nederland met een bom en dat hij met een auto de ambassade zal inrijden en dan zelf misschien ook zal overlijden. S.Y. Ismail, GZ-psycholoog en manager zorg bij I&PSY, heeft hiervan op 11 december 2018 telefonisch, via 112, melding gedaan bij de politie.
De afdeling bewaken en beveiligen van de politie eenheid Den Haag (ABB) heeft kennis gekregen van deze melding. De ABB voert de bewakingstaak uit bij de ambassade van Iran te Den Haag. Het personeel van de ABB voert deze taak uit vanuit een bewakingscontainer, die voor de ambassade geplaatst is, alsook via camera’s rond de ambassade en door middel van dynamische diplomatieke surveillance rond de ambassade. Namens de ABB is aangifte gedaan van bedreiging.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij dit soort dingen heeft gezegd om medische hulp te krijgen en dat hij hoopte dat de politie, als die zou worden ingeschakeld, er ook voor zou zorgen dat hij medische hulp zou krijgen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep eveneens verklaard dat hij wist waar de Iraanse ambassade in Den Haag is en dat hij daar één keer eerder is geweest om te demonsteren, maar dat hij de bewakingscontainer tijdens die demonstratie niet heeft gezien en ook niet wist dat een dergelijke bewakingscontainer bemand met de ABB vlakbij de ambassade is geplaatst.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de tenlastegelegde uitlatingen van de verdachte een (poging tot) bedreiging, al dan niet met een terroristisch misdrijf, in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opleveren, van – zoals tenlastegelegd – een of meer personen van de ABB en/of van de rechtspersoon ABB en/of van het ambassadegebouw van de Islamitische Republiek Iran, en overweegt hiertoe het volgende.
Het ambassadegebouw van de Islamitische Republiek Iran
Omtrent de vraag of voornoemde uitingen van de verdachte een strafbare bedreiging tegen het ambassadegebouw van de Islamitische Republiek Iran oplevert, overweegt het hof als volgt.
Bedreiging in de zin van artikel 285 Sr is een misdrijf dat zich richt op bedreiging jegens (rechts)personen. Het hof leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de reikwijdte van die strafbaarstelling niet strekt tot bedreiging tegen goederen, in onderhavig geval het ambassadegebouw. Het hof merkt daarbij op dat het bedreigen met geweld tegen een goed wel tot een strafbare mogelijkheid behoort, maar ook in een dergelijk geval moet de bedreigde immer een (rechts)persoon betreffen.
Nu uitdrukkelijk de bedreiging van het ambassadegebouw is tenlastegelegd, en niet de bedreiging van het personeel van de ambassade of de ambassade als rechtspersoon, komt het hof tot het oordeel dat de uitlatingen van de verdachte geen strafbare bedreiging van het ambassadegebouw oplevert. Het hof spreekt van de verdachte daarvan vrij.
Personen van de ABB en/of de ABB als rechtspersoon
Het hof ziet zich ook voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn uitlatingen het opzet had om personen van de ABB of de ABB als rechtspersoon te bedreigen.
Voor een bewezenverklaring ter zake van bedreiging is zogenoemd dubbel opzet vereist, hetgeen inhoud dat het opzet van de verdachte zowel moet zijn gericht op het daadwerkelijk op de hoogte raken van zijn bedreiging bij de bedreigde, als op het ontstaan van de redelijke vrees bij de bedreigde. Daarbij volstaat voorwaardelijk opzet.
Naar het oordeel van het hof kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de bedreiging van personen van de ABB of van de rechtspersoon ABB. In dit verband weegt het hof mee dat op basis van het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van het feit dat de ABB de bewaking van de ambassade van Iran verzorgde en wel op de hiervoor vastgestelde wijze, met gebruikmaking van een bewakingscontainer die op korte afstand van de ambassade ligt. Het hof beschouwt dat ook niet als feit van algemene bekendheid.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat op basis van het verhandelde ter terechtzitting evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte tijdens zijn eerdere demonstratie bij de Iraanse ambassade in Den Haag moet hebben gezien dat de bewakingscontainer, bemand met personen van de ABB, op korte afstand van de ambassade ligt.
Voorts kan het hof uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij hoopte dat de politie, als die zou worden ingeschakeld, er ook voor zou zorgen dat hij medische hulp zou krijgen, niet afleiden dat hij daarmee doelde op personen van de ABB of de ABB, als rechtspersoon.
Gelet op voorgaande komt het hof dan ook tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het voor de bewezenverklaring vereiste opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om personen van de ABB, of de ABB als rechtspersoon te bedreigen.
Het hof spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Subsidiair tenlastegelegde: poging tot bedreiging
Aan de verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 10 december tot en met 12 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan poging tot bedreiging van het Iraanse ambassadegebouw, personen van de ABB en/of de rechtspersoon ABB, door te zeggen dat hij, de verdachte, een aanslag wilde plegen op de Iraanse ambassade in Nederland met een bom en dat hij met een auto de ambassade in zal rijden en dan zelf misschien ook zou overlijden.
Gelet op de overwegingen die ten grondslag liggen aan de vrijspraak ter zake van het primair tenlastegelegde, oordeelt het hof dat op basis van die overwegingen de subsidiair tenlastegelegde poging tot bedreiging ook niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof spreekt de verdachte aldus vrij van de gehele tenlastelegging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door E.F. Lagerwerf-Vergunst,
mr. D.M. Thierry en mr. M.A.J. van de Kar,
in bijzijn van de griffier mr. L.B. Schut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2021.
Mr. D.M. Thierry is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.