Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
I Inleiding
good leaver / bad leaver-bepaling’ in de managementovereenkomst – haar aandelen in EMG tegen nominale waarde moest aanbieden aan haar medeaandeelhouders. Eye Group is naar haar zeggen de onderhavige procedure begonnen om aan te vechten dat sprake is geweest van een dringende reden die deze consequentie rechtvaardigde. In plaats van de nominale waarde meent zij recht te hebben op de marktwaarde van de aandelen, eventueel met een (kleine) correctie daarop.
‘tape on desk’-principe aan televisiezenders werden aangeboden. Deze programma’s werden gefinancierd door sponsors en bedrijven die zendtijd kochten om in een video-item hun bedrijf te promoten. De doelgroep bestond vooral uit het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, hoewel er volgens Eye Group ook grotere klanten waren. [bestuurder Eye naam 2] was binnen de toenmalige vennootschapsstructuur als
chief executive officer(CEO) verantwoordelijk voor de gehele onderneming. Hij stuurde het managementteam aan en bedacht nieuwe televisieformats. [COO Eye] was als
chief operating officer(COO) verantwoordelijk voor de prestaties van de verkoopafdeling.
private equity company). Begin 2014 is zij – via fusie- en overnamespecialist A en F Partners (hierna: A&F) – in contact gekomen met [bestuurder Eye naam 2] . Partijen hebben vervolgens gesproken over een mogelijke participatie van Antea in de door [bestuurder Eye naam 2] opgerichte onderneming. De participatie zou gestalte krijgen door middel van een gezamenlijk aandeelhoudersbelang in een nieuw op te richten vennootschap die de aandelen van de werkmaatschappijen zou overnemen. In dit kader hebben Eye Group, Antea, [COO Eye] Beheer (een holdingvennootschap van [COO Eye] ) en BeK Invest B.V. (een (indirecte) holdingvennootschap van de twee (indirecte) bestuurders van A&F: [bestuurder A&F 1] en [bestuurder A&F 2] ) op 19 maart 2014 een intentieverklaring ondertekend. Daarin staat onder meer:
due diligenceonderzoek laten verrichten door BDO Investigations B.V. (hierna: BDO). In een door haar naar aanleiding van dit onderzoek opgesteld memo van 9 mei 2014 schrijft A&F:
good leaver/bad leaver regeling’is uitgewerkt.
managementletterverslag uitgebracht van de onderzoeksbevindingen. BDO schrijft onder meer dat zij van een aantal (30) posten (onder meer creditcarduitgaven in St. Tropez en Ibiza en andere (horeca)declaraties van [bestuurder Eye naam 2] ) het zakelijke karakter niet heeft kunnen vaststellen. BDO merkt tevens op dat zij heeft vastgesteld dat diverse boekingen zonder omschrijving zijn verwerkt en dat dit ertoe leidt dat de administratie niet op een duidelijke manier is ingericht en inefficiënt benaderbaar is. Hieronder volgt een citaat afkomstig van pag. 6 van de
managementletter.
managementlettervan BDO is op 29 oktober 2015 in de vergadering van de raad van commissarissen (RvC) van EMG besproken. Afgesproken is toen dat de externe boekhouder van [bestuurder Eye naam 2] – dhr. [boekhouder] – voortaan per kwartaal een overzicht van de representatiekosten van [bestuurder Eye naam 2] naar [voorzitter RvC] van de RvC zou e-mailen, zodat [voorzitter RvC] deze kon beoordelen op zakelijkheid.
‘anders alleen oktober en november als december nog niet geboekt is.’
bezig met een deal van € 80.000,- ze hebben 2 miljoen marketing budget per jaar (voorheen eigenaar van BeterBed)’. In reactie op deze laatste declaratie heeft [voorzitter RvC] bij e-mail van 28 mei 2016 geschreven:
‘Ik wil me niet bemoeien met hoe je zaken doet, maar is 5k investeren voor Horeca voor een deal van wellicht 80k niet buitensporig veel?[bestuurder Eye naam 2] heeft hierop onder meer geantwoord:
‘Ik denk dat als ik 10x soortgelijke deal zou kunnen maken met dezelfde investering zou ik ervoor tekenen. Ik probeerde je ook even te bellen omdat ik het vrij bijzonder vind dat jij het buitensporig vindt.’
‘ter zake van de […] in 2015 verrichte handelingen, welke uit de jaarrekening 2015 blijken of waarvan het resultaat daarin is verwerkt.’
residential lease) meegestuurd voor de huur van een villa aan de [adres] (Los Angeles) tegen een maandelijkse huurprijs van USD 13.000,-.
‘nieuwe 3 jaren plan voor NL + USA.’
U, althans Eye Group, heeft in strijd met de statuten van de Vennootschap [...] gehandeld door besluiten te nemen zonder de daartoe vereiste goedkeuring van de raad van commissarissen van de Vennootschap en/of de algemene vergadering van aandeelhouders, waaronder i) het aangaan van een huurovereenkomst ten behoeve van een luxe woonhuis c.q. kantoorvilla in Los Angeles (Verenigde Staten) en ii) het aanvangen van nieuwe ondernemingsactiviteiten aldaar. […]
Uit het [...] ingestelde onderzoek [...] is gebleken dat u 6 declaraties van een zakelijke reis naar de Verenigde Staten van in totaal circa EUR 14.000 op naam van [COO Eye] heeft gesteld en het daarmee gemoeide bedrag ook over hebt geboekt naar zijn bankrekening. [COO Eye] is in ieder geval met 4 van die 6 declaraties niet bekend […]. Het heeft er alle schijn van dat u hiermee de afspraak […] dat zakelijke declaraties op uw naam van meer dan EUR 1.000 zouden worden beoordeeld door de voorzitter van de raad van commissarissen en enkel na diens toestemming zouden worden vergoed, tracht te omzeilen.
Uit voornoemd onderzoek is voorts gebleken dat u, in ieder geval in 13 gevallen, werknemers administratief heeft doen inschrijven in Rotterdam, terwijl ze in Amsterdam werken (en vice versa) om op die manier aan die werknemers een hogere onbelaste reiskostenvergoeding te kunnen betalen voor niet daadwerkelijk gereden kilometers. Dit heeft u kennelijk gedaan om die werknemers op die wijze een bepaald netto salaris te kunnen bieden. Daartoe heeft u ook de standplaats in de arbeidsovereenkomst van de betreffende werknemers onjuist laten opnemen. Dit heeft tot gevolg dat er te weinig loonbelasting is afgedragen waardoor de Vennootschap en/of de Dochtermaatschappijen mogelijk geconfronteerd zullen worden met onder meer naheffingen en/of fiscale boetes.
U, althans Eye Group, heeft in strijd gehandeld met uw […] statutaire c.q. wettelijke verplichtingen jegens de Vennootschap en/of de aandeelhouders van de Vennootschap en/of de raad van commissarissen van de Vennootschap;
Er sprake is (geweest) van een ongeoorloofde verstrengeling van privé en zakelijk en daarmee samenhangende – niet toegestane – privé-uitgaven door u ten laste van de Vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen althans onzakelijk gebruik van middelen van de Vennootschap en/of haar dochtermaatschappijen;
U, althans Eye Group heeft gehandeld, althans doen handelen in strijd met (fiscale) wetgeving, en daarmee de vennootschap blootgesteld aan risico’s op onder meer fiscale naheffingen en boetes;
Daarnaast is de Vennootschap gebleken dat u zich jegens een medewerkster van de Vennootschap ontoelaatbaar heeft gedragen c.q. schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die naar het oordeel van de Vennootschap wellicht kwalificeren als (seksuele) intimidatie.
‘mogelijk abusievelijk een cruciaal punt over het hoofd heeft gezien’doordat zij uitging van een verdeling van de stemgerechtigde aandelen waarin Antea één aandeel meer heeft dan zijzelf. Bij nader inzien stelt zij daar een vraagteken bij, omdat het volgens haar altijd de intentie is geweest dat beide partijen een gelijk aantal aandelen zouden hebben. Uitgaande van een gelijk aantal stemgerechtigde aandelen kan er op de (B)AvA van 12 september 2016 geen meerderheid voor het besluit tot ontslag van Eye Group en aanstelling van [COO Eye] als bestuurder zijn geweest. De opzegging van de managementovereenkomst door EMG, vertegenwoordigd door [COO Eye] , is daarmee nietig. In plaats daarvan heeft (dan) te gelden, aldus nog steeds Eye Group, dat met het door [bestuurder Eye naam 2] op de (B)AvA eenzijdig neerleggen van zijn bestuursfunctie ook de managementovereenkomst per direct werd opgezegd. Dit laatste vanwege de ‘onlosmakelijke lotsverbondenheid’ van de managementovereenkomst met de bestuursfunctie. Bij beëindiging van de managementovereenkomst door opzegging door Eye Group geldt artikel 18.2 onder c van de PAO en is Eye Group gerechtigd tot de marktwaarde van haar aandelen minus 40%, aldus Eye Group, die hierbij tegelijk stelt dat het heel goed kan zijn dat er een sluitende verklaring van Antea volgt over haar iets grotere belang.
closing datezijn uitgegeven (artikel 3.1 van de PAO), waarmee een aandelenverhouding ontstond zoals door Eye Group zelf in punt 2 van haar inleidende dagvaarding is beschreven. Een en ander is door Eye Group vervolgens niet gemotiveerd weersproken; bij pleidooi heeft zij haar tijdelijke standpunt dat Eye Group en Antea eenzelfde aandelenbelang hadden bovendien weer ingetrokken. Overigens had [bestuurder Eye naam 2] ook eerder al – te weten bij gelegenheid van de comparitie in de eerste aanleg blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal – verklaard dat er destijds over gesproken is dat Antea één aandeel meer wilde dan Eye Group. Dat meerderheidsbelang zou Antea echter nooit gebruiken, aldus [bestuurder Eye naam 2] stelling toen. Die laatste stelling – dus dat Antea (beloofd zou hebben dat zij) haar meerderheidsbelang nooit (tegen hem) zou gebruiken – heeft Eye Group bij pleidooi in hoger beroep overgenomen/herhaald, met als toevoeging dat dit voor haar een reden was om in te stemmen met dat meerderheidsbelang. Het gaat hierbij echter om een door Antea betwiste stelling die niet van een onderbouwing of gespecificeerd bewijsaanbod is voorzien, reden waarom eraan wordt voorbijgegaan. Toegevoegd wordt nog, ten overvloede, dat Eye Group er in de toelichting op de twaalfde grief zelf op wijst (4.179) dat ontslag mogelijk was met een (gewone) meerderheid van stemmen. Zij heeft daar toen niet aan toegevoegd dat beloofd was dat geen gebruik gemaakt zou worden van die statutaire mogelijkheid. Aan de hier bedoelde stelling van Eye Group wordt daarom voorbijgegaan.
‘Tussen partijen is niet in geschil dat aldus is beoogd om bij het begrip dringende reden in artikel 14 aan te sluiten bij het gelijkluidende begrip uit artikel 7:678 BW, zodat de dringende reden op dezelfde wijze als in artikel 7:678 BW moet worden ingevuld. Dat zelfde geldt voor de invulling van het begrip dringende reden in artikel 18.2 sub b PAO.’
juridisch kader’beschreven (punt 27.e.v.) wat volgens haar onder het begrip dringende reden in bedoelde bepalingen moet worden verstaan. Zij heeft daarbij verwezen naar artikel 7:678 BW en de jurisprudentie met betrekking tot het begrip dringende reden als beëindigingsgrond voor een arbeidsovereenkomst. Zie ook punt 46 van de door haar ter comparitie van 22 februari 2018 gebezigde pleitnota. Antea hanteerde eveneens die arbeidsrechtelijke insteek, ook tijdens de zojuist bedoelde comparitie. Vergelijk punt 4 van de opmerkingen van haar advocaat, voor zover inhoudende:
‘Beoordeeld moet worden of er gedragingen hebben plaatsgevonden op grond waarvan van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.’ Tegen die achtergrond constateerde de rechtbank met recht dat niet in geschil was dat beoogd is om met betrekking tot het begrip dringende reden aan te sluiten bij de wijze waarop dat begrip in artikel 7:678 BW is ingevuld. Er zat met andere woorden geen licht tussen de partijbedoeling en de tekst van de artikelen 18.2 van de PAO en 14 van de managementovereenkomst.
‘dringende reden’in de zojuist bedoelde artikelen 18.2 en 14 moet volgens haar niet op dezelfde wijze worden ingevuld als dat in artikel 7:678 BW gebeurt, omdat – zo is haar stelling – voorafgaande aan de PAO is overeengekomen dat artikel 18.2 als veiligheidsklep gold voor fraudegevallen. Daarom moet eerst worden aangetoond dat sprake is van fraude, aldus Eye Group, die dit betoog doet steunen op de volgende – in het proces-verbaal van de op 22 februari 2018 gehouden comparitie genoteerde – opmerkingen van de advocaat van Antea: ‘
Artikel 18.2 is expliciet aan de orde geweest bij de onderhandelingen. De toenmalige advocaat van [bestuurder Eye naam 2] , mr. Van Lieshout, heeft nog vragen gesteld over deze clausule. Antea heeft geantwoord dat zij het belangrijk vindt dat deze clausule wordt opgenomen, omdat Antea een veiligheidsklep wilde voor fraudegevallen. De achtergrond van deze bepaling is een normerend effect. Antea is actief in het MKB. Antea heeft een reputatie hoog te houden. Als er fraude aan de orde komt, is er maar één middel: er hard ingaan.’Bij faxbrief van 8 maart 2018 heeft de advocaat van Antea hierover trouwens aan de rechtbank geschreven – in reactie op het voorgelegde proces-verbaal:
‘Gezegd is dat [artikel 18.2, opm. Hof] een gebruikelijke clausule is, die in de onderhandelingen expliciet met [bestuurder Eye naam 2] , in aanwezigheid van zijn advocaat […] is besproken. De bepaling en de rechtsgevolgen daarvan zijn bewust aanvaard door [bestuurder Eye naam 2] . De laatste zin van deze paragraaf moet zijn: “Als het op fraude aankomt hanteert Antea een zero tolerance beleid.”
compliancebinnen vennootschappelijke verhoudingen ziet immers niet alleen op het voorkomen van fraude. Indien een beperking tot frauduleuze gedragingen wel was waar Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] op basis van bedoelde mededeling van uitging, dan had bovendien voor de hand gelegen dat Eye Group/ [bestuurder Eye naam 2] , die werd bijgestaan door een advocaat, dit zou hebben vastgelegd, ofwel door aanpassing/inperking van de tekst van meergenoemde artikelen 18.2 en 14, ofwel in de vorm van een schriftelijke toelichting erop. Een en ander is niet gebeurd. Nu een verdere onderbouwing voor de door Eye Group gestelde nadere overeenkomst/invulling c.q. voorgestane uitleg ontbreekt en er ook geen gespecificeerd bewijsaanbod op dit punt is, wordt er verder aan voorbijgegaan. De toets voor toepassing van artikel 18.2 PAO blijft daarom of sprake is van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW.
Daarnaast willen wij opmerken dat […] thans iedere uitgave die ook maar de schijn van een privé karakter heeft, niet in de administratie (van één van de vennootschappen) wordt opgenomen.’Toch bleven de uitgaven van [bestuurder Eye naam 2] ook nadien een terugkerend onderwerp op de RvC-/AvA-vergaderingen en/of in de correspondentie met [bestuurder Eye naam 2] . Ondanks diens maandelijkse bruto vergoeding van € 16.500 – die mede strekte ter dekking van gemaakte kosten – werden door [bestuurder Eye naam 2] representatiekosten opgevoerd waarvan het zakelijke karakter minst genomen onduidelijk was. Zo noteerde BDO, de accountant van EMG, bij haar interim controle in september 2015, dat zij van een 30 tal posten de zakelijkheid niet kon vaststellen. Dit heeft geleid tot meerdere vragen aan [bestuurder Eye naam 2] . Uiteindelijk zijn de Q4-declaraties uit 2015 op 17 maart 2016 geaccordeerd. Daaruit – of uit het achterwege blijven van een nadere invulling van het begrip ‘zakelijke voorwaarden’ als door BDO gesuggereerd – mocht [bestuurder Eye naam 2] niet afleiden dat ook voor het vervolg zou gelden dat
‘zijn representatiekosten (zoals hij die reeds vanaf 2011 tot en met juni 2016 in een vrij bestendige gedragslijn heeft gemaakt) door de RvC of AvA als [...] zakelijk zouden worden gekwalificeerd.’Het moet voor hem duidelijk zijn geweest dat een heldere scheiding tussen privé en zakelijk voor de RvC en in elk geval voor de meerderheidsaandeelhouder van EMG een aangelegen punt/gewichtige zaak was en zou blijven. Overigens kan in dit laatste citaat inderdaad, zoals Antea stelt, een erkenning worden gelezen dat [bestuurder Eye naam 2] zijn bij aanvang van de samenwerking gedane toezegging van een voortaan te hanteren strikte scheiding niet is nagekomen. De – niet overtuigende – toelichting die in de laatste pleitnota in 3.1 – 3.2 namens Eye Group is gegeven met betrekking tot andere door Antea in dit verband genoemde stellingen van Eye Group – te weten dat het zou gaan om een bestendige gedragslijn tot en met 2013 en een van nadien – gaat in elk geval met betrekking tot het citaat van zojuist niet op, maar dit terzijde.
‘In het verleden zijn er uiteraard discussies geweest over scheiding van prive en zakelijk.’
The Box Soho London’ van € 4.135,90 op 7 februari 2016. Over deze besteding zijn in mei 2016 vragen aan [bestuurder Eye naam 2] gesteld. Eye Group stelt dat [bestuurder Eye naam 2] aan [voorzitter RvC] mondeling heeft toegelicht dat de post betrekking heeft op zijn contacten bij Swiss Sense. Met de pr & communicatiemanager van Swiss Sense ( [naam 5] ) had hij voordien al een aantal malen contact gehad. Eye Group heeft een e-mailwisseling (van na een avond(je) in de Harbour Club te Rotterdam) overgelegd waaruit blijkt van een (voorgenomen) ontmoeting op 8 januari 2016 in diezelfde Harbour Club.
The Box Soho London’ van € 4.135,90 op 7 februari 2016 – de problemen met het declareergedrag van [bestuurder Eye naam 2] tot het verleden behoorden. Zo ervoer [bestuurder Eye naam 2] dat kennelijk zelf ook niet, getuige zijn e-mailbericht van 5 juli 2016 (2.15.1), waarin staat dat ‘
de gebeurtenissen van de afgelopen tijd’hem deden twijfelen of hij er goed aan gedaan had om zijn aandelen/onderneming te verkopen. Hij voelde zich, in de woorden van de advocaat van Eye Group,
‘niet comfortabel met de in toenemende mate negatieve benadering van zijn belangrijkste mede-aandeelhouder en het door Antea voorgedragen lid van de RvC [lid RvC 2] ’. In zijn e-mailbericht van 5 juli 2016 schrijft hij zich te voelen
‘als een werknemer in zijn eigen bedrijf’, iets dat bij hem
‘niet goed voelde’. Van ‘
zijn eigen bedrijf’ was echter geen sprake meer na de (ver)koopovereenkomst van 18 juni 2014. Sindsdien had Eye Group een meerderheidsaandeelhouder naast zich en had zij daarnaast te maken met een RvC als toezichthoudend orgaan met schorsingsbevoegdheid.
‘Strikt genomen dient, volgens de gemaakte afspraken in principe eerst de RvC/aandeelhouders om toestemming te worden gevraagd om een nieuw land op te starten, daar verplichtingen aan te gaan als een huurovereenkomst e.d.’
overruled.Dat na de expliciete afkeuring door laatstbedoelde commissaris nog spoedoverboekingen ten laste van de rekening van EMG zijn gedaan maakt het eigenmachtig handelen van [bestuurder Eye naam 2] eens te meer kwalijk. De laakbaarheid van dat handelen wordt niet weggenomen doordat [bestuurder Eye naam 2] die bedragen nadien weer heeft terugbetaald/vergoed. De situatie zou anders zijn geweest indien [bestuurder Eye naam 2] de instemming van alle leden van de RvC en alle aandeelhouders zou hebben gehad voordat hij de verplichtingen was aangegaan. Daarvan is echter geen sprake. Uit bedoeld e-mailbericht van 10 augustus 2016 blijkt dat hij reeds een akkoord had gegeven op voornoemde huurovereenkomst voordat hij de leden van de RvC en de aandeelhouders hieromtrent berichtte.
‘Misschien is het inderdaad niet de EUR 200 tot 400K gemiddeld per maand, maar er is geen verkoper die in de buurt komt bij de omzet van [betrokkene] in de periode 2010 tot en met 2016.’Bovendien ging het niet alleen om een bonus/
challengevoor [betrokkene] , maar zou het uitje een hybride karakter hebben gehad, omdat tegelijk ook aan business development en recruitment werd gedaan. Dit laatste dan (mede) als verklaring waarom ook [bestuurder Eye naam 2] zelf, [broer appellant] en [medewerker Tyrecenter] van de partij waren.
‘Het is geheel voorbehouden aan [bestuurder Eye naam 2] […] om zeer succesvolle medewerkers door middel van een challenge (reis) of anderszins incidenteel te stimuleren en te waarderen. In dit geval ging het om een reis die met vier/vijf man naar Madrid is gemaakt […]. De Madrid reis was dus een bonus voor [betrokkene] . De kosten die hij zelf had gemaakt, mocht hij dus declareren’.Alleen de bonus is hierin de (weloverwogen) verklaring voor het groepsuitje.
‘dat het doorgaan van de salarismethodiek is geschied met instemming en goedkeuring van [bestuurder Eye naam 2] , die daaraan bovendien actief heeft meegewerkt door daarop betrekking hebbende stukken te ondertekenen.’
‘Het kan zijn dat in de genoemde 7 gevallen het rechtens niet juist is, maar dit betreft een zeer licht vergrijp, waarbij [bestuurder Eye naam 2] zijn werknemers tegemoet heeft willen komen. Dit zijn kleine foutjes die een jonge ondernemer als [bestuurder Eye naam 2] kan en mag maken en geen “dringende reden” kunnen opleveren’. De kwalificaties ‘zeer licht vergrijp’ en ‘kleine foutjes’ zijn – binnen de gegeven vennootschaps(rechtelijke) verhoudingen, waarin bij herhaling aandacht is gevraagd voor
compliance– misplaatst voor dergelijke gedragingen van de bestuurder. Dit wordt niet anders indien de onwaarheden niet tot concrete (belasting)schade hebben geleid en/of desnoods achteraf konden worden hersteld.
‘correctie reiskosten’van [medewerker Dosignadmin] van Dosignadmin aan [medewerker EYE groep] (van Eye Group), dat begint met
‘Inzake de reiskostenvergoedingen kreeg ik via Nordin het verzoek proefstroken naar jou te mailen met daarin de volgende correctie/aanpassingen’.Daarna volgt o.a. een opsomming van namen en daarachter een aantekening over de reiskosten. [medewerker EYE groep] heeft [bestuurder Eye naam 2] vervolgens bij e-mailbericht van 11 maart 2014 (onderwerpaanduiding:
‘correctie reiskosten’) gevraagd:
‘Kunnen we deze nog even doornemen’. [bestuurder Eye naam 2] stuurt op woensdag 31 augustus 2016 een e-mailbericht aan mr. Abeln (onderwerpaanduiding: ‘
correctie reiskosten’), met daaronder (een de vorige dag verstuurd e-mailbericht met) als tekst:
‘Hierbij kan je zien [dat] ik in maart 2013 [bedoeld zal zijn 2014, opm. Hof] al correctie op de reiskosten heb laten uitvoeren 3 maanden voor closing’.
closingbinnen EGM en haar werkmaatschappijen als (voor ieder heldere) instructie gold dat het voortaan afgelopen moest zijn met het op oneigenlijke gronden toekennen van te hoge reiskostenvergoedingen, en (ii) nog minder dat daar door [bestuurder Eye naam 2] van toen af aan ook naar gehandeld werd. De hiervoor bedoelde schriftelijke verklaringen, die als gezegd onvoldoende weersproken zijn gebleven, duiden op het tegendeel. Wat er wel volgt uit bedoelde e-mailberichten is dat [bestuurder Eye naam 2] wist dat het toekennen van oneigenlijke reiskostenvergoedingen niet correct was; anders had hij geen correctie behoeven uit te voeren voor de
closing. Dat hij zich van geen kwaad bewust was gaat daarom ook om die reden niet op ten aanzien van de oneigenlijke reiskostenvergoedingen van na de
closing.Bij memorie van grieven heeft Eye Group heel in het algemeen gesteld
‘Dat er later nog eens een werknemer een hogere reiskostenvergoeding heeft gehad komt omdat [bestuurder Eye naam 2] , voor zover hij betrokken was, ervan uit ging dat deze werknemers op meerdere locaties werkzaam gingen zijn en/of veel onderweg waren […].’Waarom/op basis waarvan hij daarvan uitging is door hem niet toegelicht en wordt ook anderszins niet duidelijk. Ook aan deze stelling wordt daarom voorbijgegaan.
‘van het voorgaande bewijs aan door het horen van [medewerker Dosignadmin] van Dosign en [medewerker EYE groep] .’Niet geheel duidelijk is wat Eye Group in dit verband met ‘het voorgaande’ bedoelt, maar waarschijnlijk de e-mailcorrespondentie tussen deze personen. Dat die correspondentie is gevoerd en wat de inhoud daarvan is, is echter niet in geschil. Wat uit die correspondentie niet volgt is dat na de
closingbinnen EMG en haar werkmaatschappij als instructie gold dat de reiskostenconstructie niet langer zou worden toegepast en dat daar door [bestuurder Eye naam 2] naar werd gehandeld. Voor zover dit wel de stelling van Eye Group is, is die – betwiste – stelling onvoldoende onderbouwd. Aan bewijsvoering wordt daarom niet toegekomen. Bovendien wordt uit het bewijsaanbod niet duidelijk dat Eye Group de juistheid van die stelling wil bewijzen en dat de genoemde personen hierover iets kunnen vertellen. Het bewijsaanbod is in dat opzicht ook onvoldoende gespecifieerd. Eye Group heeft voorts aangeboden om [medewerker EMG] , [werknemer EMG 2] en [werknemer EMG 1] te horen,
‘teneinde ook onder [ede?, toev. Hof] hun verklaringen op juistheid te verifiëren.’Onduidelijk is echter waarom bedoelde verklaringen – die door Eye Group onvoldoende gemotiveerd zijn betwist en die bovendien steun vinden in de verklaringen van andere, niet als getuigen voorgestelde personen, waaronder [COO Eye] en [naam 7] – moeten worden geverifieerd. Het bewijsaanbod wordt daarom als niet ter zake doende afgewezen.
‘dringende reden aan te smeren’, louter en alleen met het doel om hem zijn aandelen tegen nominale waarde af te nemen, mist een voldoende onderbouwing. Als gezegd heeft [bestuurder Eye naam 2] door zijn – ontoelaatbare – gedragingen een dringende reden gegeven voor de beëindiging van de managementovereenkomst. Het gevolg dat artikel 18 PAO daaraan verbindt, heeft hij over zichzelf afgeroepen. Door (snel) zijn bestuursfunctie neer te leggen kon hij dat gevolg niet ontlopen.