[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van het voorarrest, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, zoals nader omschreven in dit vonnis. Zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 26 maart 2017 tot en met 10 november 2017 te [plaats], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- meerdere malen gebeld en/of voicemailberichten ingesproken naar en/of bij die [slachtoffer] en/of
- ( heel) veel e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten en/of facebookberichten en/of pinterestberichten en/of messenger-berichten en/of e-cards gestuurd naar die [slachtoffer] en/of
- meerdere cadeaus gestuurd naar die [slachtoffer] en/of
- meermalen contact gezocht met de familie en/of vrienden van die [slachtoffer] (betreffende die [slachtoffer]) door SMS-berichten te versturen en/of te bellen en/of bloemen te sturen;
2.
hij op 30 en/of 31 december 2017 te [plaats], althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meerdere foto's van wapens te sturen naar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
- hierbij de volgende woorden toe te voegen: "Guess what wij gaan doen? Naar de schietbaan. Mijn jaar begint goed.. Sterkte met wat komen gaat", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de straf, in die zin dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals in het vonnis waarvan beroep genoemd. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd, waarvan de tenuitvoerlegging, gelijk de bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in
of omstreeksde periode van 26 maart 2017 tot en met 10 november 2017
te [plaats], althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen
, niet te doen,ente dulden
en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- meerdere malen gebeld
naaren
/ofvoicemailberichten ingesproken
naar en/ofbij die [slachtoffer] en
/of
-
(heel)veel e-mailberichten en
/ofsms-berichten en
/ofwhatsapp-berichten en
/offacebookberichten en
/ofpinterestberichten en
/ofmessenger-berichten en
/of
e-cards gestuurd naar die [slachtoffer] en
/of
- meerdere cadeaus gestuurd naar die [slachtoffer] en
/of
- meermalen contact gezocht met de familie en/of vrienden van die [slachtoffer] (betreffende die [slachtoffer]) door
SMS-berichten te versturen en/of te bellen en/of bloemen te sturen;
2.
hij op
30 en/of31 december 2017 te [plaats], althans in Nederland [slachtoffer] en
/of[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
-
meerderefoto's van wapens te sturen naar die [slachtoffer] en
/of[slachtoffer] en
/of
- hierbij de volgende woorden toe te voegen: "Guess what wij gaan doen? Naar de schietbaan. Mijn jaar begint goed.. Sterkte met wat komen gaat"
, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging ter zake feit 2
Dat de bewezenverklaarde handelingen – het sturen van foto’s van wapens met tekst naar het e-mailadres van de vader van de verdachte, te weten [naam] - ook zien op de bedreiging van [slachtoffer], leidt het hof af uit de bewijsmiddelen waaruit volgt dat vanaf 27 december 2017 de verdachte zijn vader zeer regelmatig bestookte met e-mailberichten die ook bedreigende teksten betreffen aan het adres van [slachtoffer]. Kennelijk beschikte de verdachte slechts over het e-mailadres van zijn vader en niet ook dat van de partner van zijn vader, die hij vanaf enig moment ‘heks’ is gaan noemen.
Weerlegging van het verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich ter zake van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachtes handelen niet wederrechtelijk was, zodat hij dient te worden vrijgesproken van dat feit. Hiertoe is door en namens de verdachte aangevoerd dat [slachtoffer] zelf na de brief van 26 maart 2017 nog toenadering tot de verdachte, diens vader en [slachtoffer] heeft gezocht, waardoor bij de verdachte veel onduidelijkheid bestond over de bedoelingen van [slachtoffer]. De toenadering zou daaruit hebben bestaan dat [slachtoffer] aan [slachtoffer] te kennen had gegeven dat zij bereid was een uitnodiging van het instituut Sinaï ten behoeve van de PTSS-behandeling van verdachte te accepteren.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de brief van 26 maart 2017 van [slachtoffer] blijkt heel duidelijk dat zij niet wilde dat de verdachte nog contact met haar zou opnemen en dat de relatie tussen de verdachte en haar definitief over was. Zoal [slachtoffer] bereid zou zijn geweest – het dossier bevat hieromtrent geen enkel aanknopingspunt – om ten behoeve van de behandeling van de verdachte in te gaan op de uitnodiging van het instituut Sinaï, houdt dat niet in – en de verdachte mocht dat ook niet zo begrijpen – dat zij heeft ingestemd met de voortzetting van de relatie en het contact met de verdachte en de daarbij behorende (overvloedige) berichten.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ter zake van feit 2 heeft de verdediging zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat voor de aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] niet de voor bedreiging vereiste redelijke vrees is ontstaan, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van die bedreiging. Hiertoe is aangevoerd dat [slachtoffer] wisselend heeft verklaard en dat uit de tekst die de verdachte onder de foto heeft geschreven niet valt op te maken dat hij doelde op de dood van de [slachtoffer] en [slachtoffer].
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat bij zowel [slachtoffer] als bij [slachtoffer] daadwerkelijk de vrees is ontstaan dat de verdachte hun iets zou aandoen. Naar het oordeel van het hof was die vrees ook redelijk, nu de bedreiging is geuit, terwijl de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] en [slachtoffer] verslechterd en zeer gespannen was en de verdachte ook voor de tenlastegelegde bedreiging al berichten met een dreigend karakter stuurde. Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat de tenlastegelegde foto’s met de bijbehorende tekst niet anders kunnen zijn bedoeld dan als bedreigend voor [slachtoffer] en [slachtoffer], door hen als bedreigend zijn opgevat en door hen ook niet anders konden worden ervaren.
Het verweer wordt verworpen.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: