Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 1.906,07 per maand, waarvan € 900,- rechtstreeks aan de vrouw en € 1.006,07 indirect. De behoefte van de vrouw bedraagt dan ook € 1.906,07 netto per maand. Rekening houdend met een percentage van 40,85 aan belasting en premies bedraagt de bruto behoefte € 3.222,43 per maand. De man heeft tot februari 2019 ingeschreven gestaan op het adres van de voormalige echtelijke woning.
€ 106.408,- toekomt. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep is niet van feiten of omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel leiden. Tussen partijen staat vast dat de vrouw de economische eigendom van de woning in 1992 geleverd heeft gekregen. De figuur van de verkrijging van de economische eigendom speelde regelmatig in de tweede helft van de jaren tachtig en de eerste helft van de jaren negentig. Het verkrijgen van de economische eigendom van een onroerende zaak was geen belastbaar feit voor de Wet belastingen van rechtsverkeer. Bij wet van 1 april 1995 is dit gewijzigd en is sinds die dag bepaald dat de verkrijging van de economische eigendom een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting is. Wat hier verder van zij, door voormelde constructie komt de waardedaling en -stijging van het onroerend goed ten laste en ten goede van de economische eigenaar. Uit de door de man overgelegde leveringsakte van de economische eigendom van de woning door de vader van de vrouw aan de vrouw blijkt dat de vrouw op ieder moment (om niet) om de levering van de juridische eigendom kan vragen. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het juridisch eigendom als het ware een lege huls is.