III. de vrouw te veroordelen in de proceskosten van de man.
4. De vrouw verzet zich daartegen.
5. De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen niet duurzaam is ontwricht en dat zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt daarover duidelijk naar voren te brengen. De vrouw wil graag met de man in gesprek gaan bij een mediator om de mogelijkheden van een verzoening met elkaar te bespreken.
6. De man stelt dat partijen al een jaar feitelijk uiteen zijn en dat er sindsdien geen contact tussen hen is geweest. Hij persisteert dan ook bij zijn stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hij is na de zoveelste ruzie middenin de nacht door de vrouw op straat gezet. Gezien de vele dreigementen van de vrouw heeft de man niet het gevoel dat de vrouw zich met hem wil verzoenen maar mogelijk wraak wil nemen door de IND in te schakelen.
7. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten wordt uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Voor het antwoord op de vraag of het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, is van belang hoe de huidige relationele omstandigheden van partijen zijn. Nu partijen inmiddels een jaar feitelijk uiteen zijn, er sindsdien geen contact tussen hen is geweest en de man persisteert bij zijn stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en er geen uitzicht bestaat op een verzoening tussen partijen, is het hof van oordeel dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen als vaststaand moet worden aangenomen. Het hof zal de beschikking dan ook in zoverre bekrachtigen.
Huwelijksgoederengemeenschap
8. De vrouw is van mening dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van de vrouw tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen heeft afgewezen bij gebreke aan een overzicht van de omvang en onduidelijkheid over wat er verdeeld moet worden. Partijen hadden geen spaargeld in huis en de inboedel was al verdeeld, aldus de vrouw. Wel hadden partijen een aantal schulden waarvoor de man voor de helft draagplichtig is. Dit zijn schulden die gemaakt zijn ten behoeve van de man toen hij in 2018 in Hongarije in detentie verbleef. Het betreft een lening bij [naam] ter hoogte van 500.000 HUF (€ 1.370,11) en een lening bij de zus van de vrouw van 600.000 HUF (€ 1.644,13). De vrouw heeft deze schulden na de peildatum volledig voldaan, zodat de man de helft ervan aan de vrouw dient te vergoeden.
9. De man betwist dat de inboedel al verdeeld is. Hij is enkel met zijn jas de echtelijke woning uitgezet. Het spaargeld van de man van € 2.000,- bevond zich nog in de woning en de man wenst dit geld terug te ontvangen van de vrouw. Voorts betwist de man de door de vrouw opgevoerde schulden. De lening voor juridische bijstand is reeds tijdens het huwelijk afgelost en de man is niet op de hoogte van een lening bij de zus van de vrouw. De vrouw legt ook geen betaalbewijzen over. De man is het eens met de rechtbank dat de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap onduidelijk is. In incidenteel appel verzoekt de man eventuele onroerende goederen en/of banksaldi in Hongarije die tijdens het huwelijk aanwezig waren te verdelen. De vrouw heeft het hier namelijk wel eens over gehad, maar de man is niet op de hoogte van de omvang ervan. Indien de vrouw goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, dan verbeurt zij haar aandeel in die goederen aan de andere deelgenoot. Nu de vrouw geen inzage geeft over de omvang van de huwelijksgemeenschap kan de man geen verdeellijst over leggen.
10. De vrouw stelt de man nimmer op straat te hebben gezet. Hij heeft de woning vrijwillig verlaten en had al zijn eigendommen en deel van de inboedel meegenomen. Het vertrek van de man kwam onverwachts, waardoor de vrouw de scheiding niet kan accepteren en verwerken. De vrouw bezit geen bankrekening in Hongarije onder nummer [bankrekeningnummer] en dit blijkt ook uit het feit dat deze rekening niet op haar naam staat.
11. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de rechtbank daarbij het verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft afgewezen. Het hof legt dat als volgt uit. Voor de verdeling is relevant welke goederen en schulden op de peildatum van 10 januari 2020 aanwezig zijn. De rechtbank heeft de verdeling niet kunnen vaststellen omdat onduidelijk was wat er verdeeld moest worden. Ook in hoger beroep hebben partijen nagelaten het hof volledig te informeren over de omvang en samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap op de datum van ontbinding. Op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Het hof heeft partijen op grond van artikel 22 lid 1 Rv voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de zaak nogmaals verzocht om een boedelbeschrijving per datum indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding (10 januari 2020) en een overzicht van de waarde van de boedelbestanddelen per heden. Van de zijde van de man is een boedelbeschrijving ingekomen, echter zonder vermelding van de waardes. Van de zijde van de vrouw is geen reactie ingekomen. Op basis van het aan het hof voorliggende dossier is ook niet vast te stellen of de vrouw uit privévermogen een mogelijke gemeenschapsschuld heeft betaald. De door de vrouw gestelde schulden worden bovendien door de man ontkend. Van eventuele onroerende goederen en/of banksaldi in Hongarije is het hof evenmin gebleken, net zoals het door de man gestelde spaargeld. Nu partijen geen duidelijkheid hebben verschaft over de op de peildatum aanwezige goederen en schulden kan het hof de verdeling niet vaststellen en evenmin de wijze van verdeling gelasten. De verzoeken van partijen te dien aanzien zal het hof dan ook afwijzen.
12. De man stelt dat de vrouw hem, door niet mee te werken aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en door op het allerlaatst hoger beroep in te stellen, op kosten heeft gejaagd. De man wenst dan ook dat de vrouw veroordeeld wordt in de kosten van de procedure.
13. De vrouw heeft dit verzoek weersproken.
14. Het hof ziet geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren.