ECLI:NL:GHDHA:2021:93

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
2200227020
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2020. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 14 maart 2019 en 4 februari 2019, waarbij de verdachte de aangeefsters [aangeefster A] en [aangeefster B] heeft bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van een van de tenlastegelegde feiten niet-ontvankelijk verklaard, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van de eerbaarheid van [aangeefster B] en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 50 uur. De vordering van de benadeelde partij [aangeefster A] tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde is vrijgesproken. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de afwezigheid van inzicht in zijn handelen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002270-20
Parketnummer: 09-852075-19
Datum uitspraak: 25 januari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. De bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 14 maart 2019 te [plaats], door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten (door) te zeggen "jij gaat niet weg" en/of "als jij gaat gillen ga ik je slaan" en/of door te worstelen en/of op het lichaam te liggen/zitten en/of de hals vast te pakken en/of in de hals te knijpen en/of te zeggen "ik ga een mes pakken" en/of (daarbij) richting de keuken te lopen, [aangeefster A] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster A], te weten het duwen/brengen en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus en/of de vagina van die [aangeefster A];
1. subsidiair
hij op of omstreeks 14 maart 2019 te [plaats], [aangeefster A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te zeggen "jij gaat niet weg" en/of op het lichaam die [aangeefster A] te zitten/liggen en/of de keel vast te pakken/vast te houden en/of te zeggen "als je nog een keer gaat gillen, ga ik je slaan" en/of zeggen "ik ga een mes pakken" en/of (daarbij) richting de keuken te lopen;
2.
hij op of omstreeks 04 februari 2019 te [plaats], door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het zeggen "je bent een bloedgeil wijf" en/of "je windt me op" en/of het duwen tegen de schouders en/of het bovenop het lichaam gaat zitten en/of het onverhoeds de hand onder de kleding brengen en/of het brengen van zijn mond naar haar mond en/of het knijpen in de hals/keel en/of het zeggen "ik maak je af en ik weet een plekje waar in je kan dumpen" en/of "je weet niet met wie je te maken hebt" en/of "je moet niet denken dat ik bang ben voor de politie, want ik schiet ze neer, ik heb een pistool, moet ik hem pakken", [aangeefster B] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen op de mond en/of het vastpakken en/of betasten van de borst(en);
3.
hij op of omstreeks 04 februari 2019 te [plaats], [aangeefster B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door het knijpen in de hals/keel en/of het zeggen "ik maak je af en ik weet een plekje waar in je kan dumpen" en/of "je weet niet met wie je te maken hebt" en/of "je moet niet denken dat ik bang ben voor de politie, want ik schiet ze neer, ik heb een pistool, moet ik hem pakken";
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
Op basis van de verklaringen van de verdachte en aangeefster [aangeefster A] stelt het hof vast dat zij elkaar in de middag van 14 maart 2019 hebben ontmoet in de woning van de verdachte. Aldaar is er met wederzijds goedvinden fysiek seksueel contact geweest. Op een bepaald moment is de sfeer omgeslagen en volgde er een worsteling tussen aangeefster en de verdachte. Tot zover komen de verklaringen grotendeels overeen.
De aangeefster heeft vervolgens verklaard dat de verdachte haar toen heeft gepenetreerd met zijn vingers, terwijl de verdachte dit ontkent.
Aangeefster is bang geworden en heeft - zodra zij de kans kreeg – naakt de woning verlaten.
Het hof twijfelt er niet aan dat er tussen beiden iets is gebeurd waardoor de aangeefster als gevolg van het gedrag van de verdachte jegens haar, bang is geworden. Het hof kan echter niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte aangeefster ertoe heeft gedwongen dat hij haar penetreerde op de tenlastegelegde wijze.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van onder 1 subsidiair overweegt het hof dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, zodat de verdachte ook van dit feit wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks04 februari 2019 te [plaats], door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere feitelijkheid, te weten
het zeggen "je bent een bloedgeil wijf" en/of "je windt me op" en/of het duwen tegen de schouders en/of het bovenop het lichaam gaat zitten en/ofhet onverhoeds de hand onder de kleding brengen
en/of het brengen van zijn mond naar haar mond en/of het knijpen in de hals/keel en/of het zeggen "ik maak je af en ik weet een plekje waar in je kan dumpen" en/of "je weet niet met wie je te maken hebt" en/of "je moet niet denken dat ik bang ben voor de politie, want ik schiet ze neer, ik heb een pistool, moet ik hem pakken", [aangeefster B] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het
zoenen op de mond en/of het vastpakken en/ofbetasten van de borst
(en
);
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Daarmee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. De aanranding heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte, waarvan de voordeur op slot zat en nadat het slachtoffer duidelijk had gezegd alleen voor de reparatie van haar telefoon te komen, niet voor iets anders. De verdachte heeft zich teveel laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zich niet bekommerd om de wensen van het slachtoffer en de angst die zijn gedrag bij haar veroorzaakte.
Voorts heeft het hof in het nadeel van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen. Ook ondanks de handicaps waar de verdachte mee te maken heeft, acht het hof hem daartoe – zeker nadat hij uitleg heeft gekregen – wel in staat.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk zij het langer geleden is veroordeeld voor het plegen van andersoortige misdrijven.
Het hof heeft ook de twee (positieve) voortgangsverslagen van 2020 van de reclassering mee in zijn oordeel betrokken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster A]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster A] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster A]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster A] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. A.J.M. Kaptein en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2021.