ECLI:NL:GHDHA:2021:999
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot bedreiging met terroristisch misdrijf tegen de Iraanse ambassade
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken door de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van (poging tot) bedreiging met een terroristisch misdrijf, in het bijzonder gericht tegen de Iraanse ambassade en de afdeling bewaken en beveiligen (ABB) van de politie. De tenlastelegging betrof uitlatingen van de verdachte waarin hij aangaf een aanslag te willen plegen op de Iraanse ambassade met een bom en met een auto de ambassade te willen inrijden. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had om de ABB of het ambassadegebouw te bedreigen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende bewust was van de gevolgen van zijn uitlatingen en sprak hem vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.