Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- i) [geïntimeerde] is een 100% dochtervennootschap van [geïntimeerde] Mobilift Groep B.V. Zij is een grote aanbieder van heftrucks, warehouse equipment en gerelateerde producten. [geïntimeerde] verkoopt en verhuurt diverse soorten en merken heftrucks voor een korte of lange periode, indien gewenst inclusief onderhoudswerkzaamheden.
- ii) [appellante] is onderdeel van de [appellante] Groep. Zij heeft als hoofdactiviteit de op- en overslag in de Amsterdamse haven.
- iii) [appellante] en [geïntimeerde] hebben op 24 mei 2013 een “Mantel Overeenkomst” ondertekend met als ingangsdatum 1 januari 2013. Op grond van deze overeenkomst heeft [geïntimeerde] equipment ter beschikking gesteld aan [appellante] en een aantal van [appellante] werkmaatschappijen. De overeenkomst bepaalt onder meer:
Zekerheden
- v) In de loop der tijd zijn de betalingsachterstanden van [appellante] verder opgelopen.
- vi) Op 19 februari 2018 is er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen vijftien partijen, waaronder [appellante] en [geïntimeerde] Mobilift Groep B.V. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen een aantal afspraken gemaakt, onder meer over de achterstallige betalingsverplichtingen van de [appellante] Groep aan de [geïntimeerde] Groep. De overeenkomst bepaalt over die kwestie het volgende:
IN AANMEKRKING NEMENDE DAT
“[geïntimeerde] Groep”)) diverse opeisbare vorderingen hebben op de [appellante] Groep, terzake van geleverde producten en diensten (de “
[geïntimeerde] Vorderingen”, welke vorderingen grotendeels achterstallig zijn, en inmiddels zijn ingeroepen;
3.Beoordeling
4.Beslissing
- laat [appellante] toe tot bewijs van haar stelling dat het de bedoeling van partijen was om de [geïntimeerde]-vorderingen door EMA te laten voldoen en dat nimmer is beoogd dat [appellante] nog schuldenaar van [geïntimeerde] zou blijven;
- bepaalt dat, indien [appellante] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.A. Joustra, op woensdag 9 juni 2021 om 9.00 uur;
- bepaalt dat, indien één van de partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juni tot en met september 2021
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.