ECLI:NL:GHDHA:2021:742

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
200.283.298/01 en 200.283.299/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van ouders als mentor en bewindvoerder bij ernstig verstoorde verstandhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het mentorschap en bewind van een 24-jarige betrokkene, die vanwege zijn verstandelijke beperkingen niet in staat is om zelf een voorkeur uit te spreken voor een bewindvoerder of mentor. De ouders van betrokkene, verzoekster en verweerder, waren eerder benoemd tot bewindvoerders en mentoren, maar hun onderlinge verhouding was ernstig verstoord. Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2020 vernietigd, waarin beide ouders als bewindvoerder en mentor waren ontslagen. Het hof heeft verzoekster opnieuw benoemd tot bewindvoerder en mentor, omdat zij de dagelijkse zorg voor betrokkene op zich neemt en goed op de hoogte is van zijn behoeften. Het hof heeft overwogen dat de belangen van betrokkene voorop staan en dat verzoekster, ondanks de verstoorde relatie met verweerder, in staat is om de verantwoordelijkheden van bewindvoering en mentorschap naar behoren uit te voeren. De professionele bewindvoerder en mentor zijn ontslagen, en het hof heeft bepaald dat verzoekster de kwartaalberichten aan verweerder moet blijven verstrekken, zodat hij op de hoogte blijft van het welzijn van betrokkene. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummers hof:
200.283.298/01 (mentorschap)
200.283.299/01 (bewind)
zaaknummers rechtbank:
8431284 BM VERZ 20-1760 (mentorschap)
8431276 BM VERZ 20-1759 (bewind)
beschikking van de meervoudige kamer van 21 april 2021
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
advocaat mr. S. Kranendonk te Dordrecht.
Als belanghebbenden inzake 200.283.298/01 (mentorschap) is aangemerkt:
- [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: betrokkene;
- Stichting Videre Videnda, gevestigd de Rotterdam, hierna te noemen: de mentor.
Als belanghebbenden inzake 200.283.299/01 (bewind) is aangemerkt:
- [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: betrokkene;
- Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V., gevestigd te Zwijndrecht, hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna te noemen: de bestreden beschikkingen).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Verzoekster is op 17 september 2020 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen.
2.2.
Verweerder heeft op 2 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- de brief van 28 oktober 2020 met bijlagen van verzoekster, ingekomen op 30 oktober 2020;
- het journaalbericht van 22 december 2020 met bijlagen van verzoekster, ingekomen op 22 december 2020.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 16 maart 2021 plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen:
- verzoekster met haar advocaat, via Skype verbinding;
- verweerder met zijn advocaat, in persoon;
- namens de bewindvoerder [naam] , in persoon;
- namens de mentor [naam] , in persoon.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de mentor met toestemming van het hof een tweetal stukken overgelegd, te weten een brief van 16 maart 2021 van de teamleider van [naam dagactiviteitencentrum] , alsmede een brief van 12 maart 2021 van de orthopedagoog van [naam dagactiviteitencentrum] .

3.De feiten

3.1.
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] . Betrokkene is de zoon van verzoekster en verweerder.
3.2.
Bij beschikking van 22 januari 2015 heeft de kantonrechter over de goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand met benoeming van verzoekster en verweerder tot bewindvoerders. Eveneens is bij beschikking van 22 januari 2015 ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van verzoekster en verweerder tot mentoren.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter zowel verzoekster als verweerder ontslagen als bewindvoerder en mentor van betrokkene. Stichting Videre Videnda is benoemd tot mentor en Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V. is benoemd tot bewindvoerder.
4.2.
Verzoekster verzoekt de bestreden beschikkingen te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- zowel stichting Videre Videnda als verweerder te ontslaan als mentor en als enig mentor verzoekster te (her)benoemen;
- zowel Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V als verweerder te ontslaan als bewindvoerder en als enig bewindvoerder verzoekster te (her)benoemen;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
4.3.
Verweerder verzoekt de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.
4.4.
De bewindvoerder en mentor hebben ter zitting ook verzocht de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten
5.1.
Verzoekster heeft kort samengevat, het volgende aangevoerd. De verhouding tussen verzoekster en verweerder is ernstig verstoord, zodat zij niet langer in staat zijn gezamenlijk het bewind en mentorschap uit te oefenen. Verzoekster meent dat zij de aangewezen persoon is om alleen bewindvoerder en mentor van betrokkene te zijn. Zij heeft een daartoe strekkend verzoek in eerste aanleg gedaan. Feitelijk heeft zij deze taken vijf jaar lang alleen uitgevoerd en niet is gebleken dat de belangen van betrokkene hieronder hebben geleden of dat verzoekster haar taken niet naar behoren heeft uitgeoefend. Betrokkene beschikt over minimale communicatiemogelijkheden en voor een buitenstaander is het lastig met hem te communiceren. Als moeder kan verzoekster de behoeftes van betrokkene goed overzien. Zij heeft dagelijks contact met het dagactiviteitencentrum van betrokkene. De samenwerking met de mentor verloopt goed, maar brengt onnodig extra overleg met zich mee. Daarnaast worden er maandelijks onnodige kosten gemaakt voor de betaling van de professionele bewindvoerder. Verzoekster houdt verweerder middels een kwartaalbericht op de hoogte van de ontwikkelingen omtrent betrokkene. Uit de door de mentor ter zitting overgelegde brieven volgt dat betrokkene de afgelopen tijd minder vaak naar het dagactiviteitencentrum is gegaan en verzoekster zich niet altijd aan de gemaakte afspraken op dit punt heeft gehouden. Verzoekster heeft in haar reactie hierop aangevoerd dat de dagbesteding van betrokkene als gevolg van de corona situatie in de dagopvang lange tijd heeft stilgelegen en er daarnaast een reorganisatie van de groepen heeft plaatsgevonden. Hierdoor is betrokkene zijn ritme en houvast kwijtgeraakt en heeft hij veel moeite om naar het dagactiviteitencentrum te gaan. Verzoekster zet zich in om betrokkene te stimuleren en is in overleg met [naam dagactiviteitencentrum] .
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de huidige professionele bewindvoerder en mentor betrokken moeten blijven. Verweerder wordt door hen goed op de hoogte gehouden van het welzijn van betrokkene en diens financiële situatie. Dit in tegenstelling tot de summiere kwartaalberichten die hij van verzoekster ontvangt. De huidige mentor kan daarnaast mogelijk een rol spelen bij het contactherstel tussen verweerder en betrokkene. Verzoekster weigert dat. Verzoekster draagt voorts alleen de zorg voor betrokkene en de twee nog minderjarige kinderen van partijen. Door het bewind en mentorschap bij haar weg te houden wordt zij in de intensieve zorg ontlast. Verweerder vindt het verder zorgelijk dat verzoekster zich niet aan afspraken met [naam dagactiviteitencentrum] heeft gehouden. Ook dit vormt volgens verweerder een reden om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.3.
De mentor heeft ter zitting aangevoerd dat de samenwerking met verzoekster goed verloopt. Bij calamiteiten neemt het dagactiviteitencentrum in eerste instantie contact op met verzoekster en vervolgens met de mentor. Volgens de mentor heeft de huidige situatie waarin er een professionele en onafhankelijke mentor voor betrokkene optreedt, meerwaarde. Verzoekster en verweerder zitten niet op één lijn en informatie komt niet goed door. De recente brieven van het dagactiviteitencentrum maken ook dat het goed is dat een professionele mentor betrokken blijft.
5.4.
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat zij bij de bestudering van de financiën van betrokkene geen bijzonderheden is tegengekomen. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen verzoekster en verweerder, is het volgens de bewindvoerder echter beter om een professionele bewindvoerder te behouden.
Juridisch kader
5.5.
Op grond van artikel 1:448 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Indien lid 3 niet van toepassing is, bepaalt lid 4 van dit artikel dat, indien de rechthebbende gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder wordt benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.6.
Op grond van artikel 1:461 lid 2 BW wordt een mentor ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken dan wel ambtshalve. Op grond van artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Indien lid 3 niet van toepassing is, bepaalt lid 4 van dit artikel dat, indien de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor wordt benoemd. Is de vorige zin niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
Overwegingen hof
5.7.
Het hof overweegt als volgt. In geschil is de persoon van de bewindvoerder en mentor. Vaststaat dat betrokkene vanwege zijn beperkingen niet in staat is om overeenkomstig de artikelen 1:435 lid 3 BW en 1:452 lid 3 BW zelf een voorkeur uit te spreken ten aanzien van de persoon van de bewindvoerder en mentor. Bij de beoordeling van de verzoeken stelt het hof de belangen van betrokkene voorop en neemt daarbij het volgende in aanmerking. Betrokkene is 24 jaar en zwaar verstandelijk beperkt. Hij woont bij verzoekster en gaat normaal gesproken vijf dagen per week naar dagactiviteitencentrum [naam dagactiviteitencentrum] . Verzoekster is belast met de dagelijkse zorg voor betrokkene en heeft intensief contact met zijn zorgverleners. Tussen verweerder en betrokkene bestaat al jaren geen contact. In ieder geval vanaf de anderhalf jaar durende detentie van verweerder in 2016 tot de bestreden beschikkingen, heeft verzoekster feitelijk alleen het bewind en mentorschap uitgeoefend. Dit is ook de reden waarom zij ontslag van verweerder als bewindvoerder en mentor heeft gevraagd. Naar het oordeel van het hof is voldoende vast komen te staan dat zij dit naar behoren heeft gedaan. Vanwege haar intensieve zorg voor betrokkene weet verzoekster als geen ander wat betrokkene nodig heeft. Het veelvuldige contact met de zorgverleners zorgt voor korte lijntjes en maakt het voortvarend nemen van beslissingen mogelijk. In eerste aanleg zijn van de kant van verweerder weliswaar kanttekeningen geplaatst bij de bewindvoering door verzoekster, maar deze zijn gemotiveerd door verzoekster weerlegd. Daar komt bij dat de huidige professionele bewindvoerder bij bestudering van de financiën van betrokkene, geen bijzonderheden heeft aangetroffen. Pas ter zitting bij het hof is een brief van [naam dagactiviteitencentrum] overgelegd waaruit recente zorgen over betrokkene en de handelwijze van verzoekster volgen. Het hof is van oordeel dat verzoekster op dit punt duidelijk uitleg heeft gegeven en inzicht heeft getoond in de situatie. Niet is gebleken dat het bewind en mentorschap een te zware belasting vormen voor verzoekster, zoals verweerder heeft gesteld. Het hof kan het standpunt van verzoekster op dit punt, dat juist de betrokkenheid van professionals voor extra belasting in de vorm van onnodig overleg zorgt, goed volgen. Het hof begrijpt dat verweerder belang heeft bij een professionele bewindvoerder en mentor, gelet op het feit dat hij van hen meer informatie ontvangt dan van verzoekster en een professionele mentor mogelijk een rol kan spelen bij het contactherstel. Bij verzoekster bestaat geen ruimte om het contactherstel te ondersteunen. Het gezin is in het verleden diep gekwetst door verweerder en het merendeel van hen wil geen contact met verweerder. De betrokkene heeft mogelijk belang bij contactherstel. Maar dit belang moet worden afgewogen tegen zijn belang bij het beschermen van de draagkracht van verzoekster, die immers verantwoordelijk is voor zijn dagelijkse verzorging. Alles afwegende geeft het hof voorrang aan de belangen van betrokkene bij herbenoeming van verzoekster tot bewindvoerder en mentor. Van verzoekster wordt natuurlijk wel verwacht dat zij de kwartaalberichten aan verweerder blijft verstrekken, zodat hij op de hoogte blijft van het welzijn en de financiën van betrokkene. Daarnaast zal zo mogelijk in onderling overleg tussen verzoekster, verweerder en de zorgverleners moeten worden bezien of contact tussen verweerder en betrokkene, in het belang van betrokkene is.
5.8.
Gelet op al het bovenstaande zal het hof de bestreden beschikkingen vernietigen en verzoekster wederom benoemen tot bewindvoerder en mentor van betrokkene. Het hof zal verder bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank te Rotterdam in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.
Proceskosten
5.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt beide beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
verleent met ingang van heden aan Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V., bewindvoerder voornoemd, ontslag als bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997, en benoemt met ingang van heden tot bewindvoerder [appellante] ;
verleent met ingang van heden aan Stichting Videre Videnda, mentor voornoemd, ontslag als mentor van [belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997, en benoemt met ingang van heden tot mentor [appellante] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Rotterdam in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, P.B. Kamminga en J. van der Hoeven, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier en is op 21 april 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.