ECLI:NL:GHDHA:2021:669

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
BK-20/00555
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing van inkomsten genoten door een medewerker van het Internationaal Strafhof

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een medewerker van het Internationaal Strafhof. De belanghebbende, een Britse nationaliteit hebbende persoon die sinds september 2016 in Nederland woont, had in 2017 inkomsten genoten uit een dienstverband met het Internationaal Strafhof. De Belastingdienst had hem een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd, evenals een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De belanghebbende stelde dat zijn inkomsten vrijgesteld waren van belasting op grond van het Zetelverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Strafhof. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde de bezwaren van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof.

Het Gerechtshof oordeelde dat de belanghebbende niet kwalificeerde als 'staff of the Court' zoals gedefinieerd in het Zetelverdrag, en dat hij derhalve geen recht had op belastingvrijstelling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de aanslagen en de verzuimboete terecht waren opgelegd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op de door hem gewenste belastingvrijstelling, omdat hij niet als personeel was aangesteld door de bevoegde organen van het Internationaal Strafhof. De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak voor een duidelijke definitie van de status van medewerkers van internationale organisaties in relatie tot nationale belastingwetgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-20/00555

Uitspraak van 31 maart 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: E.C. Spiering)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 mei 2020, nummer SGR 19/7789.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.000 en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een naar een bijdrage-inkomen van € 25.000 opgelegd (de aanslagen). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een bedrag van € 165 respectievelijk € 54 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikkingen belastingrente), alsmede een verzuimboete opgelegd van € 369.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen, de beschikkingen belastingrente en de verzuimboete ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 februari 2021. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft de Britse nationaliteit en woont sinds september 2016 in Nederland.
2.2.
In het onderhavige jaar (2017) heeft belanghebbende bij het Internationaal Strafhof in Den Haag gewerkt. Tussen belanghebbende en het Internationaal Strafhof zijn ‘
service contracts’ gesloten, volgens welke belanghebbende als ‘
individual contractor’ werkzaamheden verricht. Uit de
service contractsblijkt dat belanghebbende een specifiek omschreven opdracht heeft, op tijdelijke basis. Er is per contract één bedrag afgesproken dat na bevredigende voltooiing van de werkzaamheden na afloop van elke contractperiode zal worden voldaan. Het betreft de volgende contractperiodes met bijbehorende vergoedingen:
Contract I januari - juli 2017 € 22.044
Contract II juli - september 2017 € 10.688
Contract III oktober - december 2017
€ 10.688
Totaal € 43.420
2.3.
De
service contractsvermelden, voor zover hier relevant, het volgende:
“Type of contract: Individual Contractor Fees
(…)
TERMS OF REFERENCE OR WORK ASSIGNMENT
SSA contract – [belanghebbende]
Assistent Social Media Analyst (Arabic)
Period: (…)
(…)
Description (…)
The VWS [Victims and Witnesses Section;
Hof] would need the temporary assistance of an individual contractor with specialised language skills (Arabic) linked to social media and analysis.
(…)”
2.4.
In de bijlage bij de
service contractszijn de voorwaarden opgenomen waaronder belanghebbende bij het Internationaal Strafhof werkte. De bijlage vermeldt, voor zover hier relevant, het volgende:

“1. LEGAL STATUS

Individuals engaged under a contract for individual contractor or consultant serve in a personal capacity and not as representatives of a Government or of any other authority external to the International Criminal Court. They are neither “staff members” under the Staff Regulations of the Court nor “officials” for the purpose of the agreement on the privileges and immunities of the International Criminal Court.
(…)
6. INSURANCE
Individual contractors and consultants are fully responsible for arranging, at their own expense, such life, health and other forms of insurance covering the period of their services on behalf of the Court as they consider appropriate. Individual contractors and consultants are not eligible to participate in the life or health insurance schemes available to Court staff members. (…)
(…)
10. TAXATION
The International Criminal Court undertakes no liability for taxes, duty or other contribution payable by the individual contractor on payments made under this contract. No statement of earnings will be issued by the Court to the individual contractor or consultant.”
2.5.
Tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Strafhof is op 7 juni 2007 het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland gesloten (Trb. 2007, 125, hierna: het Zetelverdrag). Het Zetelverdrag voorziet onder meer in de langdurige stabiliteit en onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en vergemakkelijkt het soepele en doeltreffende functioneren ervan in het gastland (artikel 2 Zetelverdrag).
2.6.
Artikelen 1, 18, 35 en 36 van het Zetelverdrag luiden, voor zover hier van belang:

“Article 1 Use of terms

For the purpose of this Agreement:
(…)
j) “the officials of the Court” means the judges, the Prosecutor, the Deputy Prosecutors, the
Registrar, the Deputy Registrar and staff of the Court;
(…)
r) “staff of the Court” means the staff of the Registry and the Office of the Prosecutor as referred to in article 44 of the Statute. Staff of the Registry includes staff of the Presidency and of Chambers, and staff of the Secretariat;
(…)
Article 18 Privileges, immunities and facilities of the Deputy Registrar and staff of the Court
1. The Deputy Registrar and staff of the Court shall enjoy such privileges, immunities and facilities as are necessary for the independent performance of their functions. They shall be accorded:
(…);
d) exemption from taxation on salaries, emoluments and allowances paid to them in respect of their employment with the Court;
(…)

Article 35 Notification

1. The Court shall promptly notify the host State of:
a) the appointment of its officials, their arrival and their final departure or the termination of their functions with the Court;
(…)

Article 36 Social security regime

1. The social security system of the Court offers coverage comparable to the coverage under the legislation of the host State. Accordingly, the Court and its officials to whom the aforementioned scheme applies shall be exempt from social security provisions of the host State. Consequently, such officials shall not be covered against the risks described in the social security provisions of the host State. This exemption applies to such officials, unless they take up gainful activity in the host State.
(…)”
2.7.
Artikel 44 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 17 juli 1998 (Trb. 2002, 135; hierna: het Statuut) luidt:

“Article 44. Staff

1 The Prosecutor and the Registrar shall appoint such qualified staff as may be required to their respective offices. In the case of the Prosecutor, this shall include the appointment of investigators.
(…)
3 The Registrar, with the agreement of the Presidency and the Prosecutor, shall propose Staff Regulations which include the terms and conditions upon which the staff of the Court shall be appointed, remunerated and dismissed. The Staff Regulations shall be approved by the Assembly of States Parties.”
2.8.1. In het onderhavige jaar (2017) is belanghebbende aangenomen als ‘SSA contractant’ op de ‘
Victims and Witnesses Section’ van het Internationaal Strafhof. SSA staat voor ‘
special service agreement’en houdt in dat, indien de organisatie het noodzakelijk acht, deskundigen ingehuurd worden voor speciale klussen. Voorafgaand aan deze aanstelling heeft belanghebbende zes maanden stage gelopen op de hiervoor vermelde afdeling. Belanghebbende stond als SSA contractant opgenomen in de Protocollaire basisadministratie.
2.8.2. In 2018 heeft belanghebbende gesolliciteerd op een internationaal opengestelde vacature bij het Internationaal Strafhof. Met ingang van 1 oktober 2018 is belanghebbende in dienst getreden bij het Internationaal Strafhof (eveneens op de ‘
Victims and Witnesses Section’) en heeft het Internationaal Strafhof belanghebbende overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van het Zetelverdrag aangemeld als ‘
staff member’ (lid van de ‘
staff of the Court’).

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld:
“9. Artikel 31, lid 1, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, gesloten te Wenen op 23 mei 1969, Trb. 1972, 51 (laatstelijk gewijzigd Trb. 2018, 219) bepaalt dat een verdrag te goeder trouw moet worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van het voorwerp en het doel van het verdrag.
10. Op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van het Zetelverdrag is de “Deputy Registrar and staff of the Court” vrijgesteld van (inkomsten)belasting.
11. In artikel 1, onder r, van het Zetelverdrag, is de definitie van “staff of the Court” gegeven:
“staff of the Court’’ means the staff of the Registry and the Office of the Prosecutor as referred to in article 44 of the Statute. Staff of the Registry includes staff of the Presidency and of Chambers, and staff of the Secretariat;”
12. Artikel 44 van het Statuut van Rome luidt
“Article 44. Staff
1 The Prosecutor and the Registrar shall appoint such qualified staff as may be required to their respective offices. In the case of the Prosecutor, this shall include the appointment of investigators.
2 In the employment of staff, the Prosecutor and the Registrar shall ensure the highest standards of efficiency, competency and integrity, and shall have regard, mutatis mutandis, to the criteria set forth in article 36, paragraph 8.
3 The Registrar, with the agreement of the Presidency and the Prosecutor, shall propose Staff Regulations which include the terms and conditions upon which the staff of the Court shall be appointed, remunerated and dismissed. The Staff Regulations shall be approved by the Assembly of States Parties.
4 The Court may, in exceptional circumstances, employ the expertise of gratis personnel offered by States Parties, intergovernmental organizations or non-governmental organizations to assist with the work of any of the organs of the Court. The Prosecutor may accept any such offer on behalf of the Office of the Prosecutor. Such gratis personnel shall be employed in accordance with guidelines to be established by the Assembly of States Parties.”
13. “ Staff of the court” betreft dus personeel, dat is benoemd door de Aanklager en de Griffier en dat valt onder de Staff Regulations waarin mede de voorwaarden zijn vervat voor benoeming, honorering en ontslag van het personeel van het Hof. Eiser valt daar niet onder. Hij heeft een service contract gesloten als “individual contractor” met de daarbij behorende rechten en plichten. Eiser is daarmee geen staffmember en heeft geen recht op belastingvrijstelling. Dat eiser geen staffmember is, staat ook uitdrukkelijk in de bijlage bij zijn contract vermeld (zoals hiervoor opgenomen onder 4). Er is dan ook geen ruimte voor de door eiser gewenste interpretatie van zijn contract. Of eiser feitelijk naar Nederlands fiscaal recht al dan niet als werknemer kwalificeert, is voor de toekenning van het recht op belastingvrijstelling onder het Zetelverdrag niet relevant. Anders dan eiser stelt, behoeft deze vraag dan ook geen beantwoording. Omdat eiser niet kwalificeert als “staff of the Court” heeft hij geen recht op de vrijstelling van inkomstenbelasting en is de aanslag IB/PVV terecht opgelegd.
14. Ook de aanslag Zvw is terecht opgelegd omdat het genoten inkomen bijdrage-inkomen vormt als bedoeld in artikel 43 van de Zvw.
15. Hoewel eiser is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV te doen, heeft hij geen aangifte ingediend. De verzuimboete is daarom terecht opgelegd. Omstandigheden op grond waarvan deze zou moeten worden vernietigd dan wel verminderd zijn niet gesteld of gebleken.
16. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente zijn geen gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat deze te hoog is.
17. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de door belanghebbende in het onderhavige jaar genoten inkomsten van het Internationaal Strafhof zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting op grond van het bepaalde in artikel 18, lid 1 en letter d, van het Zetelverdrag. Voorts is in geschil of de aanslag Zvw en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de aanslagen, de beschikkingen belastingrente en de verzuimboete.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Aanslag IB/PVV
5.1.
Nederland is alleen verplicht vrijstelling van belasting te verlenen aan de in artikel 17 en 18 van het Zetelverdrag genoemde ‘
officials of the Court’. Belanghebbende valt onder geen van de in deze bepalingen genoemde categorieën. Anders dan belanghebbende verdedigt, is hij in het onderhavige jaar niet aan te merken als ‘
staff of the Court’ als bedoeld in artikel 18 juncto artikel 1, letter r, van het Zetelverdrag, omdat hij niet als zodanig door de daartoe bevoegde organen van het Internationaal Strafhof (de ‘
Prosecutor’ of de ‘
Registrar’) is benoemd op de voet van artikel 44, lid 1, van het Statuut. Daarbij is niet relevant of belanghebbende naar Nederlands recht beoordeeld al dan niet in dienstbetrekking is bij het Internationaal Strafhof.
5.2.
Aan het voorgaande doet niet af dat belanghebbende werkzaam was op de voor het functioneren van het Internationaal Strafhof essentiële
‘Victims and Witnesses Section’noch dat hij dezelfde werkzaamheden verrichtte als medewerkers die wel tot de ‘
staff of the Court’ behoorden. Het is aan het Internationaal Strafhof om te bepalen welke voor hem werkzame personen het als
“staff member”benoemt met het oog op de toekenning van de door het Zetelverdrag aan die status verbonden privileges, en om in dat verband de afweging te maken of deze privileges voor die personen noodzakelijk zijn om het onafhankelijk functioneren van het Internationaal Strafhof te waarborgen.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat de aanslag IB/PVV terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Aanslag Zvw
5.4.
Belanghebbende heeft geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de aanslag Zvw.
5.5.
Aangezien belanghebbende in het onderhavige jaar niet behoort tot de ‘
staff of the Court’ (zie onder 5.1 en 5.2), valt hij niet onder het socialezekerheidsstelsel van het Internationaal Strafhof en is hij niet vrijgesteld van de bepalingen op het gebied van sociale zekerheid in Nederland ex artikel 36 van het Zetelverdrag.
5.6.
Op grond van artikel 43 Zvw is belanghebbende inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over de in het onderhavige jaar van het Internationaal Strafhof genoten inkomsten. Hierbij kan in het midden blijven of al dan niet sprake is van een dienstbetrekking, omdat het Internationaal Strafhof niet als inhoudingsplichtige wordt beschouwd en derhalve geen inkomensafhankelijke bedrage is verschuldigd over het door hem verstrekte loon (zie artikelen 42 en 43, lid 2, Zvw juncto artikel 1, letter l, Zvw, artikel 6, lid 4, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 2.3, lid 1, aanhef en letter b, van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2011).
Verzuimboete
5.7.
Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke grieven tegen de verzuimboete aangevoerd. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank op goede gronden beslist dat de Inspecteur terecht aan belanghebbende een verzuimboete heeft opgelegd. Een boete van € 369 acht het Hof, met de Rechtbank, passend en geboden.
Belastingrente
5.8.
Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met de wet belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Slotsom
5.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hoger beroep ongegrond.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door F.G.F. Peters, H.A.J. Kroon en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 31 maart 2021 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.