ECLI:NL:GHDHA:2021:87

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
2200271319
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van doodslag met beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van moord en ontslagen van alle rechtsvervolging voor doodslag. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld. De verdachte had op 17 juli 2018 in een slagerij in 's-Gravenhage een steekincident gehad met het slachtoffer, waarbij hij met een mes in de zij van het slachtoffer stak, wat leidde tot diens overlijden. De verdachte deed een beroep op noodweer en noodweerexces, stellende dat hij zich verdedigde tegen een aanval van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van doodslag, maar dat hij wel een geslaagd beroep op noodweerexces toekwam. Het hof concludeerde dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden niet strafbaar was en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet strafbaar was bevonden. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002713-19
Parketnummer: 09-842282-18
Datum uitspraak: 22 januari 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 mei 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
(ook bekend als [verdachte], geboren op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het impliciet primair tenlastegelegde (moord) vrijgesproken en ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde (doodslag) ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis vermeld.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te 's-Gravenhage
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal, in de zij, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] is overleden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde (doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte impliciet primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de raadsman heeft bepleit - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te 's-Gravenhage
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal, in de zij, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie
Het impliciet subsidiair bewezenverklaarde is strafbaar en levert op:
doodslag.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte

Noodweer

De raadsman van de verdachte heeft primair een beroep gedaan op noodweer en subsidiair op noodweerexces.
Daartoe heeft hij - kort samengevat - aangevoerd primair dat de verdachte met een mes heeft gestoken omdat hij geen andere mogelijkheid had het keukentje in de slagerij van [getuige] te verlaten of zich anderszins aan de aanval van [slachtoffer] te onttrekken en subsidiair dat de verdachte heeft gestoken met het mes als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding door [slachtoffer].
De advocaat generaal heeft aangegeven - kort samengevat - dat er weliswaar in het keukentje van de slagerij sprake is geweest van een situatie waartegen de verdachte zich mocht verdedigen maar meent dat de wijze waarop hij dat heeft gedaan disproportioneel is en dat van een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte ten tijde van het steekincident niet is gebleken.
Op grond van het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft bekend het slachtoffer op 17 juli 2018 in het keukentje in de slagerij van [getuige] in Den Haag met een mes te hebben gestoken.
Uit het sectierapport dat in dit verband is opgemaakt, blijkt dat de buikwand en de voorzijde van de lichaamsslagader (aorta) van [slachtoffer] zijn geperforeerd en de dikke darm en voorwand van de maag van [slachtoffer] zijn aangesneden.
[slachtoffer] is - zo blijkt uit dat rapport - overleden als gevolg van bloedverlies ontstaan door het steekletsel.
Aan dat steekincident is het volgende vooraf gegaan.
De verdachte ging naar eigen zeggen in de middag van
17 juli 2018 naar de slagerij van [getuige] om te spreken over de problemen die eerder die dag waren ontstaan tussen [slachtoffer] en de verdachte.
Op enig moment bevond de verdachte zich alleen met [getuige] in het keukentje van de slagerij.
Dit keukentje is een kleine, volle ruimte waarvan de enige in- en uitgang de deur naar de
winkel is.
Vlak nadat [slachtoffer] zich bij [getuige] en de verdachte in dat keukentje voegde, werd de deur van het keukentje door [getuige] gesloten, waardoor een dreigende situatie voor de verdachte ontstond.
De verdachte is vervolgens in een kort tijdsbestek meerdere keren
door [slachtoffer] hard tegen het hoofd en in het gezicht gestompt, waardoor de verdachte gewond is geraakt. [Getuige] was daarbij aanwezig, heeft niet ingegrepen en zijn aanwezigheid in de kleine ruimte moet worden aangemerkt als een bedreigende factor voor de verdachte.
[Getuige] en [slachtoffer] stonden tussen de verdachte en de uitgang uit het keukentje waardoor hem werd belet om de ruimte te verlaten.
De verdachte heeft geprobeerd de aanval af te wenden door een metalen bak in de richting van [slachtoffer] te gooien. Dat bleek onvoldoende en toen heeft de verdachte een fileermes gepakt, dat daar lag. Met dat mes is hij naar [slachtoffer] gelopen, die de uitgang nog steeds versperde, en heeft de verdachte [slachtoffer] in zijn zij gestoken.
Naar het oordeel van het hof heeft [slachtoffer] in voornoemd keukentje een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gepleegd van het lijf van de verdachte waartegen de noodzakelijke verdediging door de verdachte geboden was.
Dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden een fileermes heeft gepakt ter verdediging acht het hof niet disproportioneel. Hij bevond zich immers in een kleine ruimte in een dreigende situatie met twee mannen die hem niet goed gezind waren, was kort daarvoor mishandeld door [slachtoffer] waarbij hem werd belet de kleine ruimte te verlaten en het gooien met een metalen schaal naar [slachtoffer] geen effect had gehad.
Echter door met dat mes direct te steken in de zij van [slachtoffer] is naar het oordeel van het hof disproportioneel gehandeld door de verdachte in die zin dat de verdachte een verdedigingsmiddel heeft gekozen dat niet in verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Uit het eerder genoemde sectierapport blijkt niet dat de verdachte [slachtoffer] eerst in een ander minder kwetsbaar deel van zijn lichaam heeft gestoken.
Op grond van algemene ervaringsregels gaat het hof er van uit dat door [slachtoffer] in zijn zij te steken er een grote kans bestond, dat [slachtoffer] aan zijn verwondingen zou overlijden. In dat deel van een menselijk lichaam zitten vitale organen en bloedvaten en de kans is groot, dat die door een dergelijke steek onherstelbaar beschadigd raken.
De verdachte komt daarom onder de gegeven omstandigheden geen beroep op noodweer toe en het verweer ter zake wordt verworpen.

Noodweerexces

Wel komt de verdachte naar het oordeel van het hof een geslaagd beroep op noodweerexces toe.
Dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding gepleegd door [slachtoffer] blijkt naar het oordeel van het hof uit verklaringen van de verdachte zelf. Zo verklaart hij reeds in zijn derde verklaring bij de politie op 25 juli 2018 dat hij -nadat hij het mes had gepakt- niet meer wist wat hij deed, dat het hem zwart voor de ogen werd, hij geen controle meer over zichzelf had en niet weet waar en hoe vaak hij gestoken heeft en ook niet meer weet hoe hij buiten is gekomen.
Anders dan de advocaat-generaal heeft het hof geen reden gevonden te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de verdachte daarover heeft gezegd. Dat de verdachte niet steeds van begin af aan hetzelfde heeft verklaard op dit vlak, is daarvoor voor het hof onvoldoende.
De verdachte is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en moet dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 151.067,10.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 151.067,10.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij en een niet-ontvankelijk verklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de [benadeelde partij]
Verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. R.J. de Bruijn en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 januari 2021.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.