Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 21 april 2021
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Vaststaande feiten
€ 4.030 -/-
€ 603 -/-
€ 3.708
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de afwijzing van de zelfstandigenaftrek en startersaftrek door de Inspecteur werd bevestigd. Belanghebbende, een eenmanszaak, had voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waarbij de Inspecteur de zelfstandigenaftrek en startersaftrek had gecorrigeerd. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij aan het urencriterium voldeed, wat essentieel is voor het verkrijgen van deze aftrekken. Tijdens de mondelinge behandeling bij het Hof op 10 maart 2021 was belanghebbende niet aanwezig, maar had hij wel een e-mail gestuurd waarin hij zijn afwezigheid meldde. Het Hof oordeelde dat de bewijslast voor het voldoen aan het urencriterium bij belanghebbende lag. Ondanks het overleggen van een urenregistratie, oordeelde het Hof dat deze onvoldoende was om aan te tonen dat belanghebbende daadwerkelijk 1.225 uren aan zijn onderneming had besteed. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de Inspecteur terecht de zelfstandigenaftrek en startersaftrek had geweigerd. De uitspraak werd op 21 april 2021 openbaar gemaakt.