In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, Eriks B.V. De werknemer, die sinds 1 juli 2011 in dienst was, heeft tegen het ontslag geprocedeerd en vorderingen ingesteld voor betaling van benzinekosten, onderzoekskosten, een eindejaarsuitkering en een tantième. De kantonrechter had het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen afgewezen en de vorderingen van de werkgever tot betaling van benzine- en onderzoekskosten toegewezen. In hoger beroep heeft de werknemer de bestreden beschikking aangevochten, terwijl de werkgever in incidenteel hoger beroep de toewijzing van de onderzoekskosten heeft betwist.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. Het hof oordeelde dat de werknemer zich bewust had moeten zijn van de gevolgen van zijn handelen, met name het versturen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie naar privé-e-mailadressen. Het hof heeft de vordering van de werkgever tot betaling van benzinekosten en onderzoekskosten gedeeltelijk toegewezen, maar de vordering tot betaling van de onderzoekskosten voor het benzinegebruik afgewezen. De werknemer heeft recht op de eindejaarsuitkering, maar niet op de tantième, omdat hij zijn doelstellingen niet had gehaald. De proceskosten zijn gecompenseerd.
De uitspraak van het hof is op 23 maart 2021 gedaan door een meervoudige kamer, en de beschikking is vernietigd en opnieuw recht doende gegeven.