ECLI:NL:GHDHA:2021:915

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
200.248.712-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging managementovereenkomst en geschil over aandelenverkoop tussen aandeelhouders van EMG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Eye Group B.V. tegen Antea Satelliet VI-7 B.V. en EMG, naar aanleiding van de beëindiging van een managementovereenkomst en de verplichting om aandelen aan te bieden tegen nominale waarde. Eye Group, als appellante, heeft de rechtbank in eerste aanleg aangeklaagd vanwege de opzegging van de managementovereenkomst door EMG, die volgens haar onterecht was. De rechtbank had geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden voor de beëindiging van de overeenkomst, wat Eye Group betwistte. De zaak draait om de interpretatie van de 'good leaver/bad leaver'-bepaling in de aandeelhoudersovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de aandelenverkoop. De rechtbank had de vorderingen van Eye Group afgewezen, en in hoger beroep heeft het hof deze afwijzing bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de gedragingen van Eye Group als bestuurder van EMG niet in overeenstemming waren met de verwachtingen van de aandeelhouders en dat de beëindiging van de managementovereenkomst gerechtvaardigd was. Het hof concludeerde dat de negatieve gevolgen voor Eye Group het gevolg waren van haar eigen handelen en dat er geen reden was om de beslissing van de rechtbank te vernietigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Uitspraakdatum : 6 april 2021
Zaaknummer : 200.248.712/02
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/525728 / HA ZA 17-94

Arrest

in de zaak van:
EYE GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: Eye Group,
advocaat: mr. J. Bedaux (Amsterdam),
tegen
ANTEA SATELLIET VI-7 B.V.,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Antea,
advocaat: mr. T.S. Jansen (Amsterdam).

Het geding

Eye Group is bij dagvaardingen van 18 en 19 september 2018 in hoger beroep gekomen
van het door de Rechtbank Den Haag tussen haar als eiseres en Antea en Eye Media Group B.V. (hierna: EMG) als gedaagden gewezen vonnis van 20 juni 2018 (hierna: het vonnis). Bij memorie van grieven (met producties) heeft zij een algemene grief en elf genummerde grieven tegen het vonnis aangevoerd (grief 4 ontbreekt). Ook heeft zij haar eis gewijzigd. Antea heeft bij memorie van antwoord (met producties) de grieven bestreden. Daarna hebben de advocaten van Eye Group en Antea de zaak aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen bepleit. Voor Antea is mede het woord gevoerd door mr. A. Spaargaren. Na afloop van de pleidooien is een arrestdatum bepaald. De procedure tegen EMG, die op grond van art. 29 Fw van rechtswege was geschorst, is nadien op verzoek van Eye Groep doorgehaald.

De beoordeling van het hoger beroep

I Inleiding

1.1
Partijen – Eye Group en Antea – waren medeaandeelhouders in EMG, een door Antea in 2014 opgerichte vennootschap (houdstermaatschappij) die aandelen kocht/hield in een aantal werkmaatschappijen van Eye Group. Behalve (indirect) medeaandeelhouder was Eye Group statutair directeur van EMG en twee van haar werkmaatschappijen. Ook bestond een managementovereenkomst tussen EMG en Eye Group. EMG heeft deze managementovereenkomst bij brief van 12 september 2016 met onmiddellijke ingang opgezegd. Dit vanwege een volgens haar bestaande ‘dringende reden’ als bedoeld in de managementovereenkomst. Consequentie was dat Eye Group – op grond van een ‘
good leaver / bad leaver-bepaling’ in de managementovereenkomst – haar aandelen in EMG tegen nominale waarde moest aanbieden aan haar medeaandeelhouders. Eye Group is naar haar zeggen de onderhavige procedure begonnen om aan te vechten dat sprake is geweest van een dringende reden die deze consequentie rechtvaardigde. In plaats van de nominale waarde meent zij recht te hebben op de marktwaarde van de aandelen, eventueel met een (kleine) correctie daarop.
1.2
De rechtbank achtte evenwel het bestaan van een dringende reden voldoende aangetoond; naar haar oordeel heeft Eye Group zich bij de uitoefening van haar bestuurstaken dusdanig verwijtbaar gedragen dat dit in september 2016 een dringende reden vormde om de relatie met haar te beëindigen. De mogelijk negatieve financiële gevolgen voor Eye Group van die wijze van beëindiging staan hier niet aan in de weg en maken niet dat Antea geen beroep mocht doen op de afgesproken aanbiedingsplicht van de aandelen tegen nominale waarde, aldus kort weergegeven het vonnis, waarin de vorderingen van Eye Group zijn afgewezen en Eye Group is veroordeeld in de proceskosten. Tegen die afwijzing en veroordeling en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richt zich het hoger beroep van Eye Group.
1.3
Alvorens in te gaan op Eye Groups bezwaren (onderdeel IV) volgen hieronder eerst nog enkele vaststaande feiten (onderdeel II) en een weergave van de gewijzigde vordering in hoger beroep (onderdeel III).
II Vaststaande feiten
2.1
Het vonnis bevat in punt 2 een weergave van de vaststaande feiten. Enkele ervan zijn hiervoor al genoemd. Hieronder volgen er meer, met hier en daar een wijziging van/aanvulling op de weergave in het vonnis. Dit laatste mede naar aanleiding van de kritiek die Eye Group in het kader van de algemene grief en grief 1 op die weergave heeft geuit. Er is niet gestreefd naar volledigheid. Feiten waarop de beslissing berust kunnen bovendien ook op andere plaatsen in het arrest zijn vermeld.
2.2
Eye Group is opgericht door haar enig bestuurder en aandeelhouder [bestuurder Eye naam 1] , die zich ook van de naam [bestuurder Eye naam 2] bedient. Hierna wordt (veelal) die laatste (achter)naam – [bestuurder Eye naam 2] – gebruikt. Tot 18 juni 2014 hield Eye Group alle aandelen in de werkmaatschappijen Eye Media Television B.V. en Business 2 Play B.V. en de helft van de aandelen in Best Working Models B.V. Kernactiviteit van de (eerste twee) werkmaatschappijen was het produceren van televisieprogramma’s die op basis van het/een
‘tape on desk’-principe aan televisiezenders werden aangeboden. Deze programma’s werden gefinancierd door sponsors en bedrijven die zendtijd kochten om in een video-item hun bedrijf te promoten. De doelgroep bestond vooral uit het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, hoewel er volgens Eye Group ook grotere klanten waren. [bestuurder Eye naam 2] was binnen de toenmalige vennootschapsstructuur als
chief executive officer(CEO) verantwoordelijk voor de gehele onderneming. Hij stuurde het managementteam aan en bedacht nieuwe televisieformats. [COO Eye] was als
chief operating officer(COO) verantwoordelijk voor de prestaties van de verkoopafdeling.
2.3
Antea is een private investeringsmaatschappij (
private equity company). Begin 2014 is zij – via fusie- en overnamespecialist A en F Partners (hierna: A&F) – in contact gekomen met [bestuurder Eye naam 2] . Partijen hebben vervolgens gesproken over een mogelijke participatie van Antea in de door [bestuurder Eye naam 2] opgerichte onderneming. De participatie zou gestalte krijgen door middel van een gezamenlijk aandeelhoudersbelang in een nieuw op te richten vennootschap die de aandelen van de werkmaatschappijen zou overnemen. In dit kader hebben Eye Group, Antea, [COO Eye] Beheer (een holdingvennootschap van [COO Eye] ) en BeK Invest B.V. (een (indirecte) holdingvennootschap van de twee (indirecte) bestuurders van A&F: [bestuurder A&F 1] en [bestuurder A&F 2] ) op 19 maart 2014 een intentieverklaring ondertekend. Daarin staat onder meer:
[…] Antea hecht een groot belang aan de betrokkenheid van [bestuurder Eye naam 2] en [COO Eye] en dient voor langere tijd verzekerd te zijn van deze betrokkenheid. Via een nader uit te werken “good leaver/bad leaver” regeling zal deze betrokkenheid worden vastgelegd. Deze regeling bevat sancties op een (voor Antea) ongewenst vertrek van [bestuurder Eye naam 2] als directie/bestuurder van [een nieuw op te richten vennootschap – aangeduid als:, toev. Hof] Newco en/of Eye Media. Deze regeling behelst onder meer een aanbiedingsregeling van de door hem gehouden aandelen in geval van beëindiging van de betrokkenheid bij Newco en/of Eye Media. […]
2.4.1
Antea heeft met het oog op de voorgestane deelneming een
due diligenceonderzoek laten verrichten door BDO Investigations B.V. (hierna: BDO). In een door haar naar aanleiding van dit onderzoek opgesteld memo van 9 mei 2014 schrijft A&F:
In de rapportage van BDO wordt aangegeven dat de privéuitgaven en zakelijke uitgaven binnen Eye Media in het verleden mogelijk niet volledig gescheiden zijn geweest. […] Thans worden de zakelijke en privé uitgaven overigens strikt gescheiden en is alles wat ook maar enigszins een privé karakter zou kunnen dragen in de RC (vordering) geboekt in de jaarrekening 2013.
2.4.2
A&F ( [bestuurder A&F 1] ) heeft (namens [bestuurder Eye naam 2] ) daarnaast onder meer het volgende aan Antea geschreven ( e-mail van 21 mei 2014):
De DD rapportage maakt opmerkingen over de (historisch gevoerde) administratie, en met name over het feit dat privé- en zakelijke uitgaven binnen Eye Media mogelijk niet volledig gescheiden zouden zijn geweest. Zoals aangegeven in bijgevoegd memo, zijn cliënt en de accountant het hier grotendeels mee oneens en wel om een aantal redenen […] Daarnaast willen wij opmerken dat het Due Diligence rapport zich (uiteraard) met name richt op het verleden en dat thans iedere uitgave die ook maar de schijn van een privé karakter heeft, niet in de administratie (van één van de vennootschappen) wordt opgenomen.
2.5
Antea heeft medio 2014 besloten in de onderneming van [bestuurder Eye naam 2] te participeren. Voor dat doel heeft Antea op 13 juni 2014 als nieuwe holdingvennootschap EMG opgericht. De oprichtingsakte vermeldt dat bij de oprichting één gewoon aandeel (van nominaal één eurocent) wordt geplaatst bij en genomen door de oprichter. EMG heeft bij koopovereenkomst van 18 juni 2014 (hierna: de koopovereenkomst) de aandelen in de werkmaatschappijen van Eye Group gekocht en geleverd gekregen. De koopprijs bestaat uit een (op 18 juni 2014 te betalen) vast deel en een (in februari 2017 te betalen) variabel deel. De vaste koopprijs bedraagt € 3.700.000. Na aftrek van onttrekkingen heeft [bestuurder Eye naam 2] hiervan een bedrag van € 3.655.462 cash ontvangen. De variabele koopprijs zou maximaal € 1.754.000,- bedragen en hing af van het operationele bedrijfsresultaat van EMG over de periode 2014 tot en met 2016.
2.6
De aandelen in EMG werden gehouden door Eye Group, Antea, [COO Eye] Beheer en BenK Invest. De aandelenverhouding was als volgt:
Antea - 800.001 gewone aandelen
Eye Group - 800.000 gewone aandelen
[COO Eye] Beheer - 110.000 aandelen zonder stemrecht
BenK Invest - 110.000 aandelen zonder stemrecht
2.7.1
De vier aandeelhouders van EMG hebben op 18 juni 2014 tevens een ‘participatie- en aandeelhoudersovereenkomst’ (hierna: PAO) gesloten. Hieronder worden enkele artikelen uit deze PAO weergegeven, inclusief delen van artikel 18, waarin de in bovenbedoelde Intentieverklaring (2.3) aangekondigde ‘
good leaver/bad leaver regeling’is uitgewerkt.
Artikel 6 Closing
6.1c Eye Group zal worden benoemd als Bestuurder van de Vennootschap.
[…]
Artikel 8 Bestuur van de Vennootschap
8.1
[bestuurder Eye naam 2] zal bestuurder zijn van de Vennootschap. [bestuurder Eye naam 2] zal zijn werkzaamheden ten behoeve van de Vennootschap verrichten onder de voorwaarden als opgenomen in de Managementovereenkomst [zie hierna: 2.8].
[…]
Artikel 9 Raad van Commissarissen van de Vennootschap
9.1
De RvC zal bestaan uit drie leden. Eén lid zal worden benoemd op voordracht van Antea, één lid op voordracht van Eye Media en één lid op voordracht van Antea en Eye Media gezamenlijk.
[…]
Artikel 15 Samenwerking Accountant
[…]
15.7
De Accountant zal tevens opdracht krijgen om te toetsen dat alle rechtshandelingen tussen de Vennootschappen enerzijds met de Managers en/of enig aan een Gelieerde Persoon anderzijds, onder zakelijke voorwaarden zijn aangegaan.
[…]
Artikel 18 Betrokkenheid [bestuurder Eye naam 2] en [COO Eye]
18.1
Indien zich ten aanzien van een van de Managers ( [bestuurder Eye naam 2] en [COO Eye] , Hof) en/of de daaraan verbonden Management Holding één of meer van de navolgende omstandigheden (hierna te noemen: “de Oorzaak”) voordoen, zal de betreffende (aan die Manager gelieerde) Management Holding verplicht zijn (hierna te noemen: de “Aanbiedingsplicht”) om de door haar gehouden Aandelen binnen 2 (twee) maanden na het zich voordoen van de Oorzaak onherroepelijk ter verkoop aan te bieden – en, voor zover dat aanbod na vaststelling van de koopprijs wordt geaccepteerd, geleverd te hebben – aan de andere Aandeelhouders (naar rato van hun onderlinge belang in het aandelenkapitaal van de Vennootschap):
[…]
b. de opzegging of beëindiging (ongeacht door wie) van de Managementovereenkomst van [bestuurder Eye naam 2] );
18.2
De koopprijs van krachtens […] Artikel 18 aangeboden aandelen (hierna te noemen: de “Aangeboden Aandelen” zal, voor zover niet binnen 30 (dertig) dagen na het ontstaan van de Aanbiedingsplicht anders zal zijn overeengekomen, gelijk zijn aan:
[…]
b. indien het een Aanbiedingsplicht betreft als omschreven in Artikel 18.1b en de beëindiging van de Managementovereenkomst is veroorzaakt door of samenhangt met een reden die (indien sprake zou zijn geweest van een arbeidsovereenkomst tussen [bestuurder Eye naam 2] en de Vennootschap) kwalificeert als (i) een dringende reden (als bedoeld in artikel 7:678 BW) of (ii) een gewichtige reden (als bedoeld in artikel 7:685 BW) die voortvloeit uit ernstig nalatig handelen, of nalaten te handelen, door [bestuurder Eye naam 2] : de nominale waarde van de Aangeboden Aandelen;
[…]
Artikel 22 Non-concurrentie [bestuurder Eye naam 2] en [COO Eye]
[…]
Artikel 25 Boete
25.1
Bij niet naleving van de in […] Artikel 18 […] van deze Overeenkomst opgenomen verplichting(en), verbeuren degenen op wie zij rusten aan degene te wiens behoeve de verplichting(en) zijn geformuleerd een boete van EUR 250.000 […] per geconstateerde overtreding, te vermeerderen met EUR 10.000 […] per dag dat zodanige overtreding na kennisgeving (overeenkomstig Artikel 28.1) daarvan voortduurt […]
2.7.2
Eye Group is ingeschreven als statutair bestuurder van EMG.
2.7.3
De in art. 9.1 bedoelde raad van commissarissen (RvC) bestond uit [voorzitter RvC] als voorzitter en [lid RvC 1] en [lid RvC 2] als leden, de laatste op voordracht van Antea.
2.8
Eveneens op 18 juni 2014 is tussen Eye Group en EMG een managementovereenkomst gesloten. Deze managementovereenkomst, die op 17 oktober 2014 nog is aangepast, houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Artikel 1
EG [Eye Group, opm. Hof] zal met ingang van 6 juni 2014 ten behoeve van Eye [EMG, opm. Hof] voor de duur van deze overeenkomst de Activiteiten verrichten.
Artikel 2
EG zal het management voeren naar beste weten en kunnen en de daarvoor vereiste Activiteiten doen uitvoeren door […] de heer [bestuurder Eye naam 1] , hierna te noemen “Arbeidskracht” […].
Artikel 5
1. Eye zal aan EG voor het voeren van de Activiteiten maandelijks een bruto vergoeding betalen van € 16.500,00 […] Daarnaast zal EG […] een onkostenvergoeding van 19 eurocent per kilometer uitbetalen. […]
2. De bovenstaande vergoedingen [zullen] geacht worden te […]strekken tot vergoeding van alle door EG ten behoeve van Eye verrichte activiteiten en gemaakte kosten.
Artikel 11
1. EG en de door EG ter beschikking gestelde Arbeidskracht als bedoeld in artikel 2, zijn tegenover Eye gehouden tot een behoorlijke vervulling van hun taak (artikel 2:9 BW).
[…]
Artikel 14
Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door beide partijen ten allen tijde worden beëindigd door schriftelijke opzegging tegen het einde van de kalendermaand met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, tenzij de opzegging plaatsvindt door EG en Eye aangeeft deze overeenkomst per direct te willen laten beëindigen. De opzegging door Eye mag per direct plaatsvinden in geval de opzegging plaatsvindt om redenen die zouden kwalificeren als een dringende reden van de werkgever conform wetgeving, ware de door EG ter beschikking gestelde persoon in het kader van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest.
2.9
In september 2015 heeft BDO in het kader van de controle van de jaarrekening van EMG een tussentijds onderzoek uitgevoerd bij EMG. BDO heeft in een
managementletterverslag uitgebracht van de onderzoeksbevindingen. BDO schrijft onder meer dat zij van een aantal (30) posten (onder meer creditcarduitgaven in St. Tropez en Ibiza en andere (horeca)declaraties van [bestuurder Eye naam 2] ) het zakelijke karakter niet heeft kunnen vaststellen. BDO merkt tevens op dat zij heeft vastgesteld dat diverse boekingen zonder omschrijving zijn verwerkt en dat dit ertoe leidt dat de administratie niet op een duidelijke manier is ingericht en inefficiënt benaderbaar is. Hieronder volgt een citaat afkomstig van pag. 6 van de
managementletter.
In het kader van artikel 15.7 van de PAO, waarin ons wordt verzocht om te toetsen dat alle rechtshandelingen tussen de vennootschappen enerzijds en de Managers en/of enig ander gelieerd persoon anderzijds, onder zakelijke voorwaarden zijn aangegaan, merken wij het volgende op. Het begrip “zakelijke voorwaarden” is niet nader benoemd in deze overeenkomst en voor zover wij hebben begrepen zijn hierover ook geen nadere afspraken gemaakt tussen directie en aandeelhouders. Hierdoor is het voor ons niet mogelijk om een uitspraak te doen omtrent de zakelijkheid en bedrijfsmatigheid van een aantal verantwoorde kosten. In het hoofdstuk Bevindingen hebben wij een overzicht opgenomen van kosten die in zijn algemeenheid in het kader van een bedrijfsmatigheidstoets bij ons op zijn gevallen en per post heeft de directie een toelichting gegeven. Wij achten het van belang dat directie en aandeelhouders, mede naar aanleiding van de door ons nagevraagde kosten, nadere invulling geven aan het begrip “zakelijke voorwaarden”, zodat mogelijke onduidelijkheden of interpretatieverschillen worden voorkomen. Wellicht ten overvloede merken wij op dat het gestelde in de overeenkomst los staat van de zienswijze van de Belastingdienst ten aanzien van de bedrijfsmatigheid van verantwoorde kosten.
2.10.1
De
managementlettervan BDO is op 29 oktober 2015 in de vergadering van de raad van commissarissen (RvC) van EMG besproken. Afgesproken is toen dat de externe boekhouder van [bestuurder Eye naam 2] – dhr. [boekhouder] – voortaan per kwartaal een overzicht van de representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] naar [voorzitter RvC] van de RvC zou e-mailen, zodat [voorzitter RvC] deze kon beoordelen op zakelijkheid.
2.10.2
Bij e-mailbericht van 24 december 2015 schrijft [voorzitter RvC] aan [boekhouder] met cc naar [bestuurder Eye naam 2] :
In de laatste RVC hebben we afgesproken dat ik voortaan 1x per kwartaal akkoord geef op de declaraties van [bestuurder Eye naam 2] . Zou jij mij zsm de declaraties van Q4 2015 van [bestuurder Eye naam 2] kunnen mailen.
2.10.3
Bij e-mailbericht van 7 januari 2016 vraagt [voorzitter RvC] aan [boekhouder] om de declaraties vandaag mee te nemen,
‘anders alleen oktober en november als december nog niet geboekt is.’
2.11
Op 7 januari 2016 vond opnieuw een vergadering van de RvC plaats. In het – in cc naar [bestuurder Eye naam 2] verstuurde – concept-verslag van de vergadering is onder meer het volgende te lezen:
[directeur Antea 1] , directeur van Antea, hierna te noemen: [directeur Antea 1] , Hof] brengt tevens de naar zijn idee hoge representatiekosten ter sprake die uit het rapport van BDO naar voren zijn gekomen en wil hier graag de nodige toelichting op. [lid RvC 2] , commissaris, hierna te noemen: [lid RvC 2] , Hof] heeft een overzicht gemaakt van de volgens hem opvallend hoge kostenposten en ziet dit ook graag toegelicht. [bestuurder Eye naam 2] geeft aan dat hier reeds een onderbouwing van is gegeven aan BDO waaruit blijkt dat dit zakelijk gemaakte kosten zijn. Dit zijn namelijk veel zakelijke diners met klanten geweest waar een bepaalde omzet uit is voortgevloeid. [directeur Antea 1] heeft een nadere toelichting gevraagd over een specifieke post, een diner in Lio, waarbij [bestuurder Eye naam 2] heeft aangegeven dat dit uiteindelijk 100k heeft opgeleverd. [directeur Antea 1] beaamt dat dergelijke diners meer dan welkom zijn. [boekhouder] , Hof] zal de onderbouwing die aan BDO gegeven is naar de RvC-leden mailen en [bestuurder Eye naam 2] zal daarbij aangeven wat voor omzet hieruit is voortgevloeid.
Naar aanleiding van het concept verslag bericht [lid RvC 2] – met wederom een cc naar [bestuurder Eye naam 2] – dat hij de volgende passage toegevoegd wil zien aan het verslag:
[lid RvC 2] heeft een gedetailleerd overzicht opgesteld, benoemd en overhandigd van kostenposten die met name bestaan uit reizen van [bestuurder Eye naam 2] (met derden?) naar onder andere ibiza (2x), zuid frankrijk en dubai. Dit alles in redelijk kort tijdsbestek. het gaat hier om kosten van o.m. vliegtickets, clubs, hotels en restaurants die [lid RvC 2] graag toegelicht wil zien
[boekhouder] zal [lid RvC 2] van gedetailleerde informatie voorzien t.a.v. het zakelijke karakter van deze kosten mbt o.m. de betrokken personen, bedrijven en zakelijke deals die hieruit zijn voortgevloeid.
[directeur Antea 2] , directeur van Antea, schrijft aan de notulist, met een cc aan [bestuurder Eye naam 2] :
[…] Bij punt 2: de zin “ [directeur Antea 1] beaamt dat dergelijke diners meer dan welkom zijn” is wel erg tendentieus en kan er wat mij betreft uit. Punt van [directeur Antea 1] was nu juist dat er wel wat soberder mag worden gedeclareerd, ook bij diners waar zakelijke successen worden gerealiseerd; […]
Bij punt 3 ergens opnemen dat [bestuurder Eye naam 2] desgevraagd aangeeft dat het niet waarschijnlijk is dat er in april 2016 al omzet wordt gegenereerd in Duitsland, hetgeen volgens het budget 2016 wel de doelstelling was.
2.12.1
Op 8 januari 2016 heeft [boekhouder] op verzoek van [voorzitter RvC] de representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] over het laatste kwartaal van 2015 toegezonden. [voorzitter RvC] heeft hierop geantwoord dat hij de toegestuurde declaraties niet kan beoordelen en dat hij meer informatie nodig heeft, zoals het type declaratie en de naam van de klant.
2.12.2
Na de RvC-vergadering van 7 januari 2016 heeft [boekhouder] bij e-mail van 29 januari 2016 namens [bestuurder Eye naam 2] een extra toelichting op eerdere representatiekosten uit 2015 aan [voorzitter RvC] en [lid RvC 2] toegezonden. In reactie op deze toelichting heeft [directeur Antea 1] bij e-mail van 2 februari 2016 onder meer het volgende aan [bestuurder Eye naam 2] bericht:
[…] Wat mij betreft is de toelichting van [boekhouder] te vaag, alle kosten worden op een hoop gegooid en echte antwoorden op de gestelde vragen ontbreken. Ik zou graag een meer gedetailleerde toelichting willen ontvangen van de volgende declaraties (> € 1.000):
1. 21/05/2015 – El Lio, Ibiza (€ 2.908)
2. 27/06/2015 – El Lio, Ibiza (€ 1.300)
3. 28/06/2015 – [naam 1] , Santa Eularia (€ 1.000)
4. 28/06/2015 – Blue Marlin, Ibiza ( € 1.000)
5. 05/07/2015 – Le Baoli, Cannes (€ 1.900)
6. 06/07/2015 – Villa Romana, St. Tropez (€ 2.750)
Van alle hierboven genoemde facturen zou ik graag het volgende willen weten:
1. Wie waren betrokken bij deze kosten (naam, bedrijf, functie)?
2. Wat is het zakelijke karakter van deze kosten?
3. Welk concreet zakelijk resultaat is gerealiseerd met het maken van deze kosten?
slot:
1. Waarom was de heer [naam 2] aanwezig op de Winterchallenge in Dubai? Winterchallenge is toch alleen voor personeel? Waren alle aanwezigen in Dubai personeelsleden?
2. Toelichting ticket [naam 3] (ING Private Banking) naar Zagreb?
3. Wat zijn de kosten in Mougins Frankrijk (2 x € 840), wat hebben die met de Winterchallenge (die was toch in Dubai?) te maken?
4. Wat is de zakelijke relatie met [naam 4] van VCSW, hij komt meerdere keren voor in de verstrekte overzichten (hij was erbij in Ibiza, Cannes en St. Tropez)?
Wellicht kun je de declaraties zelf nog eens kritisch doorlopen om te zien of er toch niet bepaalde posten bij zitten met een prive-karakter.
Na een bevredigende beantwoording van deze vragen stel ik voor dat we dit achter ons laten, zoals vorige week tijdens onze lunch besproken. […] Ik veronderstel ook dat de afgesproken procedure waarbij [voorzitter RvC] de declaraties aftekent en de afspraken over barteren en inhuur van de studio, er voor zorg draagt dat we in de toekomst niet meer dit soort discussies zullen hebben […]
2.12.3
Bij e-mail van 13 februari 2016 heeft [voorzitter RvC] aan [bestuurder Eye naam 2] bericht:
Ik kan je declaraties alleen goedkeuren als ik weet waar het voor is. Op basis van de bijgaande lijst kan ik je declaraties niet beoordelen. Het systeem wat ik [boekhouder] heb voorgesteld en hij in bijgaande Exel heeft uitgewerkt, gebruik ik bij mijn huidige bedrijf en met mijn mede aandeelhouders in mijn vorige bedrijf. Ik zette op elke bon naam, bedrijf en of het een klant (K) potentiële klant (PK), sollicitant (T), leverancier (L), relatie (R) of personeel was. […] Lekker simpel en kost nauwelijks tijd. […]
[bestuurder Eye naam 2] heeft hierop bij e-mail van 17 februari 2016 geantwoord:
Zoals besproken zal ik standaard alles boven de € 1.000,- er achter de benodigde gegevens zetten.
2.12.4
Bij e-mailbericht van 1 maart 2016 heeft [bestuurder Eye naam 2] aan commissaris [voorzitter RvC] als bijlage een Excel sheet gestuurd met daarin een verantwoording van de representatiekosten over het vierde kwartaal van 2015.
2.12.5
Tijdens de RvC-vergadering van 10 maart 2016 is bevestigd dat de onderbouwing voor de representatiekosten was gemaild en dat de boekhouder van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] dit zou blijven doen, wat commissaris [voorzitter RvC] een prima routing vond.
2.12.6
Bij e-mailbericht van 17 maart 2016 heeft [voorzitter RvC] aan [bestuurder Eye naam 2] geschreven dat zijn declaraties over het laatste kwartaal van 2015 helemaal duidelijk en akkoord zijn.
2.13
Op 21 april 2016 heeft [boekhouder] een overzicht van de (in totaal 40 opgevoerde) representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] over het eerste kwartaal van 2016 aan [voorzitter RvC] gestuurd. Het gaat om een totaalbedrag van € 16.249,17. Daarvan heeft
€ 4.135,90 betrekking op een bezoek op 29 februari 2016 aan de uitgaansgelegenheid ‘The Box Soho Londen’. In de toelichting staat in de kolom ‘naam bedrijf’: ‘Swiss Sense Bedden’ en daarachter: ‘
bezig met een deal van € 80.000,- ze hebben 2 miljoen marketing budget per jaar (voorheen eigenaar van BeterBed)’. In reactie op deze laatste declaratie heeft [voorzitter RvC] bij e-mail van 28 mei 2016 geschreven:
‘Ik wil me niet bemoeien met hoe je zaken doet, maar is 5k investeren voor Horeca voor een deal van wellicht 80k niet buitensporig veel?[bestuurder Eye naam 2] heeft hierop onder meer geantwoord:
‘Ik denk dat als ik 10x soortgelijke deal zou kunnen maken met dezelfde investering zou ik ervoor tekenen. Ik probeerde je ook even te bellen omdat ik het vrij bijzonder vind dat jij het buitensporig vindt.’
2.14
In de RvC-vergadering van 23 juni 2016 is de jaarrekening 2015 van EGM goedgekeurd. In de – niet door de notulist ondertekende – notulen van de AvA van die dag is genoteerd dat aan het bestuur en de RvC van EGM decharge is verleend
‘ter zake van de […] in 2015 verrichte handelingen, welke uit de jaarrekening 2015 blijken of waarvan het resultaat daarin is verwerkt.’
2.15.1
Bij e-mail van 5 juli 2016 heeft [bestuurder Eye naam 2] aan Antea bericht dat hij twijfels heeft gekregen of hij er goed aan heeft gedaan zijn aandelen aan Antea te verkopen. Ook schrijft [bestuurder Eye naam 2] dat hij overweegt de verkochte aandelen terug te kopen:
Door de gebeurtenissen van de afgelopen tijd heb ik mijn twijfels gekregen of ik er goed aan heb gedaan om m’n aandelen te verkopen aan Antea.
Ik heb het gevoel dat jullie mijn visie qua ondernemerschap niet delen. Tevens heb ik het gevoel dat ik een werknemer ben in mijn eigen bedrijf.
Dit voelt niet goed aan bij mij […] Daarom zou ik graag een voorstel willen ontvangen vanuit jullie kant voor het terugkopen van de aandelen die ik jullie heb verkocht. Dan kan ik de mogelijkheid bekijken om de aandelen terug te kopen.
2.15.2
Hierop heeft [directeur Antea 1] bij e-mail van 12 juli 2016 onder meer het volgende geantwoord:
Dank voor je mail van 5 juli jl.
Deze kwam bij ons nogal als een verrassing. Wij betreuren het dat je twijfels hebt over de samenwerking met Antea. Naar onze mening worden de discussies die we hebben in de AvA’s/RvC’s niet zozeer veroorzaakt door een verschil in visie qua ondernemerschap, maar door een verschil in normen en waarden ten aanzien van scheiding van privé en zakelijk.
Blijkbaar geeft onze opvatting hierover je het gevoel dat je werknemer bent in je eigen bedrijf. Dat is helaas niet anders. We hebben je vooraf heel duidelijk gemaakt nav het dd en het gebrek aan scheiding in het verleden wat onze opvatting is over scheiding van privé en zakelijk. We hebben dit juist vooraf heel duidelijk besproken om dit soort discussies tijdens de participatieperiode te voorkomen. Helaas duren deze voort. We staan niet te springen om onze aandelen aan je te verkopen. Immers, de resultaatontwikkeling is buitengewoon goed (beter dan we veronderstelden bij aanvang van de investering) en ook de vooruitzichten zijn goed. We zien zowel in Nederland als in het buitenland nog volop perspectief voor verdere groei en verwachten in de toekomst bij een exit veel strategische interesse. Dit betekent dat we nu alleen zullen uitstappen tegen een marktconforme waardering. Hieronder onze mening over de waardering op dit moment. […]
Waardering van 100% van de aandelen is dan per ultimo mei 2016 […] € 13.717.000. Waarde belang Antea (43,96%): € 6.030.000. […]
Dit voorstel wordt gedaan onder voorbehoud van goedkeuring van de RvC van Antea Participaties VI. Dit voorstel heeft een looptijd tot 5 augustus a.s. (ik ben afwezig van 21 juli t/m 5 augustus). […]
Als we aandeelhouder blijven dan zullen we dezelfde opstelling blijven houden ten aanzien van scheiding van prive en zakelijk. Onze normen en waarden op dit vlak zullen onveranderd blijven. Wij hechten eraan om hier klare wijn over te schenken. […]
2.16.1
In juli 2016 is [bestuurder Eye naam 2] samen met [COO Eye] naar de Verenigde Staten gegaan om een mogelijke uitbreiding van EMG naar de Verenigde Staten voor te bereiden. Op 8 augustus 2016 hebben [directeur Antea 1] en [bestuurder Eye naam 2] hierover telefonisch gesproken. [directeur Antea 1] heeft [bestuurder Eye naam 2] zowel in dit telefoongesprek als per e-mail op woensdagochtend 10 augustus 2016 (9:04 uur) erop gewezen dat voor het starten van een businessplan in de Verenigde Staten en het daarvoor aangaan van verbintenissen namens EMG, zoals een huurovereenkomst en het aannemen van personeel, voorafgaande toestemming van de AvA en de RvC nodig is. [directeur Antea 1] schrijft:
Nav ons telefoongesprek van eergisteren het volgende: het lijkt me zinvol als je op de agenda van de RvC-vergadering van 6 september a.s. Voorstel VS opneemt.
Voorafgaand aan de vergadering ontvangen we graag een plan van je mbt VS met daarin behandeld onder meer de volgende elementen:
- Waarom VS?
-3-jaarsprognose
[…]
Op de AvA/RvC van 6 september zul je formele goedkeuring moeten vragen aan aandeelhouders en commissarissen om op basis van dit plan in de VS te starten en daar verplichtingen aan te gaan (als bijvoorbeeld huurcontract en aannemen personeel).
[…]
Verder zouden we graag je schriftelijke reactie ontvangen op mijn mail van 12 juli jl. welke een reactie was op jouw mail van 5 juli jl. waarin je aangaf ons te willen uitkopen gezien je slechte gevoel over de samenwerking.
2.16.2
Op woensdagmiddag 10 augustus 2016 heeft [bestuurder Eye naam 2] per e-mail – overeenkomstig een hem door [COO Eye] aangereikt concept – aan de medeaandeelhouders en de leden van de RvC onder meer het volgende bericht:
Beste aandeelhouders en RvC leden,
Hierbij wil ik jullie op de hoogte stellen van de voortgang van Eye Media in Amerika. Het is ons gelukt om een timeslot te bemachtigen bij CBS Los Angeles en omgeving zie bijlage Coverage map. Zie bijgevoegd de overeenkomst. Graag zou ik akkoord willen op het ondertekenen van deze overeenkomst. Korte opsomming van de overeenkomst 28.5 minuut zendtijd per week. Op zaterdagen en zondagen om 15:30 uur. En de lead in is Sports Central (heel goed bekeken in USA). […]
Omdat het zoals jullie zien allemaal erg snel gaat heb ik al reeds akkoord moeten geven op een kantoorvilla om […] alles in gang te zetten en niet in tijdnood te komen. Aangezien ik volgende week alweer daar heen moet om verder alles te regelen. Bijgevoegd ook de huurovereenkomst hiervan.
Tevens hebben wij al reeds een operationeel directeur op het oog voor Amerika en deze wil ik het volgende salarisvoorstel doen. […]
Ook wil ik jullie op de hoogte brengen van de subsidie van 150.000 euro die VCSW voor ons zou terughalen. Dit heeft geleid tot een belastingonderzoek waarin de belastingdienst bij Eye Media en Eye Group een boekenonderzoek gaan uitvoeren.
Als jullie over het bovenstaande nog vragen hebben hoor ik het graag.
Als bijlage bij het e-mailbericht heeft [bestuurder Eye naam 2] een op 4 augustus 2016 door
‘ [bestuurder Eye naam 2] / [bestuurder Eye naam 2] , Eye Media Group USA Inc.’ gesloten huurovereenkomst (
residential lease) meegestuurd voor de huur van een villa aan de [adres] (Los Angeles) tegen een maandelijkse huurprijs van USD 13.000,-.
2.16.3
[bestuurder A&F 1] reageert bij een – ook naar [voorzitter RvC] , [directeur Antea 1] , [directeur Antea 2] , [lid RvC 2] , [lid RvC 1] , [bestuurder A&F 2] en [COO Eye] verstuurd – e-mailbericht van 10 augustus 2016 13:58 uur als volgt:
Ha [bestuurder Eye naam 2] ,
Super, wat mooi om USA te gaan ‘veroveren’!
Ons akkoord heb je op huur villa, aanstellen Sales Director etc.
[…]
Belastingcontrole; prima, weten we direct of we alles goed doen.
2.16.4
[lid RvC 1] , commissaris, reageert bij een – in cc naar [voorzitter RvC] , [directeur Antea 1] , [directeur Antea 2] , [lid RvC 2] . [bestuurder A&F 1] en [COO Eye] verstuurd – e-mailbericht van 10 augustus 2016 16:32 uur als volgt:
Hai [bestuurder Eye naam 2] !
Refererend aan ons telefoongesprek van hedenmiddag, waarbij ik je al feliciteerde inzake je “America-deal”, heb ik inmiddels, ook de onderliggende stukken ontvangen.
Deze heb ik in zo korte tijd natuurlijk niet kunnen bestuderen, maar lijken mij voldoende informatie te bevatten – mede gezien jouw telefonische toelichting en de noodzaak tot snel handelen – dat ook ik mijn akkoord geef. […]
2.16.5
[voorzitter RvC] , voorzitter van de RvC, reageert bij een – in cc naar [directeur Antea 1] , [directeur Antea 2] , [lid RvC 2] , [lid RvC 1] , [bestuurder A&F 1] , [bestuurder A&F 2] en [COO Eye] verstuurd –
e-mailbericht van 11 augustus 2016 11:23 uur als volgt:
Hi [bestuurder Eye naam 2]
Wat een geweldig nieuws! Gefeliciteerd!
Een kans die we met beide handen moeten aangrijpen. Paar vragen en opmerkingen:
1.Ik ga ervan uit dat je een tijdelijk contract voor de operationele directeur sluit. Voor hoe lang duurt die tijdelijke overeenkomst?
[…]
En bij e-mailbericht van 11 augusuts 2016 12:14 uur:
Ik ben akkoord!
Good luck!
2.16.6
[lid RvC 2] reageert bij een – in cc naar [voorzitter RvC] , [directeur Antea 1] , [directeur Antea 2] , [lid RvC 1] , [bestuurder A&F 1] en [COO Eye] verstuurd – e-mailbericht van 11 augustus 2016 14:10 uur als volgt:
dank voor update [bestuurder Eye naam 2]
zoals altijd zeer gewaardeerd
[…]
kunnen wij marktonderzoek inzien voorafgaande aan jullie keuze U.S.A.?
en
waarom – initieel – specifiek L.A.?
waarom als vestigingsplaats-woonplaats de exorbitant dure wijk Beverly Hills?
het aangaan van de relevante huurovereenkomst valt overigens onder art. Bijlage 11 (goedkeuring RvC vereist)
volgens art. 14.1z is hiervoor tevens goedkeuring van de AvA vereist
[…]
* waarom belastingonderzoek bij zowel Eye Media als bij jou privé B.V. Eye Group?
[…]
2.16.7
[bestuurder Eye naam 2] reageert bij e-mailbericht van 11 augustus 2016 15:34 uur op het e-mailbericht van [lid RvC 2] . Onder meer schrijft hij:
[..]
We hebben ter plaatse zelf marktonderzoek gedaan, de resultaten zullen terug te vinden zijn in het 3 jaren plan. Ik verwacht het 3 jaren plan in de loop van volgende week naar jullie toe te kunnen sturen.
[…]
De reden dat ik snel heb getekend is omdat ik deze unieke kans niet kon laten lopen en er meerdere gegadigden voor waren, tevens wilde ik de buitenlandse expansie niet stagneren omdat we in januari al gaan uitzenden en het inrichten van een kantoor (..) neemt ook veel tijd in beslag
Om op je vraag antwoord te geven waarom Beverly Hills, Hiervoor hebben we gekozen omdat we de lijn die we in NL willen doortrekken in Amerika. Dit houdt in dat we representatieve locaties willen waardoor klanten ons serieus nemen en personeel graag voor ons wil werken.
[…]
Er zijn correcties uitgevoerd in afgesloten jaren, dit heeft klaarblijkelijk vraagtekens opgeworpen bij de belastingdienst, waardoor ze nu een onderzoek zijn gestart.
Ik heb geen idee waarom ze ook mijn prive holding hierin meenemen.
2.16.8
Na een verdere mailwisseling over en weer, heeft [lid RvC 2] bij e-mail van 15 augustus 2016 (13:15 uur) onder meer het volgende aan [bestuurder Eye naam 2] bericht:
de huurovereenkomst tekenen en dusdanige verplichtingen aangaan, zonder goedkeuring vooraf van RvC/AvA – zoals vastgelegd in de koopovereenkomst participatie/koop-overeenkomst en statuten – is in mijn beleving laakbaar en onacceptabel…….
de door jou aangedragen argumenten, o.m. tijdsdruk, (er staat overigens veel kantoor ruimte te huur in beverly hills !) doen daar niets aan af
2.17
[bestuurder Eye naam 2] heeft op 15 augustus 2016 (om 15:36 uur en 15:48 uur) in twee spoedoverboekingen een bedrag van opgeteld € 70.185,74 van de bankrekening van EMG overgemaakt aan de vennootschappen Hilton Hyland en Barstow Trust voor de betaling van de makelaarskosten en de huur van de villa.
2.18.1
Bij e-mail van 19 augustus 2016 heeft [directeur Antea 2] , directeur van Antea, het volgende aan [bestuurder Eye naam 2] bericht:
Naar aanleiding van je mail d.d. 10 augustus 2016 hebben wij deze week intern overleg gevoerd en ook overleg gevoerd met de commissarissen [lid RvC 2] en [lid RvC 1] . De voorzitter van de RvC – Rik [voorzitter RvC] – is op vakantie en hebben wij niet kunnen betrekken in dit overleg. Wij ( [lid RvC 2] , [lid RvC 1] en Antea) hebben gezamenlijk geconstateerd dat de volgorde waarin de acties m.b.t. de voorgenomen expansie in de USA worden doorlopen niet voldoen aan de afspraken [...]. Voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen had eerst een integraal plan (inclusief een financiële onderbouwing) voorgelegd moeten worden aan de aandeelhouders en RvC. Wij hebben dat plan niet ontvangen en derhalve geen goedkeuring kunnen verlenen. Pas nadat goedkeuring is verleend mogen verplichtingen worden aangegaan. Nu worden (substantiële en onvoorwaardelijke) verplichtingen aangegaan zonder ons de mogelijkheid te geven dat te beoordelen. Wij hebben gezamenlijk geconstateerd dat dat niet acceptabel is. Dat is mede gebaseerd op de gedachte dat je niet een kantoor aanhuurt maar een buitengewoon luxe woonhuis (betreft een ‘residential lease’ en dus niet een ‘commercial lease’) in zo ongeveer de duurste wijk (Beverly Hills, 90210) van de USA. Je had je moeten realiseren dat je eerst onze toestemming daarvoor had moeten verkrijgen, te meer we eindeloze discussies hebben gevoerd over de scheiding tussen zakelijk en privé. Vooruitlopend op de beoordeling van het nog te ontvangen plan kunnen wij reeds nu aangeven dat wij niet akkoord gaan met het door jouw afgesloten huurcontract. […]
We beraden ons op de consequenties van je handelen en behouden ons dienaangaande alle rechten voor.
2.18.2
[bestuurder Eye naam 2] reageert bij e-mailbericht van 20 augustus 2016, 22:37 uur:
De mail van gisteren heb ik gelezen en de inhoud ervan is duidelijk. Strikt genomen dient, volgens de gemaakte afspraken in principe eerst de RvC/aandeelhouders om toestemming te worden gevraagd om een nieuw land op te starten, daar verplichtingen aan te gaan als een huurovereenkomst e.d.
Echter, de geboden mogelijkheid om een vliegende start te maken in USA heeft mij ertoe doen besluiten om als ondernemer reeds een aantal besluiten te nemen die in mijn ogen nodig waren. […]
In het verleden zijn er uiteraard discussies geweest over het scheiden van prive en zakelijk […]
2.18.3
Bij e-mailbericht van 24 augustus 2016 stuurt [bestuurder Eye naam 2] het
‘nieuwe 3 jaren plan voor NL + USA.’
.
2.19
Antea heeft – gebruikmakend van haar bevoegdheid ex artikel 13.3 PAO – op 23 augustus 2016 onderzoeksbureau Restment B.V. (hierna: Restment) ingeschakeld om een onderzoek in te stellen naar de administratie van EMG en, meer in het bijzonder, de wijze waarop [bestuurder Eye naam 2] uitvoering heeft gegeven aan zijn taak als bestuurder van EMG.
2.2
Naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van Restment heeft de RvC bij besluit van 26 augustus 2016 Eye Group met onmiddellijke ingang geschorst als bestuurder van EMG. Bij datzelfde besluit heeft de RvC [COO Eye] benoemd tot tijdelijk bestuurder.
2.21
Per e-mail van 26 augustus 2016 9:49 uur stuurt het boekhoudkantoor van [bestuurder Eye naam 2] – Dosignadmin – een overzicht van de representatiekosten over het 2e kwartaal van 2016 aan [boekhouder] en [voorzitter RvC] . Het totaalbedrag is € 34.527,14, waarvan € 10.858,50 en € 2.354,88 bestaat uit ongespecificeerde cashopnamen/creditcard-uitgaven.
2.22
Bij brief van 29 augustus 2016 heeft Antea Eye Group opgeroepen voor een Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (BAvA) van EMG, Eye Media Television en Business 2 Play, plaatsvindend op 6 september 2016. In de brief schrijft Antea:
Wij zijn voornemens Eye Group […] per direct te ontslaan als statutair bestuurder van de Vennootschap en de Dochtermaatschappijen alsook de managementovereenkomst tussen de Vennootschap en Eye Group met onmiddellijke ingang te beëindigen vanwege onder meer de volgende redenen:
1.
U, althans Eye Group, heeft in strijd met de statuten van de Vennootschap [...] gehandeld door besluiten te nemen zonder de daartoe vereiste goedkeuring van de raad van commissarissen van de Vennootschap en/of de algemene vergadering van aandeelhouders, waaronder i) het aangaan van een huurovereenkomst ten behoeve van een luxe woonhuis c.q. kantoorvilla in Los Angeles (Verenigde Staten) en ii) het aanvangen van nieuwe ondernemingsactiviteiten aldaar. […]
2.
Uit het [...] ingestelde onderzoek [...] is gebleken dat u 6 declaraties van een zakelijke reis naar de Verenigde Staten van in totaal circa EUR 14.000 op naam van [COO Eye] heeft gesteld en het daarmee gemoeide bedrag ook over hebt geboekt naar zijn bankrekening. [COO Eye] is in ieder geval met 4 van die 6 declaraties niet bekend […]. Het heeft er alle schijn van dat u hiermee de afspraak […] dat zakelijke declaraties op uw naam van meer dan EUR 1.000 zouden worden beoordeeld door de voorzitter van de raad van commissarissen en enkel na diens toestemming zouden worden vergoed, tracht te omzeilen.
3.
Uit voornoemd onderzoek is voorts gebleken dat u, in ieder geval in 13 gevallen, werknemers administratief heeft doen inschrijven in Rotterdam, terwijl ze in Amsterdam werken (en vice versa) om op die manier aan die werknemers een hogere onbelaste reiskostenvergoeding te kunnen betalen voor niet daadwerkelijk gereden kilometers. Dit heeft u kennelijk gedaan om die werknemers op die wijze een bepaald netto salaris te kunnen bieden. Daartoe heeft u ook de standplaats in de arbeidsovereenkomst van de betreffende werknemers onjuist laten opnemen. Dit heeft tot gevolg dat er te weinig loonbelasting is afgedragen waardoor de Vennootschap en/of de Dochtermaatschappijen mogelijk geconfronteerd zullen worden met onder meer naheffingen en/of fiscale boetes.
Nog afgezien van bovenstaande punten zijn er uit het [...] onderzoek sterke aanwijzingen naar voren gekomen dat sprake is geweest van ongeoorloofde verstrengeling van privé en zakelijk en daarmee samenhangende – niet toegestane – privé-uitgaven door u ten laste van de Vennootschap [...]. Dit wordt thans nader onderzocht. […]
Wij beschouwen bovengenoemde gedragingen [...] ieder voor zich, maar ook in onderlinge samenhang bezien, als grond voor het voorgenomen ontslag van Eye Group en de onmiddellijke opzegging van de managementovereenkomst tussen Eye Group en de Vennootschap wegens een dringende reden. […]
2.23
Op 4 september 2016 heeft Restment haar definitieve onderzoeksrapport uitgebracht. Op 5 en 9 september 2016 heeft zij aanvullend gerapporteerd.
2.24
Op de BAvA van 6 september 2016 is het rapport van Restment besproken en heeft [bestuurder Eye naam 2] gelegenheid gekregen daarop te reageren. Hij werd bijgestaan door mrs. Abeln, Hoff en Hoogstraate. De BAvA is vervolgens geschorst en op 12 september 2016 voortgezet.
2.25
In de tussentijd heeft [bestuurder Eye naam 2] op 7 september 2016 de gelden die EMG had voldaan ter zake van de huur en de makelaarskosten (zie 2.17) aan EMG vergoed.
2.26
Op de BAvA van 12 september 2016 heeft Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] per direct de functie van bestuurder van EMG en Eye Media Television en Business 2 Play neergelegd. Daarna is (toch nog) het voorstel tot ontslag van Eye Group als bestuurder in stemming gebracht en aangenomen. Tevens is [COO Eye] tot nieuwe bestuurder van EMG benoemd.
2.27
Bij brief van 12 september 2016 heeft EMG (namens deze [COO Eye] ) de Managementovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd vanwege redenen die kwalificeren als een dringende reden als bedoeld in artikel 14 van de Managementovereenkomst. Over die redenen schrijft EMG:
De redenen zijn gelegen in het feit dat u (op grovelijke wijze) uw plichten op grond van de Managementovereenkomst heeft geschonden door onder meer maar niet uitsluitend het navolgende:
i.
U, althans Eye Group, heeft in strijd gehandeld met uw […] statutaire c.q. wettelijke verplichtingen jegens de Vennootschap en/of de aandeelhouders van de Vennootschap en/of de raad van commissarissen van de Vennootschap;
ii.
Er sprake is (geweest) van een ongeoorloofde verstrengeling van privé en zakelijk en daarmee samenhangende – niet toegestane – privé-uitgaven door u ten laste van de Vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen althans onzakelijk gebruik van middelen van de Vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen;
iii.
U, althans Eye Group heeft gehandeld, althans doen handelen in strijd met (fiscale) wetgeving, en daarmee de vennootschap blootgesteld aan risico’s op onder meer fiscale naheffingen en boetes;
iv.
Daarnaast is de Vennootschap gebleken dat u zich jegens een medewerkster van de Vennootschap ontoelaatbaar heeft gedragen c.q. schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die naar het oordeel van de Vennootschap wellicht kwalificeren als (seksuele) intimidatie.
Uit het voorgaande blijkt dat de beëindiging van de Managementovereenkomst is veroorzaakt door of samenhangt met een dringende reden, althans een gewichtige reden die voortvloeit uit ernstig nalatig handelen, of nalaten […]
2.28
Eye Group heeft bij brieven van haar advocaat het bestaan van een dringende reden als bedoeld in artikel 18.2 PAO en artikel 14 van de Managementovereenkomst bestreden.
2.29
Bij brief van haar advocaat van 28 september 2016 heeft Antea Eye Group gewezen op de – als gevolg van de opzegging – uit de artikelen 18.1 en 18.2 PAO voortvloeiende verplichting om de door haar gehouden aandelen in EMG tegen nominale waarde aan de medeaandeelhouders aan te bieden. Zij heeft Eye Group verzocht om uiterlijk 12 oktober 2016 te bevestigen dat Eye Group haar verplichtingen uit de PAO onverkort zal nakomen, er daarbij op wijzend dat bij niet-nakoming boetes worden verbeurd. De brief vermeldt ook dat zal worden toegezien op strikte naleving van de overeengekomen non-concurrentie-, relatie-, non-sollicitatie- en vertrouwelijkheidsverbintenissen.
Eye Group heeft daarop onder protest (ter vermijding van het verbeuren van een boete op grond van artikel 25 PAO) de aandelen tegen nominale waarde aangeboden.
2.30.1
Vervolgens zijn Eye Group en de overige aandeelhouders in overleg getreden om te komen tot een minnelijke oplossing. Op 24 november 2016 zijn zij – onder ‘opschortende’ voorwaarde – overeengekomen dat Eye Group de aandeelhouders Antea en [COO Eye] Beheer zou uitkopen tegen een marktwaarde van de aandelen gebaseerd op 5,77 x EBITDA, wat neer kwam op € 4.446.000 respectievelijk
€ 611.000 voor de door Antea en [COO Eye] Beheer gehouden aandelen. Wegens het in vervulling gaan van de voorwaarde is deze vaststellingsovereenkomst komen te vervallen. Bij e-mailbericht van 12 december 2016 17:32 uur schreef mr. Abeln (advocaat van Eye Group) hierover:
Hierbij moet ik namens Eye Group bv en [bestuurder Eye naam 2] helaas meedelen dat cliënten een beroep op de opschortende voorwaarde […] doen en aan de overeenkomst geen uitvoering zal kunnen worden gegeven. De uitslag van het due diligence onderzoek dat de beoogde financier van Eye Group […] heeft laten uitvoeren leidt […] tot de hierna kort weergegeven conclusies […]. De adviseurs […] zijn op basis van de (tussentijdse) conclusies van mening dat de EBITDA over 2016 niet uitkomt op € 1.925.000 en dat er […] omstandigheden zijn die wezenlijk afwijken van hetgeen de beoogde financier (en Eye Group) mocht/mochten verwachten. […] In het kort komen de conclusie onder meer op het volgende neer:
[…]
-Er loopt op dit moment een fiscaal onderzoek en de uitslag daarvan is ongewis […]
2.30.2
Vervolgens heeft Eye Group bij notariële akte van 19 december 2016 haar aandelen in EMG naar rato tegen nominale waarde aan Antea en [COO Eye] Beheer verkocht en geleverd. Dat houdt in dat:
- 703.297 aandelen zijn verkocht en geleverd aan Antea tegen een koopprijs van
€ 7.032,97;
- 96.703 aandelen zijn verkocht en geleverd aan [COO Eye] Beheer tegen een koopprijs van € 976,03.
2.31
Bij dagvaarding van 10 januari 2017 is Eye Group de onderhavige procedure tegen Antea, [COO Eye] Beheer en EMG begonnen. Daaraan voorafgaand heeft Eye Group met verlof van de voorzieningenrechter conservatoir beslag doen leggen op de door Antea en [COO Eye] Beheer gehouden aandelen in EMG.
2.32
EMG (later genaamd: Via Media Group B.V.) is op 29 januari 2019 in staat van faillissement verklaard.
III De (gewijzigde) vordering ten aanzien van Antea en de beslissing van de rechtbank
3.1
Eye Groups in hoger beroep gewijzigde vordering – voor zover gericht tegen Antea – luidt om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
A. te verklaren voor recht dat [bestuurder Eye naam 2] namens Eye Group zijn bestuursfunctie heeft neergelegd en daarmee de Managementovereenkomst opgezegd in de zin van artikel 18.1 sub b jo. 18.2 sub c PAO;
B te verklaren voor recht dat Antea ten onrechte de in artikel 18.2 PAO vastgestelde bevoegdheid heeft uitgeoefend, te weten het afdwingen van de aldaar genoemde aanbiedingsplicht tegen nominale waarde;
C. te verklaren voor recht dat Eye Group ten onrechte op de voet van artikel 18.2 PAO haar aandelen heeft aangeboden tegen nominale waarde;
D. te verklaren voor recht dat Antea jegens Eye Group onrechtmatig heeft gehandeld door de uitoefening van de in artikel 18 PAO vastgelegde bevoegdheid en op grond daarvan aansprakelijk [is] voor de schade die Eye Group als gevolg daarvan heeft geleden;
E. Antea te veroordelen tot vergoeding van de door Eye Group geleden schade bestaande uit het verschil tussen de nominale en reële marktwaarde van genoemde aandelen ten bedrage van € 5.301.101, althans minus hetgeen is overeengekomen in artikel 18.2 sub c PAO, althans een in goede justitie, al dan niet met inachtneming van een gelast deskundigenbericht, vast te stellen vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf datum overdracht aandelen tot aan de dag der voldoening;
F. veroordeling van [Antea] tot vergoeding van de door Eye Group geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair
A. te verklaren voor recht dat uitoefening van de bevoegdheid van artikel 18.2 PAO door Antea naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans dat Antea daarbij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid, althans in strijd heeft gehandeld met artikel 2:8 BW;.
B. te verklaren voor recht dat Antea jegens Eye Group onrechtmatig heeft gehandeld door het handelen bedoeld onder A;
C. veroordeling van [Antea] tot vergoeding van de door Eye Group geleden schade bestaande uit het verschil tussen de nominale en reële marktwaarde van de aandelen ten bedrage van € 5.301.101, althans minus hetgeen is overeengekomen in artikel 18.2 sub c PAO […];
D. veroordeling van [Antea] tot vergoeding van de door Eye Group geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2
De rechtbank wees de vordering (zoals die na wijziging in de eerste aanleg voor lag) integraal af. Tot die afgewezen vordering behoorde ook een meer subsidiaire variant die als uitgangspunt had dat de verplichte overdracht van de aandelen tegen nominale waarde moest worden gezien als een voor matiging vatbaar boetebeding. Tegen de afwijzing daarvan is geen grief gericht. Evenmin is een grief gericht tegen de afwijzing van het beroep op overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 6:278 BW.
IV De grieven
onvolledige weergave van de feiten
4. Met grief 1 klaagt Eye Group over de in haar ogen onvolledige weergave van de relevante feiten in punt 2 van het vonnis. Op zichzelf genomen is dit geen klacht die kan leiden tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van de vordering, reeds niet omdat er geen voorschrift is dat noopt tot volledigheid in de gerubriceerde weergave van relevante feiten. Het voorschrift waaraan een rechterlijke beslissing moet voldoen, is dat daarin de gronden van de beslissing worden vermeld, waaronder de feiten waarop de beslissing rust (art. 230, lid 1 aanhef en onder e, Rv). Aan dat voorschrift kan zijn voldaan zonder dat alle bij de beoordeling in aanmerking genomen (vaststaande) feiten zijn opgesomd. Iets anders is dat erover kan worden geklaagd dat bepaalde als vaststaand weergegeven feiten in feite niet vast staan, dan wel dat de beslissing op onjuiste aannames/‘feiten’ is gebaseerd en/of dat bij de beslissing bepaalde feiten ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten.
Bij de feitenweergave hierboven is rekening gehouden met de door Eye Group in de
toelichting op haar eerste grief vermelde onjuistheden in de feitenweergave in het vonnis. Ook zijn (veelal informatief bedoelde) aanvullingen verwerkt. Voor zover erover wordt geklaagd dat de beslissing berust op verkeerde aannames of onvolledige gegevens, wordt daarop ingegaan bij de bespreking van de overige grieven.
Antea als meerderheidsaandeelhouder
5.1
Van die overige grieven wordt als eerste die met nummer 12 besproken. Die grief houdt in dat geen rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit en geen rechtsgeldig besluit tot opzegging van de managementovereenkomst is genomen. In de toelichting op de grief stelt Eye Group dat zij in de eerste aanleg
‘mogelijk abusievelijk een cruciaal punt over het hoofd heeft gezien’doordat zij uitging van een verdeling van de stemgerechtigde aandelen waarin Antea één aandeel meer heeft dan zijzelf. Bij nader inzien stelt zij daar een vraagteken bij, omdat het volgens haar altijd de intentie is geweest dat beide partijen een gelijk aantal aandelen zouden hebben. Uitgaande van een gelijk aantal stemgerechtigde aandelen kan er op de (B)AvA van 12 september 2016 geen meerderheid voor het besluit tot ontslag van Eye Group en aanstelling van [COO Eye] als bestuurder zijn geweest. De opzegging van de managementovereenkomst door EMG, vertegenwoordigd door [COO Eye] , is daarmee nietig. In plaats daarvan heeft (dan) te gelden, aldus nog steeds Eye Group, dat met het door [bestuurder Eye naam 2] op de (B)AvA eenzijdig neerleggen van zijn bestuursfunctie ook de managementovereenkomst per direct werd opgezegd. Dit laatste vanwege de ‘onlosmakelijke lotsverbondenheid’ van de managementovereenkomst met de bestuursfunctie. Bij beëindiging van de managementovereenkomst door opzegging door Eye Group geldt artikel 18.2 onder c van de PAO en is Eye Group gerechtigd tot de marktwaarde van haar aandelen minus 40%, aldus Eye Group, die hierbij tegelijk stelt dat het heel goed kan zijn dat er een sluitende verklaring van Antea volgt over haar iets grotere belang.
5.2
In reactie hierop heeft Antea toegelicht hoe het komt dat zij meer aandelen had dan Eye Group. Zij heeft daarbij gewezen op punt b van de considerans van de PAO waarin staat dat zij bij oprichting van EGM één gewoon aandeel in deze vennootschap heeft genomen. Daarbij kwamen de 800.000 gewone aandelen die op de
closing datezijn uitgegeven (artikel 3.1 van de PAO), waarmee een aandelenverhouding ontstond zoals door Eye Group zelf in punt 2 van haar inleidende dagvaarding is beschreven. Een en ander is door Eye Group vervolgens niet gemotiveerd weersproken; bij pleidooi heeft zij haar tijdelijke standpunt dat Eye Group en Antea eenzelfde aandelenbelang hadden bovendien weer ingetrokken. Overigens had [bestuurder Eye naam 2] ook eerder al – te weten bij gelegenheid van de comparitie in de eerste aanleg blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal – verklaard dat er destijds over gesproken is dat Antea één aandeel meer wilde dan Eye Group. Dat meerderheidsbelang zou Antea echter nooit gebruiken, aldus [bestuurder Eye naam 2] stelling toen. Die laatste stelling – dus dat Antea (beloofd zou hebben dat zij) haar meerderheidsbelang nooit (tegen hem) zou gebruiken – heeft Eye Group bij pleidooi in hoger beroep overgenomen/herhaald, met als toevoeging dat dit voor haar een reden was om in te stemmen met dat meerderheidsbelang. Het gaat hierbij echter om een door Antea betwiste stelling die niet van een onderbouwing of gespecificeerd bewijsaanbod is voorzien, reden waarom eraan wordt voorbijgegaan. Toegevoegd wordt nog, ten overvloede, dat Eye Group er in de toelichting op de twaalfde grief zelf op wijst (4.179) dat ontslag mogelijk was met een (gewone) meerderheid van stemmen. Zij heeft daar toen niet aan toegevoegd dat beloofd was dat geen gebruik gemaakt zou worden van die statutaire mogelijkheid. Aan de hier bedoelde stelling van Eye Group wordt daarom voorbijgegaan.
dringende reden
6.1
Grief 2 is gericht tegen 4.1 van het vonnis voor zover inhoudend:
‘Tussen partijen is niet in geschil dat aldus is beoogd om bij het begrip dringende reden in artikel 14 aan te sluiten bij het gelijkluidende begrip uit artikel 7:678 BW, zodat de dringende reden op dezelfde wijze als in artikel 7:678 BW moet worden ingevuld. Dat zelfde geldt voor de invulling van het begrip dringende reden in artikel 18.2 sub b PAO.’
6.2
Hierboven in 2.8 en 2.7.1 is de tekst van bedoeld artikel 14 van de managementovereenkomst en van artikel 18.2 van de PAO weergegeven.
6.3
In haar inleidende dagvaarding heeft Eye Group onder het kopje ‘
juridisch kader’beschreven (punt 27.e.v.) wat volgens haar onder het begrip dringende reden in bedoelde bepalingen moet worden verstaan. Zij heeft daarbij verwezen naar artikel 7:678 BW en de jurisprudentie met betrekking tot het begrip dringende reden als beëindigingsgrond voor een arbeidsovereenkomst. Zie ook punt 46 van de door haar ter comparitie van 22 februari 2018 gebezigde pleitnota. Antea hanteerde eveneens die arbeidsrechtelijke insteek, ook tijdens de zojuist bedoelde comparitie. Vergelijk punt 4 van de opmerkingen van haar advocaat, voor zover inhoudende:
‘Beoordeeld moet worden of er gedragingen hebben plaatsgevonden op grond waarvan van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.’ Tegen die achtergrond constateerde de rechtbank met recht dat niet in geschil was dat beoogd is om met betrekking tot het begrip dringende reden aan te sluiten bij de wijze waarop dat begrip in artikel 7:678 BW is ingevuld. Er zat met andere woorden geen licht tussen de partijbedoeling en de tekst van de artikelen 18.2 van de PAO en 14 van de managementovereenkomst.
6.4
In hoger beroep betoogt Eye Group dat toch wel sprake is van een afwijkende partijbedoeling. Het begrip
‘dringende reden’in de zojuist bedoelde artikelen 18.2 en 14 moet volgens haar niet op dezelfde wijze worden ingevuld als dat in artikel 7:678 BW gebeurt, omdat – zo is haar stelling – voorafgaande aan de PAO is overeengekomen dat artikel 18.2 als veiligheidsklep gold voor fraudegevallen. Daarom moet eerst worden aangetoond dat sprake is van fraude, aldus Eye Group, die dit betoog doet steunen op de volgende – in het proces-verbaal van de op 22 februari 2018 gehouden comparitie genoteerde – opmerkingen van de advocaat van Antea: ‘
Artikel 18.2 is expliciet aan de orde geweest bij de onderhandelingen. De toenmalige advocaat van [bestuurder Eye naam 2] , mr. Van Lieshout, heeft nog vragen gesteld over deze clausule. Antea heeft geantwoord dat zij het belangrijk vindt dat deze clausule wordt opgenomen, omdat Antea een veiligheidsklep wilde voor fraudegevallen. De achtergrond van deze bepaling is een normerend effect. Antea is actief in het MKB. Antea heeft een reputatie hoog te houden. Als er fraude aan de orde komt, is er maar één middel: er hard ingaan.’Bij faxbrief van 8 maart 2018 heeft de advocaat van Antea hierover trouwens aan de rechtbank geschreven – in reactie op het voorgelegde proces-verbaal:
‘Gezegd is dat [artikel 18.2, opm. Hof] een gebruikelijke clausule is, die in de onderhandelingen expliciet met [bestuurder Eye naam 2] , in aanwezigheid van zijn advocaat […] is besproken. De bepaling en de rechtsgevolgen daarvan zijn bewust aanvaard door [bestuurder Eye naam 2] . De laatste zin van deze paragraaf moet zijn: “Als het op fraude aankomt hanteert Antea een zero tolerance beleid.”
6.5
Het – in 6.4 bedoelde – betoog van Eye Group wordt verworpen. De geciteerde opmerkingen van/zijdens Antea – zowel die in het (concept-)proces-verbaal, als in de brief van 8 maart 2018 – bieden onvoldoende steun voor een – op de zogeheten Haviltex-maatstaf gebaseerde – uitleg van het overeengekomen artikel 18.2 van de PAO en/of 14 van de managementovereenkomst in deze door haar (Eye Group) voor het eerst in hoger beroep voorgestane zin; dus een uitleg die inhoudt dat deze bepalingen, in afwijking van de duidelijke bewoordingen ervan, slechts bedoeld zijn voor situaties van fraude en/of dat er alleen dan een beroep op zou kunnen/kon worden gedaan. Dat Antea destijds, in reactie op vragen van de toenmalige advocaat van Eye Group, heeft gezegd dat zij aan artikel 18.2 PAO hecht voor het geval sprake is van fraude – een mededeling waar Eye Group kennelijk zelf geen actieve herinnering aan had – impliceert niet, en kan redelijkerwijs niet aldus worden verstaan, dat er in andere situaties van ontoelaatbare gedragingen geen beroep op kon of mocht worden gedaan. Deze door Antea desgevraagd gegeven toelichting heeft veeleer het karakter van een voorbeeld van een situatie (dringende reden) waarvoor de bepaling was bedoeld, dan van een inperking. De door Eye Group thans voorgestane inperking tot frauduleuze gedragingen volgt ook niet noodzakelijk uit de genoemde achtergrond van de bepaling, te weten: een beoogd normerend effect. Normering/
compliancebinnen vennootschappelijke verhoudingen ziet immers niet alleen op het voorkomen van fraude. Indien een beperking tot frauduleuze gedragingen wel was waar Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] op basis van bedoelde mededeling van uitging, dan had bovendien voor de hand gelegen dat Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] , die werd bijgestaan door een advocaat, dit zou hebben vastgelegd, ofwel door aanpassing/inperking van de tekst van meergenoemde artikelen 18.2 en 14, ofwel in de vorm van een schriftelijke toelichting erop. Een en ander is niet gebeurd. Nu een verdere onderbouwing voor de door Eye Group gestelde nadere overeenkomst/invulling c.q. voorgestane uitleg ontbreekt en er ook geen gespecificeerd bewijsaanbod op dit punt is, wordt er verder aan voorbijgegaan. De toets voor toepassing van artikel 18.2 PAO blijft daarom of sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW.
6.6
De rechtbank heeft in 4.2 van het vonnis beschreven wanneer sprake is van een dringende reden in de zin van dat artikel. Tegen die, juiste, overweging is geen als zodanig aangeduide grief gericht. Voor zover Eye Group – anders dan hiervoor besproken – bedoeld heeft dat in het kader van de artikelen 18.2 PAO en 14 van de managementovereenkomst (niettemin) een andere invulling van het begrip dringende reden is overeengekomen of heeft te gelden, heeft zij ook daaraan onvoldoende onderbouwing gegeven.
6.7
De conclusie is dat grief 2 ongegrond is.
juistheid gemaakte verwijten
7.1
Met de grieven 3 en 5 tot en met 8 bestrijdt Eye Group de juistheid van de verwijten die zijn opgegeven als dringende reden voor de beëindiging van de relatie.
Hieronder wordt daar nader op ingegaan. Eerst volgen enkele meer algemene overwegingen (7.2.1 tot en met 7.2.6).
7.2.1
In de eerste aanleg stelde Eye Group (pleitnota punt 12) dat de kern van de tussen partijen gerezen geschillen is terug te voeren op karakterologische en culturele verschillen en de daarmee samenhangende verschillen van inzicht rond het ondernemerschap van [bestuurder Eye naam 2] en de door hem sedert 2008 ontwikkelde bedrijfscultuur. Wat die bedrijfscultuur betreft is echter voorafgaand aan de participatie van Antea aan de orde geweest dat die moest/zou veranderen, speciaal op het punt van (het gebrek aan) scheiding tussen privé en zakelijke uitgaven. Dat heeft Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] toen ook toegezegd (zie hiervoor 2.4.1 en 2.4.2): ‘
Daarnaast willen wij opmerken dat […] thans iedere uitgave die ook maar de schijn van een privé karakter heeft, niet in de administratie (van één van de vennootschappen) wordt opgenomen.’Toch bleven de uitgaven van [bestuurder Eye naam 2] ook nadien een terugkerend onderwerp op de RvC-/AvA-vergaderingen en/of in de correspondentie met [bestuurder Eye naam 2] . Ondanks diens maandelijkse bruto vergoeding van € 16.500 – die mede strekte ter dekking van gemaakte kosten – werden door [bestuurder Eye naam 2] representatiekosten opgevoerd waarvan het zakelijke karakter minst genomen onduidelijk was. Zo noteerde BDO, de accountant van EMG, bij haar interim controle in september 2015, dat zij van een 30 tal posten de zakelijkheid niet kon vaststellen. Dit heeft geleid tot meerdere vragen aan [bestuurder Eye naam 2] . Uiteindelijk zijn de Q4-declaraties uit 2015 op 17 maart 2016 geaccordeerd. Daaruit – of uit het achterwege blijven van een nadere invulling van het begrip ‘zakelijke voorwaarden’ als door BDO gesuggereerd – mocht [bestuurder Eye naam 2] niet afleiden dat ook voor het vervolg zou gelden dat
‘zijn representatiekosten (zoals hij die reeds vanaf 2011 tot en met juni 2016 in een vrij bestendige gedragslijn heeft gemaakt) door de RvC of AvA als [...] zakelijk zouden worden gekwalificeerd.’Het moet voor hem duidelijk zijn geweest dat een heldere scheiding tussen privé en zakelijk voor de RvC en in elk geval voor de meerderheidsaandeelhouder van EMG een aangelegen punt/gewichtige zaak was en zou blijven. Overigens kan in dit laatste citaat inderdaad, zoals Antea stelt, een erkenning worden gelezen dat [bestuurder Eye naam 2] zijn bij aanvang van de samenwerking gedane toezegging van een voortaan te hanteren strikte scheiding niet is nagekomen. De – niet overtuigende – toelichting die in de laatste pleitnota in 3.1 – 3.2 namens Eye Group is gegeven met betrekking tot andere door Antea in dit verband genoemde stellingen van Eye Group – te weten dat het zou gaan om een bestendige gedragslijn tot en met 2013 en een van nadien – gaat in elk geval met betrekking tot het citaat van zojuist niet op, maar dit terzijde.
7.2.2
Voor zover de stelling van Eye Group is dat de RvC/Antea eerst eind juni of juli 2016 ‘moeilijk’ is gaan doen, is daarvoor geen steun te vinden in de overgelegde verslagen/correspondentie. [bestuurder Eye naam 2] schrijft trouwens ook zelf – in zijn onder 2.18.2 geciteerde e-mailbericht van 20 augustus 2016 –
‘In het verleden zijn er uiteraard discussies geweest over scheiding van prive en zakelijk.’
Onjuist is ook de stelling van Eye Group (m.v.g. 3.78 / pleitnota h.b. 3.8) dat eind juni 2016 alle representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] uit 2015 en het eerste kwartaal van 2016 geaccordeerd waren en als zakelijk verantwoord golden. Het ‘akkoord’ betrof alleen de declaraties over het laatste kwartaal van 2015.
7.2.3
Onderdeel van de (voor in totaal € 16.249,17) gedeclareerde kosten uit het eerste kwartaal van 2016 vormde een uitgave in de uitgaansgelegenheid ‘
The Box Soho London’ van € 4.135,90 op 7 februari 2016. Over deze besteding zijn in mei 2016 vragen aan [bestuurder Eye naam 2] gesteld. Eye Group stelt dat [bestuurder Eye naam 2] aan [voorzitter RvC] mondeling heeft toegelicht dat de post betrekking heeft op zijn contacten bij Swiss Sense. Met de pr & communicatiemanager van Swiss Sense ( [naam 5] ) had hij voordien al een aantal malen contact gehad. Eye Group heeft een e-mailwisseling (van na een avond(je) in de Harbour Club te Rotterdam) overgelegd waaruit blijkt van een (voorgenomen) ontmoeting op 8 januari 2016 in diezelfde Harbour Club.
Verder heeft Eye Group gesteld dat [bestuurder Eye naam 2] samen met zijn toenmalige vriendin [naam 6] in Londen was (Antea heeft bij c.v.a. 2.51 een foto van haar in The Box overgelegd). Het clubbezoek in Londen en het fêteren van deze en andere daarbij aanwezig relaties dienden volgens Eye Group een zakelijk belang. Dat er uiteindelijk voor EMG geen opdracht van Swiss Sense uit is voortgevloeid doet daar niet aan af, aldus (ongeveer) het betoog van Eye Group, die er op wijst dat [voorzitter RvC] na de gegeven toelichting geen vragen meer heeft gesteld.
7.2.4
Dat er door [voorzitter RvC] verder geen vragen over deze uitgave zijn gesteld – en er op de RvC- en AvA-vergadering van 23 juni 2016 niet over is gesproken – wil echter niet zeggen dat het zakelijke karakter van de bijeenkomst en de uitgave is geaccepteerd.
Er gold niet een (stilzwijgende) afspraak dat als er geen vragen werden gesteld het zakelijke karakter was geaccepteerd, althans is daar door Eye Group onvoldoende voor aangevoerd. Vgl. in dit verband art. 15.7 van de PAO.
Het zakelijke karakter van het clubbezoek in Londen is door Eye Group – tegenover de gemotiveerde betwisting ervan – nog steeds niet aangetoond; het volgt niet uit de e-mails waar zij zich op beroept en is niet anderszins voldoende toegelicht, terwijl een gespecificeerd bewijsaanbod ontbreekt.
7.2.5
Het is ook niet zo dat op 23 juni 2016 – vanwege een toen verleende decharge en/of het toen onbesproken blijven van de declaraties uit het eerste kwartaal van 2016, waaronder de uitgave in de
The Box Soho London’ van € 4.135,90 op 7 februari 2016 – de problemen met het declareergedrag van [bestuurder Eye naam 2] tot het verleden behoorden. Zo ervoer [bestuurder Eye naam 2] dat kennelijk zelf ook niet, getuige zijn e-mailbericht van 5 juli 2016 (2.15.1), waarin staat dat ‘
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd’hem deden twijfelen of hij er goed aan gedaan had om zijn aandelen/onderneming te verkopen. Hij voelde zich, in de woorden van de advocaat van Eye Group,
‘niet comfortabel met de in toenemende mate negatieve benadering van zijn belangrijkste mede-aandeelhouder en het door Antea voorgedragen lid van de RvC [lid RvC 2] ’. In zijn e-mailbericht van 5 juli 2016 schrijft hij zich te voelen
‘als een werknemer in zijn eigen bedrijf’, iets dat bij hem
‘niet goed voelde’. Van ‘
zijn eigen bedrijf’ was echter geen sprake meer na de (ver)koopovereenkomst van 18 juni 2014. Sindsdien had Eye Group een meerderheidsaandeelhouder naast zich en had zij daarnaast te maken met een RvC als toezichthoudend orgaan met schorsingsbevoegdheid.
7.2.6
In de e-mail-reactie van [directeur Antea 1] van 12 juli 2016 (2.15.2) is [bestuurder Eye naam 2] er nog eens op gewezen dat Antea eenzelfde opstelling zou blijven houden ten aanzien van de normen en waarden met betrekking tot de scheiding van privé en zakelijk.
sluiten huurovereenkomst villa en betalingen zonder toestemming RcC/AvA
7.3.1
Tegen deze achtergrond bezien kon de RvC/AvA terecht als onacceptabel beschouwen: het door Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] – zonder voorafgaande toestemming van de RvC/AvA – aangaan (op 4 augustus 2016) van een huurovereenkomst voor de duur van achttien maanden (x $ 13.000 per maand, dus in totaal $ 234.000) met betrekking tot een villa in Beverly Hills en het in dat kader (op 15 augustus 2016) doen van spoedbetalingen vanaf de bankrekening van EMG tot een bedrag van ca. € 70.000.
7.3.2
Het door Eye Group (achteraf) ingenomen standpunt dat zij helemaal geen toestemming nodig had voor het aangaan van de huurovereenkomst kan niet als juist worden aanvaard. In het door [bestuurder Eye naam 2] op 24 augustus 2016 toegestuurde driejarenplan schrijft [bestuurder Eye naam 2] immers dat het zijn intentie is om de activiteiten in Amerika onder te brengen in – een onder EMG te hangen – entiteit Eye Media Group USA Inc. en dat hij BDO gevraagd heeft om de juridische en fiscale consequenties in kaart te brengen. [bestuurder Eye naam 2] schrijft trouwens ook zelf:
‘Strikt genomen dient, volgens de gemaakte afspraken in principe eerst de RvC/aandeelhouders om toestemming te worden gevraagd om een nieuw land op te starten, daar verplichtingen aan te gaan als een huurovereenkomst e.d.’
7.3.3
Dat de voorzitter en één ander lid van de RvC, alsook een andere aandeelhouder en [COO Eye] (aanvankelijk) instemmend hebben gereageerd op het onder 2.16.2 geciteerde e-mailbericht van [bestuurder Eye naam 2] en enthousiasme hebben getoond vormt geen voldoende excuus. Een en ander vormde – mede gelet op de voorgeschiedenis – onvoldoende basis om ervan uit te gaan dat de kritische meerderheidsaandeelhouder en de op voordracht van die meerderheidsaandeelhouder benoemde commissaris ook wel (alsnog) akkoord zouden gaan en/of dat laatstbedoelde commissaris bij een gezamenlijke besluitvorming binnen de RvC zou worden
overruled.Dat na de expliciete afkeuring door laatstbedoelde commissaris nog spoedoverboekingen ten laste van de rekening van EMG zijn gedaan maakt het eigenmachtig handelen van [bestuurder Eye naam 2] eens te meer kwalijk. De laakbaarheid van dat handelen wordt niet weggenomen doordat [bestuurder Eye naam 2] die bedragen nadien weer heeft terugbetaald/vergoed. De situatie zou anders zijn geweest indien [bestuurder Eye naam 2] de instemming van alle leden van de RvC en alle aandeelhouders zou hebben gehad voordat hij de verplichtingen was aangegaan. Daarvan is echter geen sprake. Uit bedoeld e-mailbericht van 10 augustus 2016 blijkt dat hij reeds een akkoord had gegeven op voornoemde huurovereenkomst voordat hij de leden van de RvC en de aandeelhouders hieromtrent berichtte.
declaraties [COO Eye] en [betrokkene]
7.4.1
Wat de declaraties op naam van [COO Eye] betreft heeft de rechtbank onweersproken overwogen (i) dat het gaat om zes declaraties – totaal: € 14.674,22 – voor horeca-uitgaven in de Verenigde Staten in de periode van 5 tot 15 juli 2016 en (ii) dat deze uitgaven door [bestuurder Eye naam 2] zijn gedaan, maar op naam van [COO Eye] bij EMG zijn gedeclareerd. Met betrekking tot vier (van de zes) declaraties zijn bonnetjes overgelegd.
7.4.2
Volgens Eye Group ging het om zakelijke kosten. Zij voert in dat verband echter niet meer aan dan dat er geen enkel bonnetje van [bestuurder Eye naam 2] is afgekeurd. Dat ontbreken van (onmiddellijke) afkeuring is onvoldoende om ervan uit te gaan dat de bonnetjes/declaraties als zakelijke besteding zijn of moeten worden aangemerkt. Het ging trouwens om op naam van [COO Eye] ingediende/verwerkte, althans door [bestuurder Eye naam 2] namens EMG aan [COO Eye] uitbetaalde bonnetjes/declaraties (die dus niet in de kwartaaloverzichten van de representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] werden/waren opgenomen – zie 4.11 van het vonnis eerste zin). Antea heeft er bij memorie van antwoord op gewezen dat de declaraties ongespecificeerd zijn en dat het zakelijke karakter ervan niet is komen vast te staan, waardoor de declaraties sowieso niet ten laste van EMG hadden mogen worden gebracht. Eye Group is hier vervolgens (bij pleidooi) niet meer op ingegaan en heeft het zakelijke karakter niet nader toegelicht en evenmin specifiek te bewijzen aangeboden. Het wordt er daarom voor gehouden dat ook ten aanzien van deze declaraties niet voldaan is aan de afspraak/belofte om zakelijk en privé gescheiden te houden.
Het geschilpunt over de vraag of [bestuurder Eye naam 2] instructie heeft gegeven om deze, niet zakelijke, declaraties in de administratie op naam van [COO Eye] te stellen kan verder blijven rusten; gegeven zijn toezegging om uitgaven die ook maar de schijn van een privé karakter hebben niet in de administratie op te nemen had hij moeten afzien van indiening/uitbetaling van deze declaraties op eigen naam of die van [COO Eye] . Aan het bewijsaanbod ten aanzien van dit geschilpunt wordt daarom voorbijgegaan.
7.5.1
Bij de [betrokkene] -declaraties gaat het om een door EMG’s saleswerker [betrokkene] – een neef van [bestuurder Eye naam 2] – op 2 mei 2016 (door middel van door [bestuurder Eye naam 2] goedgekeurde declaratieformulieren) bij EMG gedeclareerd bedrag van € 5.462. Dit bedrag is het totaal van negen bonnen voor uitgaven in horecagelegenheden in Madrid in het weekeinde van 28 april tot en met 1 mei 2016. Aan dit ‘Madrid-weekeinde’, waarin [betrokkene] ’s verjaardag viel, namen vijf personen deel; naast [betrokkene] : [bestuurder Eye naam 2] , diens broer, [broer appellant] (door [bestuurder Eye naam 2] , later (te weten in het in 2.16.2 geciteerde e-mailbericht van 10 augustus 2016) voorgesteld als beoogd COO voor de Amerikaanse activiteiten van EMG en [medewerker Tyrecenter] , een medewerker van Profile Tyrecenter, welk bedrijf het wagenpark van EMG onderhield.
7.5.2
De rechtbank overweegt in 4.10 van het vonnis dat, naar zeggen van [bestuurder Eye naam 2] , de door [betrokkene] gedeclareerde Madrid-reis een bonus was omdat [betrokkene] als verkoopmedewerker een uitzonderlijke prestatie had geleverd, daaruit bestaande dat hij in zijn eentje verantwoordelijk/goed was voor ongeveer € 200.000 tot € 400.000 per maand en daarmee circa twintig tot veertig procent van de omzet van EMG. Eye Group stelt in 4.104 van de memorie van grieven dat dit juist is. Tegelijk laat zij onweersproken de constatering door de rechtbank dat uit het door Antea overgelegde overzicht van de omzetcijfers van [betrokkene] volgt dat het betoog van [bestuurder Eye naam 2] niet klopt, omdat die omzetcijfers laten zien dat sinds januari 2015 slechts in één maand een omzet van meer dan € 200.000 was behaald, terwijl de omzet in de maanden februari en maart 2016 € 0 was.
7.5.3
In hoger beroep heeft Eye Group haar verantwoording van/rechtvaardiging voor (de door [bestuurder Eye naam 2] goedgekeurde declaratie van) het Madrid-weekeinde aangepast.
‘Misschien is het inderdaad niet de EUR 200 tot 400K gemiddeld per maand, maar er is geen verkoper die in de buurt komt bij de omzet van [betrokkene] in de periode 2010 tot en met 2016.’Bovendien ging het niet alleen om een bonus/
challengevoor [betrokkene] , maar zou het uitje een hybride karakter hebben gehad, omdat tegelijk ook aan business development en recruitment werd gedaan. Dit laatste dan (mede) als verklaring waarom ook [bestuurder Eye naam 2] zelf, [broer appellant] en [medewerker Tyrecenter] van de partij waren.
7.5.4
Deze nieuwe verklaring geeft geen aanleiding om alsnog uit te gaan van een zakelijk karakter van de uitgaven voor de groep van vijf tijdens het Madrid-weekeinde. Een reëel zakelijk belang voor EMG om eind april 2016 op haar kosten met de heren [broer appellant] en [medewerker Tyrecenter] uitgaansgelegenheden in Madrid te bezoeken volgt onvoldoende uit wat Eye Group met betrekking tot deze personen stelt, te weten (onder meer) dat de (nog niet met de RvC gedeelde) plannen voor de activiteiten in de VS al ruimschoots in de maak waren en dat de medewerker van het – volgens Eye Group voor een zeer scherpe prijs werkende – Profile Tyrecenter een begenadigd autocoureur is die in verbinding staat met een veelheid aan bedrijven en sponsoren. Daaruit blijkt niet waarom deze personen moesten worden gefêteerd en, bijvoorbeeld, een telefoontje met hen of afspraak op kantoor niet volstond. Ware, wat Eye Group wil doen geloven, het zakelijk karakter om de door haar thans genoemde reden evident, dan is bovendien niet begrijpelijk waarom [bestuurder Eye naam 2] dit niet in 2016 te berde heeft gebracht. Vergelijk in dit verband het als productie 10 bij dagvaarding behorende memorandum d.d. 7 september 2016 met daarin de op schrift gestelde reactie van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] op het Restment-rapport, waarin te lezen is (punt 17/18):
‘Het is geheel voorbehouden aan [bestuurder Eye naam 2] […] om zeer succesvolle medewerkers door middel van een challenge (reis) of anderszins incidenteel te stimuleren en te waarderen. In dit geval ging het om een reis die met vier/vijf man naar Madrid is gemaakt […]. De Madrid reis was dus een bonus voor [betrokkene] . De kosten die hij zelf had gemaakt, mocht hij dus declareren’.Alleen de bonus is hierin de (weloverwogen) verklaring voor het groepsuitje.
onjuiste reiskostenvergoedingen
7.6.1
De rechtbank overwoog dat door Restment is geconstateerd dat aan een aantal werknemers van (werkmaatschappijen van) EMG een te hoge reiskostenvergoeding wordt uitbetaald en dat niet ter discussie staat dat deze hogere vergoeding naar buiten toe werd verantwoord door in de arbeidsovereenkomst een andere standplaats dan de werkelijke standplaats van de desbetreffende werknemer op te nemen. Vervolgens worden in het vonnis twee voorbeelden genoemd: (i) van [werknemer EMG 1] (hierna: [werknemer EMG 1] ), die verklaard heeft dat, nadat zij ergens in de tweede helft van 2014 (dus omstreeks of na de participatie door Antea van 18 juni 2014) aan [bestuurder Eye naam 2] om een verhoging van haar salaris naar minimaal € 2.500 bruto had gevraagd, haar salaris op voorstel van [bestuurder Eye naam 2] is verhoogd naar het bruto minimum loon van € 1.540 met een netto reiskostenvergoeding van € 600, waarbij in haar arbeidsovereenkomst als standplaats Amsterdam is opgenomen, terwijl zij altijd in Rotterdam werkt en ook in Rotterdam woont, en (ii) van [werknemer EMG 2] , die verklaard heeft dat in zijn door [bestuurder Eye naam 2] ondertekende arbeidsovereenkomst van 14 maart 2016 (ruim na de participatie door Antea) als plaats van tewerkstelling Amsterdam is opgenomen, terwijl hij in Spijkenisse woonde en in Rotterdam werkte. Hij kreeg € 400 reiskostenvergoeding.
De stelling van Eye Group dat [bestuurder Eye naam 2] in 2014, samen met zijn boekhouder Dosign, een instructie heeft gegeven om het systeem van hogere reiskostenvergoedingen voortaan niet meer toe te passen heeft de rechtbank wegens onvoldoende onderbouwing ervan verworpen; als vaststaand is door de rechtbank aangemerkt
‘dat het doorgaan van de salarismethodiek is geschied met instemming en goedkeuring van [bestuurder Eye naam 2] , die daaraan bovendien actief heeft meegewerkt door daarop betrekking hebbende stukken te ondertekenen.’
7.6.2
De juistheid van de twee zojuist (in 7.6.1) genoemde voorbeelden is door Eye Group niet gemotiveerd betwist. Een gemotiveerde betwisting is er evenmin van de juistheid van wat er (overigens) in de (als bijlagen 8.a., 8.b en 8.c bij het Restment-rapport gevoegde) schriftelijke verklaringen van mevrouw [medewerker EMG] , [COO Eye] en [werknemer EMG 2] staat over het door, althans met medeweten van, [bestuurder Eye naam 2] toekennen van – in verhouding tot de reisafstand – te hoge reiskostenvergoedingen als verkapt salaris. Over de als bijlagen 15 en 16 bij het Restment-rapport gevoegde schriftelijke verklaringen van [medewerker EMG] en [werknemer EMG 1] , die eveneens hierover gaan, stelt Eye Group (alleen) dat het hoogst ergerlijk en in strijd met de waarheid is dat deze medewerkers verklaren dat het aan de lopende band gebeurde. Ook indien het niet aan de lopende band gebeurde, is het echter laakbaar dat Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] als bestuurder betrokken was bij een methodiek waarbij stukken betreffende de arbeidsrelatie/-vergoeding werden opgesteld die niet strookten met de werkelijkheid. Het is dan ook ten onrechte dat Eye Group stelt:
‘Het kan zijn dat in de genoemde 7 gevallen het rechtens niet juist is, maar dit betreft een zeer licht vergrijp, waarbij [bestuurder Eye naam 2] zijn werknemers tegemoet heeft willen komen. Dit zijn kleine foutjes die een jonge ondernemer als [bestuurder Eye naam 2] kan en mag maken en geen “dringende reden” kunnen opleveren’. De kwalificaties ‘zeer licht vergrijp’ en ‘kleine foutjes’ zijn – binnen de gegeven vennootschaps(rechtelijke) verhoudingen, waarin bij herhaling aandacht is gevraagd voor
compliance– misplaatst voor dergelijke gedragingen van de bestuurder. Dit wordt niet anders indien de onwaarheden niet tot concrete (belasting)schade hebben geleid en/of desnoods achteraf konden worden hersteld.
7.6.3
In de eerste aanleg heeft Eye Group gesteld dat, voorafgaande aan de transactie met Antea, door [bestuurder Eye naam 2] in samenwerking met Dosign Admin intern de instructie is gegeven dat het tot dan toe in enkele gevallen toegepaste systeem van hogere reiskosten diende te vervallen en dat de salarissen in verband hiermee dienden te worden gebruteerd. Het ging, aldus Eye Group toen, om circa 12 van de 80 vaste medewerkers. Zij verwees hierbij naar een bijlage bij de brief van mr. Abeln van 5 september 2016 die als bijlage 1 is gevoegd bij het als productie 10 bij inleidende dagvaarding overgelegde memorandum. Ook in haar memorie van grieven (4.132) verwijst Eye Group daar naar. Tot bedoelde bijlage behoort een e-mailbericht van 4 maart 2014 met onderwerpaanduiding:
‘correctie reiskosten’van [medewerker Dosignadmin] van Dosignadmin aan [medewerker EYE groep] (van Eye Group), dat begint met
‘Inzake de reiskostenvergoedingen kreeg ik via Nordin het verzoek proefstroken naar jou te mailen met daarin de volgende correctie/aanpassingen’.Daarna volgt o.a. een opsomming van namen en daarachter een aantekening over de reiskosten. [medewerker EYE groep] heeft [bestuurder Eye naam 2] vervolgens bij e-mailbericht van 11 maart 2014 (onderwerpaanduiding:
‘correctie reiskosten’) gevraagd:
‘Kunnen we deze nog even doornemen’. [bestuurder Eye naam 2] stuurt op woensdag 31 augustus 2016 een e-mailbericht aan mr. Abeln (onderwerpaanduiding: ‘
correctie reiskosten’), met daaronder (een de vorige dag verstuurd e-mailbericht met) als tekst:
‘Hierbij kan je zien [dat] ik in maart 2013 [bedoeld zal zijn 2014, opm. Hof] al correctie op de reiskosten heb laten uitvoeren 3 maanden voor closing’.
Deze e-mailberichten tonen echter niet aan (i) dat al vóór of in elk geval vanaf de
closingbinnen EGM en haar werkmaatschappijen als (voor ieder heldere) instructie gold dat het voortaan afgelopen moest zijn met het op oneigenlijke gronden toekennen van te hoge reiskostenvergoedingen, en (ii) nog minder dat daar door [bestuurder Eye naam 2] van toen af aan ook naar gehandeld werd. De hiervoor bedoelde schriftelijke verklaringen, die als gezegd onvoldoende weersproken zijn gebleven, duiden op het tegendeel. Wat er wel volgt uit bedoelde e-mailberichten is dat [bestuurder Eye naam 2] wist dat het toekennen van oneigenlijke reiskostenvergoedingen niet correct was; anders had hij geen correctie behoeven uit te voeren voor de
closing. Dat hij zich van geen kwaad bewust was gaat daarom ook om die reden niet op ten aanzien van de oneigenlijke reiskostenvergoedingen van na de
closing.Bij memorie van grieven heeft Eye Group heel in het algemeen gesteld
‘Dat er later nog eens een werknemer een hogere reiskostenvergoeding heeft gehad komt omdat [bestuurder Eye naam 2] , voor zover hij betrokken was, ervan uit ging dat deze werknemers op meerdere locaties werkzaam gingen zijn en/of veel onderweg waren […].’Waarom/op basis waarvan hij daarvan uitging is door hem niet toegelicht en wordt ook anderszins niet duidelijk. Ook aan deze stelling wordt daarom voorbijgegaan.
7.6.4
Eye Group doet in 4.133 van haar memorie van grieven een bewijsaanbod. Zij biedt
‘van het voorgaande bewijs aan door het horen van [medewerker Dosignadmin] van Dosign en [medewerker EYE groep] .’Niet geheel duidelijk is wat Eye Group in dit verband met ‘het voorgaande’ bedoelt, maar waarschijnlijk de e-mailcorrespondentie tussen deze personen. Dat die correspondentie is gevoerd en wat de inhoud daarvan is, is echter niet in geschil. Wat uit die correspondentie niet volgt is dat na de
closingbinnen EMG en haar werkmaatschappij als instructie gold dat de reiskostenconstructie niet langer zou worden toegepast en dat daar door [bestuurder Eye naam 2] naar werd gehandeld. Voor zover dit wel de stelling van Eye Group is, is die – betwiste – stelling onvoldoende onderbouwd. Aan bewijsvoering wordt daarom niet toegekomen. Bovendien wordt uit het bewijsaanbod niet duidelijk dat Eye Group de juistheid van die stelling wil bewijzen en dat de genoemde personen hierover iets kunnen vertellen. Het bewijsaanbod is in dat opzicht ook onvoldoende gespecifieerd. Eye Group heeft voorts aangeboden om [medewerker EMG] , [werknemer EMG 2] en [werknemer EMG 1] te horen,
‘teneinde ook onder [ede?, toev. Hof] hun verklaringen op juistheid te verifiëren.’Onduidelijk is echter waarom bedoelde verklaringen – die door Eye Group onvoldoende gemotiveerd zijn betwist en die bovendien steun vinden in de verklaringen van andere, niet als getuigen voorgestelde personen, waaronder [COO Eye] en [naam 7] – moeten worden geverifieerd. Het bewijsaanbod wordt daarom als niet ter zake doende afgewezen.
conclusie ten aanzien van het bewijs van de gestelde dringende reden
8 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook in hoger beroep moet worden uitgegaan van de juistheid van de hiervoor besproken verwijten. Deze verwijten vormen ieder voor zich en al helemaal tezamen en in onderling verband gezien een dringende reden in de zin van artikel 18.2 van de PAO. De overige aan het adres van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] gemaakte verwijten, inclusief het verwijt betreffende het verstrekken van een onjuiste werkgeversverklaring in het kader van een hypotheekaanvraag, behoeven bij deze uitkomst geen nadere bespreking. Ook indien die andere verwijten wel geheel of ten dele onterecht zijn, leidt dat niet tot een ander oordeel over het bestaan van een dringende reden op basis van de hiervoor besproken verwijten. De grieven 3 en 5 tot en met 8 kunnen dan ook niet tot een vernietiging van het afwijzende vonnis leiden en worden daarom verworpen.
decharge
9. Ook het beroep door Eye Group op de volgens haar verleende decharge is door de rechtbank terecht verworpen. Dat geldt ook voor de (reeds voor 2016) op onjuiste gronden toegekende reiskostenvergoedingen. De daarbij gehanteerde methodiek blijkt niet uit de jaarrekening, noch wordt deze daarin toegelicht. Ervan uitgaande dat Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] wist dat het toekennen van oneigenlijke reiskostenvergoedingen niet correct was en moest stoppen (zie hierboven 7.6.3), was er voor haar ook geen reden om te veronderstellen dat haar hiervoor decharge werd verleend en nog minder dat zij ermee door kon blijven gaan.
Onjuist is ook de opvatting dat het uiteindelijk gegeven akkoord met de declaraties over 2015 en/of de decharge bepalend/richtinggevend waren voor wat door [bestuurder Eye naam 2] voor de toekomst onder het begrip ‘zakelijke voorwaarden’ mocht worden verstaan. Maatgevend hadden voor hem moeten zijn (i) de afspraak, althans zijn toezegging dat uitgaven die ook maar de schijn van een privé karakter zouden hebben niet in de administratie van de vennootschappen zouden worden opgenomen en (ii) de wetenschap dat door de meerderheidsaandeelhouder en de RvC, althans de namens de meerderheidsaandeelhouder daarin benoemde commissaris, onverkort werd vastgehouden aan een duidelijke scheiding tussen zakelijk en privé. Ook zonder nadere invulling/precisering van het begrip ‘zakelijke voorwaarden’ had voor hem daarom duidelijk moeten dat de wijze waarop/mate waarin hij uitgaven in het uitgaanscircuit als zakelijk declareerde niet paste bij wat van hem op dat punt mocht worden verwacht.
Grief 9, die uitgaat van een andere opvatting, faalt.
belangenafweging
10. Met grief 10 beklaagt Eye Group zich over het oordeel van de rechtbank dat mogelijke verstrekkende negatieve financiële gevolgen voor Eye Group er niet toe leiden dat de verweten gedragingen toch geen dringende reden opleveren. De grief is, blijkens de toelichting erop, voor een belangrijk deel gebaseerd op een betwisting van de aan het adres van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] gemaakte verwijten. Die betwisting is echter, zo volgt uit het voorgaande, ongegrond. Toegevoegd wordt nog het volgende. De opvatting van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] over wat kwalificeert als een dringende reden is te beperkt. Een dringende reden moet zowel subjectief als objectief dringend zijn. Voorbeelden van objectief dringende redenen staan opgesomd in artikel 7:678, lid 2, BW. Daaronder vallen bijvoorbeeld (i) het door de werknemer hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt en (ii) het op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzamen, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt (onder j en k). Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat, mutatis mutandis, van beide gevallen sprake. Subjectieve dringendheid houdt in dat van de werkgever niet gevergd kan worden de werknemer te ontslaan met een opzegtermijn. Ook daaraan is voldaan. [bestuurder Eye naam 2] is in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag, zonder dat dit tot aanpassing heeft geleid. Het is dan onbegrijpelijk noch onredelijk dat voor EMG op 12 september 2016, bij het ontslag van Eye Group als bestuurder en het beëindigen van de managementovereenkomst met haar, de maat vol was. Duidelijk is dat EyeGoup/ [bestuurder Eye naam 2] haar verplichtingen op belangrijke punten (compliance) niet op juiste wijze heeft vervuld. Weliswaar was de, wat Eye Group noemt: ‘weinig calvinistische’, levensstijl van [bestuurder Eye naam 2] bij Antea bekend, maar Antea heeft duidelijk gemaakt dat die levensstijl, althans het daarmee gepaard gaande declareergedrag, na haar participatie moesten worden herzien. Zij heeft [bestuurder Eye naam 2] hier ook herhaaldelijk concreet op aangesproken. [bestuurder Eye naam 2] kon in ieder geval in redelijkheid niet menen dat bekendheid met zijn levensstijl – gelet op hetgeen overigens tussen partijen is voorgevallen – een vrijbrief vormde voor zijn declaratiegedrag.
Ook indien de negatieve gevolgen van de beëindiging van de managementovereenkomst voor Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] groot waren/zijn, geldt dat Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] deze negatieve gevolgen (financieel en anderszins), die de PAO verbindt aan een beëindiging wegens dringende reden, over zichzelf heeft afgeroepen; in redelijkheid kan niet worden volgehouden dat de RvC/meerderheidsaandeelhouder van Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] als bestuurder geen ander gedrag had(den) mogen verwachten en/of aan dat (doorgaande) gedrag, na de eerdere waarschuwingen/herhaalde discussies, geen halt mocht toe roepen. Dit geldt temeer vanwege de voorbeeldfunctie van een bestuurder. De door Eye Group gestelde onevenredigheid doet zich daarom niet voor. Los hiervan heeft Eye Group niet aannemelijk gemaakt dat Antea, door het tegen nominale waarde verwerven van de aandelen van Eye Group in het inmiddels gefailleerde EMG, een voordeel heeft behaald in de omvang als door Eye Group gesteld. Eye Group gaat daarbij onder meer voorbij aan (de resultaten van) het onderzoek door de Belastingdienst. Ook gaat Eye Group eraan voorbij dat, indien, wat zij betoogt, haar aandelen niet tegen nominale waarde overgenomen hadden mogen worden, zij aandeelhouder was gebleven in het inmiddels gefailleerde EMG, waarvan zij – na het neerleggen van haar bestuursfunctie – geen bestuurder meer was. De gedachte dat de onderneming zonder [bestuurder Eye naam 2] als bestuurder draaiend kon worden gehouden, noemt zij zelf een (catastrofale) denkfout.
Gelet op een en ander kan grief 10 evenmin tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van (een deel van) het gevorderde leiden.
opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
11. Wat hiervoor ten aanzien van grief 10 is overwogen geldt evenzeer ten aanzien van de 11de grief. Eye Group’s stelling dat Antea misbruik heeft gemaakt van haar beweerdelijke bevoegdheid/positie door [bestuurder Eye naam 2] , nadat hij zijn bestuursfunctie had neergelegd, ook nog een
‘dringende reden aan te smeren’, louter en alleen met het doel om hem zijn aandelen tegen nominale waarde af te nemen, mist een voldoende onderbouwing. Als gezegd heeft [bestuurder Eye naam 2] door zijn – ontoelaatbare – gedragingen een dringende reden gegeven voor de beëindiging van de managementovereenkomst. Het gevolg dat artikel 18 PAO daaraan verbindt, heeft hij over zichzelf afgeroepen. Door (snel) zijn bestuursfunctie neer te leggen kon hij dat gevolg niet ontlopen.
Los daarvan is er de stelling van Eye Group dat EMG zonder [bestuurder Eye naam 2] als bestuurder niet draaiend kon worden gehouden. Tegen die achtergrond heeft Eye Group haar beweerdelijke nadeel onvoldoende onderbouwd; zij zou zonder de gedwongen overname aandeelhoudster zijn gebleven in een onderneming die geen perspectief meer had.
V Bewijsaanbod
12. Het bewijsaanbod van Eye Group kwan hiervoor al een enkele keer ter sprake. Daarbij is telkens geconstateerd dat er geen aanleiding bestaat voor toelating tot bewijsvoering. Dat geldt ook voor de algemene bewijsaanbieding die Eye Group doet. Ook dat algemene bewijsaanbod is niet ter zake doende en onvoldoende gespecificeerd, reden waarom het wordt verworpen.
VI Slotsom
13. Nu de grieven falen en er geen andere gronden zijn voor toewijzing van (onderdelen van) het gevorderde volgt een bekrachtiging van het vonnis en een afwijzing van het in hoger beroep meer of andere gevorderde, met een veroordeling van Eye Group als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.

De beslissing

Het Hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep,
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt Eye Group in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Antea bepaald op € 5.270,= aan verschotten en op € 17.115,= aan salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J.M. van der Klooster, M.C.M. van Dijk en R.W. Polak, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.