ECLI:NL:GHDHA:2021:327
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in een geschil over de overname van een aandeel in de voormalige echtelijke woning
In deze zaak heeft de man hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de woning werd toegedeeld aan de vrouw, onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden aan de man zou aantonen dat zij in staat was de volledige eigendom van de woning te verkrijgen. De man vorderde in het hoger beroep schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis. Hij stelde dat hij inmiddels de financiering voor de overname van de woning rond had gekregen, wat de vrouw betwistte. Het hof overwoog dat de man niet voldoende had aangetoond dat hij de woning kon overnemen en dat zijn verzoek om schorsing niet kon worden toegewezen. Het hof concludeerde dat de man meer dan twee jaar de tijd had gehad om de financiering te regelen en dat de door hem overgelegde stukken niet voldoende waren om zijn stelling te onderbouwen. De vordering tot schorsing werd afgewezen en de kosten in het incident werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.