ECLI:NL:GHDHA:2021:635

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
2200037120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling en onderzoeksplicht bij de verwerving van een fiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,- voor opzetheling. In hoger beroep is de verdachte beschuldigd van schuldheling, omdat hij een elektrische fiets had verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 22 september 2019 heeft de verdachte in Rijnsburg een fiets gekocht van een jongen die hij kende via Marktplaats voor € 400,-, zonder aankoopbewijs. De nieuwwaarde van de fiets was ongeveer € 1.900,-, en de verdachte had de fiets kort daarna voor € 1.100,- doorverkocht. Het hof oordeelde dat de verdachte in ernstige mate tekortgeschoten was in zijn onderzoeksplicht, omdat hij geen onderzoek had gedaan naar de herkomst van de fiets. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte een taakstraf van 60 uren zou krijgen, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan schuldheling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000371-20
Parketnummer: 09-227446-19
Datum uitspraak: 4 maart 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 september 2019 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, een goed, te weten een fiets heeft verworven, voorhanden
heeftgehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks22 september 2019 te Rijnsburg, gemeente Katwijk,
een goed, te weteneen fiets
heeft verworven,voorhanden
heeftgehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte niet hoefde te weten dat de fiets van diefstal afkomstig was, met name omdat hij op internet heeft gecontroleerd of het serienummer in een database met gestolen fietsen stond. De raadsvrouw van de verdachte heeft daaraan de conclusie verbonden dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde opzet- dan wel schuldheling.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte – gelet op de feiten en omstandigheden – op zijn minst had moeten weten dat de fiets van diefstal afkomstig was en dat het hem tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op straat in Amsterdam een zo goed als nieuwe elektrische fiets heeft gekocht van een jongen die hij kende via Marktplaats voor een bedrag van € 400,-. Verdachte heeft cash betaald en geen aankoopbewijs gekregen. De aankoopprijs was veel lager dan de nieuwwaarde van de betreffende fiets, die zo’n € 1.900,- betrof, en ook beduidend lager dan het bedrag van € 800,- a € 900,- dat volgens de verdachte voor soortgelijke fietsen op Marktplaats gevraagd werd. Gelet hierop en gelet op het feit dat de verdachte korte tijd later dezelfde fiets voor € 1.100,- heeft verkocht, concludeert het hof dat de verdachte wist dat de werkelijke waarde van de fiets beduidend hoger was dan het bedrag dat hij had betaald. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij
nade koop het serienummer op internet heeft gecontroleerd.
Nu de verdachte onder de hiervoor geschetste omstandigheden bij de aankoop van de fiets geen enkel onderzoek heeft ingesteld naar de herkomst en op dat moment evenmin heeft onderzocht of de fiets wellicht als gestolen geregistreerd stond, is hij in ernstige mate tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, hetgeen meebrengt dat verdachte met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan de schuldheling van een dure elektrische fiets, door die te kopen terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat die fiets van diefstal afkomstig was. Een dergelijk misdrijf maakt het plegen van diefstallen lucratief en houdt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2021.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. onder CJIB nummer 0000000922744619.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. J.A.W. van 't Westeinde en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 maart 2021.
mr. R. van der Hoeven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.