ECLI:NL:GHDHA:2021:316
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van meineed en valsheid in geschrift na hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van meineed en valsheid in geschrift. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak en vorderde een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Het hof concludeerde dat er geen (voorwaardelijk) opzet was op het afleggen van een onjuiste verklaring, noch het oogmerk om die verklaring als echt en onvervalst te gebruiken. De verdachte had geen toegang tot camerabeelden die de feitelijke toedracht konden bevestigen en was afhankelijk van zijn herinneringen, die beïnvloed konden zijn door eerdere debriefings. Het hof oordeelde dat de advocaat-generaal niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de verdachte opzettelijk een onjuiste verklaring had afgelegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel meineed als valsheid in geschrift.