In deze zaak heeft Flevoplant B.V. in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin haar vorderingen tegen Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw) waren afgewezen. Flevoplant had aardbeiplanten van het ras Fleurette laten testen op virussen door Naktuinbouw, die deze planten virusvrij had verklaard. Later bleek echter dat de moederplant besmet was met het aardbeikrinkelvirus, wat leidde tot schade voor Flevoplant. De centrale vraag was of Naktuinbouw aansprakelijk was voor de schade die Flevoplant had geleden door de vermeende tekortkoming in de kwaliteitscontrole van de planten.
Flevoplant vorderde dat Naktuinbouw aansprakelijk werd gesteld voor de schade en dat het vonnis van de rechtbank werd vernietigd. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat Naktuinbouw niet tekort was geschoten in haar verplichtingen. Het hof bevestigde dat de planten op het moment van levering als virusvrij konden worden aangemerkt volgens het Certificeringsreglement. De uitleg van het begrip 'virusvrij materiaal' werd door het hof onderschreven, waarbij werd gesteld dat dit niet betekent dat er een garantie is dat de planten volledig vrij zijn van virussen. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat Naktuinbouw onzorgvuldig had gehandeld bij de toetsing van de planten.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van Flevoplant af, waarbij Flevoplant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in contractuele relaties en de noodzaak voor duidelijke definities in kwaliteitscertificering.