ECLI:NL:GHDHA:2021:84

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
BK-20/00430 en 20/00431
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en aftrekbaarheid van giften aan een ANBI

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013. Belanghebbende had in zijn aangiften giften aan een stichting opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze giften aanvankelijk in aftrek toegestaan, maar later teruggenomen met navorderingsaanslagen, omdat er sprake zou zijn van een nieuw feit. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van ambtelijk verzuim en dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het Hof wijst op de bevindingen van de FIOD, waaruit blijkt dat op grote schaal giftkwitanties van de stichting werden verhandeld voor een percentage van 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Hierdoor kan aan de kwitanties van de stichting niet zonder meer bewijskracht worden toegekend. De bankafschriften en leningsovereenkomsten bieden onvoldoende bewijs dat de opgenomen bedragen daadwerkelijk zijn aangewend voor de giften. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00430 en BK-20/00431

Uitspraak van 19 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: […] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 februari 2020, nummers SGR 19/4562 en SGR 19/4565.

Procesverloop

Jaar 2012 – BK-20/00430
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.973 (de navorderingsaanslag 2012). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een vergrijpboete opgelegd van € 3.120 en is een bedrag van € 724 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2012 en de beschikkingen afgewezen.
Jaar 2013 – BK-20/00431
1.2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.439 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een vergrijpboete opgelegd van € 1.890 en is een bedrag van € 357 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2013 en beschikkingen afgewezen.
Beide jaren
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is éénmaal een bedrag van € 47 aan griffierecht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen voor zover zij gericht zijn tegen de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover zij betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikkingen en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de uitspraken op bezwaar;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.713;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van eenmaal € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 10 september 2020 van de zijde van belanghebbende een nader stuk aangeduid als ”aanvullend hoger beroepschrift” ontvangen. De griffier van het Hof heeft op 25 september 2020 een afschrift van het proces-verbaal van zitting van de Rechtbank aan partijen gezonden.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 september 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar 2012
2.1.1.
In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft belanghebbende de volgende giften opgevoerd.
Omschrijving
bedrag
Overige andere giften
[naam]
€ 1.340
[naam 2]
€ 250
[stichting]
€ 8.000
Totaalbedrag andere giften
€ 9.590
Af: drempel andere giften
€ 1.239
Aftrek andere giften
€ 8.351
2.1.2.
Bij brief van 4 november 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om informatie te verstrekken over de giften. De brief vermeldt onder meer:
“Giften
U vermeldt in uw aangifte een bedrag voor gewone giften. Om te kunnen beoordelen of deze giften aftrekbaar zijn, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:
- originele kwitantiebewijs van deze giften.
- bankafschriften van pinopname die direct verband houden met de bedragen op de kwitantie.”
2.1.3.
Naar aanleiding van voormeld informatieverzoek heeft belanghebbende op
11 november 2014 onder meer drie kwitanties van de [stichting] ( [stichting] ) verstrekt van € 2.500, € 2.500 en € 3.000. De kwitanties hebben de nummers 000310, 001194 en 001985 en zijn gedateerd respectievelijk 13 maart 2012, 6 juni 2012 en
3 november 2012. Voorts heeft belanghebbende een overzicht van de ING Bank verstrekt waaruit de volgende opnames blijken: € 15.000 op 5 maart 2012, € 23.000 op 12 maart 2012, € 3.750 op 13 oktober 2012 en € 20.000 op 27 december 2012.
2.1.4.
Met dagtekening 28 november 2014 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegd conform de ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.973.
Jaar 2013
2.2.1.
In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft belanghebbende de volgende giften opgevoerd.
Omschrijving
bedrag
Overige andere giften
[naam]
€ 890
[ [stichting] ]
€ 6.000
Totaalbedrag andere giften
€ 6.890
Af: drempel andere giften
€ 838
Aftrek andere giften
€ 6.052
2.2.2.
Bij brief van 30 augustus 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om informatie over de giften die belanghebbende in de aangifte in aftrek heeft gebracht. De brief vermeldt onder meer:
“Giften
U heeft in de aangifte onder de rubriek ‘giften’ een bedrag van € 6.052 afgetrokken. Daarom wil ik van u ontvangen:
- een specificatie van de giften.
- de schriftelijke bewijsstukken zoals bank- of giro- afschriften waaruit blijkt aan wie de giften zijn gedaan en voor welke bedragen.”
2.2.3.
Bij brief van 4 november 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om meer informatie aan te leveren over de giften die belanghebbende in de aangifte in aftrek heeft gebracht. De brief vermeldt onder meer:
“Giften
U vermeldt in uw aangifte een bedrag voor gewone giften. Om te kunnen beoordelen of deze giften aftrekbaar zijn, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:
- originele kwitantiebewijs van deze giften.
- bankafschriften van pinopname die direct verband houden met de bedragen op de kwitantie.”
2.2.4.
Naar aanleiding van voormelde informatieverzoeken heeft belanghebbende onder meer twee kwitanties van de [stichting] verstrekt van elk € 3.000. De kwitanties hebben de nummers 000513 en 000916 en zijn gedateerd respectievelijk 15 april 2013 en 25 mei 2013. Voorts heeft belanghebbende een overzicht van de ING Bank verstrekt waaruit een opname van € 5.000 op 31 augustus 2013 blijkt.
2.2.5.
Met dagtekening 24 december 2014 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd conform de ingediende aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.439.
Beide jaren
2.3.
De [stichting] stond in 2012 en 2013 geregistreerd als Algemeen nut beogende instelling.
2.4.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Zo bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.4.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.4.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit dat onderzoek bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.5.1.
Voormelde bevindingen (2.4.1 en 2.4.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.5.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De officier van justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.5.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige verhoord.
2.6.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.) Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15‑11‑2012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24‑05‑2013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC‑480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016.
Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 32). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni 2018" [juli;
Hof] vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg (bijlage 27) heeft de Inspecteur bladzijde 003418 van het FIOD-rapport gevoegd. De bladzijde bevat een deel van het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door [stichting] uitgeschreven kwitanties in het jaar 2013. Dit overzicht vermeldt een bedrag van € 3.000 op 25 mei 2013 voor belanghebbende.
2.16.
De Inspecteur heeft belanghebbende in twee afzonderlijke brieven met dagtekening
20 september 2017 te kennen gegeven over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen IB/PVV te zullen opleggen waarbij de aftrek van giften aan de [stichting] zal worden nagevorderd en vergrijpboeten van 75% zullen worden opgelegd.
2.17.
Met dagtekening 16 december 2017 zijn de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 opgelegd en zijn gelijktijdig de boetebeschikkingen met vergrijpboetes van 75% en de beschikkingen belastingrente vastgesteld.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen:
“Nieuw feit
11. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan ingevolge artikel 16, eerste lid, eerste volzin, van de Awr de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Op grond van artikel 16, eerste lid, tweede volzin, van de Awr kan een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
12. De bewijslast dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, rust op [de Inspecteur]. Op grond van vaste rechtspraak is [de Inspecteur] niet gehouden onderzoek te doen naar de juistheid van een ingediende aangifte indien voor de daarin opgenomen posten een redelijke verklaring mogelijk is. [De Inspecteur] mag er in dergelijke gevallen van uitgaan dat de belastingplichtige zijn aangifte juist, volledig en zonder voorbehoud heeft ingevuld. Op grond van de door [belanghebbende] voor de jaren 2012 en 2013 overgelegde stukken heeft [de Inspecteur] niet hoeven te betwijfelen of de giften daadwerkelijk waren gedaan en dat deze voor aftrek in aanmerking kwamen. Niet gebleken is dat [de Inspecteur] reeds ten tijde van het opleggen van de aanslag op de hoogte was dan wel behoorde te zijn van eventuele onregelmatigheden in de door de [stichting] afgegeven kwitanties. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aanslag is opgelegd ruim voordat op 17 september 2015 werd besloten onderzoek te doen naar het valselijk opmaken van kwitanties en/of donatieverklaringen door de [stichting] en dat de uitkomsten van dat onderzoek pas in 2017 door de officier van justitie zijn vrijgegeven voor fiscale doeleinden. Pas na het opleggen van de aanslag heeft [de Inspecteur] dus de beschikking gekregen over de bevindingen van de FIOD. Dat betekent dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Awr en dat [de Inspecteur] de navorderingsaanslag heeft mogen opleggen.
Giftenaftrek
13. Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, onder a, van de Wet IB 2001 wordt onder giften verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Verder volgt uit artikel 6.33, eerste lid, onder b in samenhang met artikel 6.35 van de Wet IB 2001 dat giften aftrekbaar zijn indien zij worden gedaan aan een ANBI.
14. Niet in geschil is dat ten tijde van de gestelde giften de [stichting] de ANBI-status had en dat de omstandigheid dat die ANBI-status op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht tot
1 januari 2008 is ingetrokken, op zichzelf niet aan de giftenaftrek in de weg staat.
15. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. [Belanghebbende] wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] die worden bevestigd door verklaringen van anderen, kan aan de kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van onjuiste kwitanties, maar evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de kwitanties volledig in overeenstemming zijn met wat hij daadwerkelijk aan de [stichting] heeft geschonken. Aan de kwitantie kan daarom op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. Ter onderbouwing van de kwitantie wijst [belanghebbende] op de overgelegde bankafschriften en stelt hij dat de daarop vermelde kasopnamen corresponderen met de kwitanties. [De Inspecteur] betwist deze stelling van [belanghebbende] en wijst daartoe op de inhoud van het FIOD-PV. Daaruit ontstaat het beeld van een werkwijze waarbij de kwitanties feitelijk met terugwerkende kracht werden opgesteld door de hoogte van de schenking en de datum van de schenking vooraf met de penningmeester af te stemmen aan de hand van bankafschriften waarop reeds contante opnames zijn vermeld. Niet kan worden uitgesloten dat dit ook in het geval van [belanghebbende] is gebeurd. [De Inspecteur] heeft dan ook voorbij kunnen en mogen gaan aan de bankafschriften. Nu [belanghebbende] geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. [De Inspecteur] heeft dan ook op goede gronden de giftenaftrek gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 terecht zijn opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
4.2.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 en de belastingrentebeschikkingen, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 en de belastingrentebeschikkingen en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 en de belastingrentebeschikkingen.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Nieuw feit
5.1.1.
Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een nieuw feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De ANBI-status van de [stichting] is op 6 januari 2014 ingetrokken omdat de Belastingdienst onregelmatigheden in de administratie van de [stichting] constateerde. Uit het bij het nader stuk in eerste aanleg van 24 december 2019 als bijlage 9 overgelegde fiscaal rapport betreffende “Informatieverstrekking uit strafrechtelijk onderzoek ten behoeve van belastingheffing” volgt dat het strafrechtelijk onderzoek naar de [stichting] heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst ter zake van giften/kwitanties. De Inspecteur heeft belanghebbende bij brieven van 30 augustus en 4 november 2014 verzocht om bewijsstukken voor de giften aan de [stichting] . Belanghebbende heeft kwitanties van de [stichting] en overzichten van zijn ING-rekening aan de Inspecteur verstrekt. Daarop zijn de aanslagen IB/PVV 2012 en 2013 met dagtekening 28 november 2014 (2012) en 24 december 2014 (2013) conform de ingediende aangiften opgelegd. Omdat de misstanden bij de [stichting] reeds vóór het opleggen van de aanslagen, en tevens vóór het doen van de informatieverzoeken, bij de Inspecteur bekend waren, dan wel hadden moeten zijn, ontbreekt het voor navordering vereiste nieuwe feit.
5.1.2.
De Inspecteur heeft een en ander betwist en zich op het standpunt gesteld dat het bekend worden van de resultaten van het FIOD-onderzoek bij de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 3] ) het nieuwe feit vormt dat navordering rechtvaardigt. Subsidiair stelt de Inspecteur dat sprake is van kwade trouw. Belanghebbende weerspreekt dat hij te kwader trouw was en stelt weldegelijk de bedragen als vermeld op de kwitanties te hebben gedoneerd aan de [stichting] .
5.1.3.
Artikel 16, lid 1, AWR bepaalt voor zover hier van belang, dat, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting kan navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
5.1.4.
Het Hof oordeelt als volgt. Tijdens het onderzoek bij de [stichting] naar de houdbaarheid van de ANBI-status, zijn onvolkomenheden in de administratie van de [stichting] geconstateerd. Vanwege deze administratieve onvolkomenheden is de ANBI-status met terugwerkende kracht ingetrokken. Vanwege het feit dat de bedragen aan contante giften die werden opgenomen in aangiften een veelvoud bedroegen van de in de administratie van de [stichting] verantwoorde donaties, heeft de Belastingdienst voorafgaand aan het opleggen van de primitieve aanslagen aan de desbetreffende belastingplichtigen, waaronder belanghebbende, vragen gesteld over de door hen opgevoerde giften. Indien de contante giften konden worden onderbouwd met schriftelijke bescheiden, stond de Belastingdienst de giftenaftrek toe. Dit heeft ertoe geleid dat de giftenaftrek voor 2012 en 2013 is verleend nadat kwitanties waren verstrekt. De Inspecteur heeft aangevoerd dat hij gelet op de overgelegde originele kwitanties voor de onderhavige jaren en de bankafschriften met pinopnames geen reden had om eraan te twijfelen dat de opgevoerde giften daadwerkelijk waren gedaan.
5.1.5.
Aangezien het intrekken van de ANBI-status zijn grondslag vond in de administratieve onvolkomenheden van de [stichting] , staat die omstandigheid – naar het oordeel van het Hof niet in de weg aan het opleggen van de navorderingsaanslagen. Uit deze administratieve onvolkomenheden volgt immers niet dat tevens sprake zou zijn van misstanden bij de donateurs, zoals de valselijk opgemaakte giftkwitanties. Pas nadat de FIOD in januari 2015 was gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] , bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften. Dit was de aanleiding om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV. De Inspecteur heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de gebreken in de administratie van de [stichting] op het moment van intrekking van de ANBI-status nog niet konden worden toegerekend aan individuele belastingplichtigen. Ook in november 2014 en december 2014 was de Inspecteur in het licht van de op dat moment bekende omstandigheden niet gehouden de aanslagregeling aan te houden. Het stellen van vragen over de giften en het opleggen van de aanslagen conform de ingediende aangiften na het verstrekken van de originele giftkwitanties, levert derhalve geen ambtelijk verzuim op. In november 2014 en december 2014 was en kon immers nog niets bij de Inspecteur bekend zijn over de later gebleken handel in giftkwitanties. De eventueel op dat moment bij de FIOD aanwezige informatie kan evenmin aan de Inspecteur worden toegerekend.
5.1.6.
Uit voornoemd strafrechtelijk onderzoek van de FIOD bij de [stichting] , dat is aangevangen na het opleggen van de primitieve aanslagen 2012 en 2013, is gebleken dat in verschillende jaren op grote schaal werd gehandeld in valse giftkwitanties van de [stichting] . Daarbij werden kwitanties verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Belastingplichtigen maakten op grote schaal gebruik van die giftkwitanties om giften op te voeren tot bedragen die zij niet hadden betaald. Voorts werden de giftkwitanties veelal gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie. Uit verklaringen van de penningmeester, welke worden bevestigd door verklaringen van diverse andere belastingplichtigen en de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek, volgt dat (veelal) geen bedragen zijn gedoneerd van € 500 of hoger. Als gevolg van deze bevindingen is bij de Inspecteur het vermoeden ontstaan dat ook bij belanghebbende de aanslagen van 2012 en 2013, als gevolg van de in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] , tot een te laag bedrag is vastgesteld. Aangezien de gedingstukken geen aanleiding geven voor de veronderstelling dat de Inspecteur vóór het opleggen van de definitieve aanslagen 2012 en 2013 op 28 november 2014 respectievelijk 24 december 2014, bekend dan wel redelijkerwijze bekend had kunnen zijn met de voormelde uit het strafrechtelijk onderzoek gebleken feiten, is aan het vereiste van een nieuw feit voldaan. Het andersluidende betoog van belanghebbende faalt. De verwijzing van belanghebbende naar het fiscaal rapport betreffende “Informatieverstrekking uit strafrechtelijk onderzoek ten behoeve van belastingheffing” leidt het Hof niet tot een ander oordeel, aangezien hetgeen in dit rapport is opgenomen overeenstemt met hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd over de aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen, dat op 17 september 2015 is aangevangen.
5.1.7.
Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalt eveneens. De Inspecteur heeft een wettelijke grondslag om bij aanwezigheid van een nieuw feit te kunnen navorderen. Verder kon belanghebbende aan de omstandigheid dat de giften bij de aanslagregeling in aftrek zijn toegelaten niet het vertrouwen ontlenen dat geen navordering meer zou kunnen plaatsvinden. Aan het aanvaarden van de giftenaftrek en het opleggen van de aanslagen conform de ingediende aangiften kan belanghebbende immers geen vertrouwen ontlenen dat hij op dezelfde manier zou worden behandeld ingeval de Inspecteur wel van de juiste feiten op de hoogte zou zijn (vgl. HR 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB4736, BNB 2007/323).
Giftenaftrek 2012 en 2013
5.2.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de Inspecteur, zoals hier het geval, rust op belanghebbende de bewijslast feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij in 2012 en 2013 giften in contanten aan de [stichting] heeft gedaan. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende voor beide jaren kwitanties en bankafschriften overgelegd.
5.2.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overgelegde giftkwitanties van de [stichting] niet zonder meer kunnen dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] .
5.2.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
- de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
- dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
- de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
- dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
- een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
- dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
- de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
- de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
- de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die be-dragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
- de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
- een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
- een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
- dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
- dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.2.5.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. De omstandigheid dat belanghebbende twee maal voorkomt in het overzicht van uitgeschreven kwitanties, leidt niet tot een ander oordeel. Op basis van hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de FIOD komen de gegevens die in dit overzicht zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen. Het overzicht is achteraf opgesteld aan de hand van de verstrekte kwitanties en donatieverklaringen. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.6.
Met de overgelegde bankafschriften inzake de geldopnames heeft belanghebbende dat (aanvullende) bewijs niet geleverd, reeds omdat daarmee niet vaststaat dat (een deel van) de opgenomen gelden ook daadwerkelijk aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. Ook met de stelling dat belanghebbende gelet op zijn financiële situatie in staat was om giften van een dergelijke omvang te doen is het aanvullende bewijs niet geleverd, omdat de financiële ruimte om giften te kunnen doen niets zegt over de omstandigheid dat deze giften ook daadwerkelijk zijn gedaan.
5.2.7.
Belanghebbende heeft verder gesteld dat uit de door hem in het geding gebrachte dankbrief die hij van de [stichting] heeft ontvangen, blijkt dat de giften zijn gedaan. Het betreft echter een algemene brief waarin wordt vermeld dat de [stichting] is overgegaan op een systeem van genummerde kwitanties en dat er daarom voor donaties in 2012 en 2013 genummerde kwitanties worden uitgegeven. Uit deze brief is niet af te leiden of belanghebbende in deze jaren giften aan de [stichting] heeft gedaan en zo ja, voor welk bedrag en op welke datum. Dit brengt mee dat niet aannemelijk is dat de dankbrief betrekking heeft op (één van) de giften die belanghebbende in zijn aangiftes heeft opgevoerd.
5.2.8.
Aangezien belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in 2012 en 2013 giften aan de [stichting] heeft gedaan.
5.2.9.
De Inspecteur heeft dan ook terecht geen giften aan de [stichting] in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 terecht opgelegd.
Beschikkingen belastingrente
5.3.
Tegen de beschikkingen belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of op onjuiste wijze in rekening is gebracht.
Slotsom
5.4.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, P.J.J. Vonk en I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier J. de Vormer. De beslissing is op 19 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.