Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[naam],
of omstreeks04 augustus 2017 te Rotterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van de linker oogkaswand en de neus en een hersenschudding, heeft toegebracht door met zijn vuist tegen
de oogkas, althanshet gezicht
,van die [slachtoffer] te slaan.
Uit het vorengaande leidt het hof af dat de verdachte op korte afstand, met gebalde vuist en met veel kracht in het gezicht van de aangever heeft geslagen, waarbij geldt dat het gezicht als geheel en meer in het bijzonder nog het oog en de neus als kwetsbare onderdelen van het lichaam moeten worden aangemerkt. Het hof komt op grond van deze omstandigheden, in onderling verband beschouwd, tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte met zijn handelen en met de door hem toegepaste kracht bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever heeft aanvaard. Het verweer van de verdediging dat van voorwaardelijk opzet geen sprake is geweest, wordt derhalve verworpen.
dezevuistslag in de gegeven omstandigheden voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval, nu de verdachte de aangever zeer hard heeft geslagen in het gezicht. Deze vuistslag was, in acht genomen de omstandigheden, niet redelijk en gematigd, en stond evenmin in verhouding tot het beoogde doel, te weten de aanhouding van de verdachte wegens verstoring van de openbare orde. Daarbij is van cruciaal belang dat het hof, anders dan de verdediging, niet uitgaat van een noodweersituatie of een die daarop lijkt, zoals het hof in het kader van het beroep op noodweer nog nader uiteen zal zetten en naar welke uiteenzetting het hof hier met nadruk verwijst.
zware mishandeling.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam]ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.427,04 (duizend vierhonderdzevenentwintig euro en vier cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam], ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.427,04 (duizend vierhonderdzevenentwintig euro en vier cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.