ECLI:NL:GHDHA:2021:315

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
2200328218
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door zorgdrager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor seksueel misbruik van een minderjarige. De verdachte, die de vader van de stiefzus van het slachtoffer is, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een meisje dat op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 7 en 11 mei 2016, waarbij de verdachte het slachtoffer tijdens een logeerpartij op ongepaste wijze heeft betast. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze consistent en gedetailleerd waren. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer ongeloofwaardig waren, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om deze verklaringen te betwijfelen. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde handelingen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003282-18
Parketnummer: 09-837028-17
Datum uitspraak: 25 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 mei 2016, althans in of omstreeks de periode van 7 mei 2016 tot en met 11 mei 2016 te
[plaats], met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het wrijven op en/of over de kleding ter hoogte van de buik en/of het kruis van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van één of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer],
zulks terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 mei 2016, althans in of omstreeks de periode van 7 mei 2016 tot en met 11 mei 2016 te
[plaats], met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het wrijven op en/of over de kleding ter hoogte van de buik en/of het kruis van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn hand in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van één of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer],
zulks terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer
Ter terechtzitting is door en namens de verdachte aangevoerd dat de verklaringen van de slachtoffer (hierna: [slachtoffer]) tegenstrijdigheden, ongeloofwaardigheden en onjuistheden bevatten en dat deze derhalve niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Hieraan heeft de raadsman de conclusie verbonden dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman verschillende onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer] belicht en weersproken. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat het gewone gedrag van [slachtoffer] na het vermeende misbruik afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] consequent heeft verklaard en dat er geen reden is om haar verklaringen onbetrouwbaar te achten.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen komt betekenis toe aan de consistentie, nauwkeurigheid en volledigheid van die verklaringen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [slachtoffer] gedetailleerd en consistent heeft verklaard ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen van de verdachte. [slachtoffer] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerd verklaard over de handelingen die op de bank hebben plaatsgevonden, namelijk dat de verdachte haar buik, benen en geslachtsdeel heeft betast en vervolgens in haar vagina ging, waarbij zij zijn nagels voelde. Dat [slachtoffer] - ruim anderhalf jaar na het verhoor bij de politie – bij de rechter-commissaris een verklaring heeft afgelegd die op onderdelen afwijkt van haar eerste verklaring, betekent niet dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en aldus moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts is het hof – anders dan de raadsman – van oordeel dat [slachtoffer] gedrag na de aan de verdachte tenlastegelegde handelingen geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. [slachtoffer] heeft weliswaar niet aan haar moeder of aan anderen laten blijken dat er tijdens de logeerpartij bij de verdachte iets was gebeurd, maar zij heeft hierover verklaard dat ze dacht dat de verdachte het er niet meer over zou hebben als zij dat ook niet zou doen. Zij wilde het vergeten. De zaak is aan het licht gekomen toen de verdachte [slachtoffer] drie maanden later een whatsappbericht stuurde over de bewuste avond, waarin hij haar vroeg naar het ‘soort van kietelen’ en of zij het gesprek van whatsapp wilde verwijderen, zodat haar moeder het niet zou kunnen lezen. Het hof acht het voorstelbaar dat [slachtoffer] hier zo van schrok, dat zij de berichten doorstuurde aan haar moeder, waardoor deze er achter zou komen wat er was gebeurd.
Het hof acht de verklaring van [slachtoffer], waarin zij aangeeft het hele voorval te willen vergeten geloofwaardig. Ook hierover heeft [slachtoffer] in de kern consistente verklaringen afgelegd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer] destijds 10 jaar oud was en dat niet van haar kon worden verwacht volwassen en verstandige beslissingen te nemen over hoe te handelen nadat de aan de verdachte tenlastegelegde gedragingen hadden plaatsgevonden.
Het hof volgt het standpunt van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer] zijn ingegeven of gevormd door haar moeder, die dwingende vragen aan haar zou hebben gesteld, niet. [slachtoffer] is steeds in een kindvriendelijke setting gehoord, waarbij open vragen zijn gesteld. Uit de verhoren blijkt ook niet dat [slachtoffer] zich gedwongen kon hebben gevoeld om in strijd met de waarheid te verklaren. In het dossier zijn ook overigens geen aanwijzingen te vinden die erop duiden dat de verklaringen van [slachtoffer] haar, door haar moeder of op andere wijze, in de mond zijn gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij
op of omstreeks 10 mei 2016, althansin
of omstreeksde periode van 7 mei 2016 tot en met 11 mei 2016 te
[plaats], met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het wrijven
op en/ofover de kleding ter hoogte van de buik en
/ofhet kruis van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen van zijn hand in de broek en
/ofonderbroek van die [slachtoffer] en
/of
- het wrijven over de vagina en
/ofschaamstreek van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen/duwen van één of meer vinger(s) tussen de schaamlippen en
/ofin de vagina van die [slachtoffer],
zulks terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen – opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting is door en namens de verdachte bepleit dat hij integraal moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit, nu in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is te vinden.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
[slachtoffer] heeft op 18 oktober 2016 haar eerste verklaring afgelegd tegenover de politie. Zij heeft daar verklaard dat zij logeerde bij de verdachte, die de vader van haar halfzus is. Op enig moment heeft de verdachte voor [slachtoffer] een film opgezet en is hij op de bank gaan slapen. [slachtoffer] zat op de andere bank, maar omdat daarop te veel kussens lagen, zei de verdachte toen hij wakker werd ‘kom maar hier’. De verdachte lag op zijn zij. Op verzoek van de verdachte is [slachtoffer] naast hem gaan liggen om verder naar de film te kijken. Toen begon de verdachte met zijn hand over [slachtoffer] buik aaien, hij ging steeds iets lager. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de hand van de verdachte wegduwde, maar dat hij toch in haar broek en onderbroek ging. Eerst was hij aan het aaien bij haar geslachtsdeel en aan de binnenkant van haar heup, daarna duwde hij keihard met zijn vingers in haar geslachtsdeel. [slachtoffer] heeft verklaard dat het pijn deed omdat hij scherpe nagels had. Zijn handpalm was op de plek waar ze pijn had en hij ging met twee vingers in haar geslachtsdeel. Ze wilde steeds weggaan, maar dan trok de verdachte haar terug en deed hij het weer. Hij drukte met zijn hele lijf tegen haar aan. Elke keer dat [slachtoffer] wegging, pakte de verdachte haar hand, drukte hij haar terug en ging hij weer door.
Ongeveer drie maanden na het tenlastegelegde feit is de verdachte met [slachtoffer] een privéchat op whatsapp begonnen.
De verdachte is in het whatsappgesprek zelf over ‘toen ik je ging kietelen’ begonnen. [slachtoffer] vroeg vervolgens wanneer de verdachte haar dan had gekieteld. Hierop heeft de verdachte geantwoord: “een soort van kietelen”. Het gesprek is daarna over iets anders gegaan, maar later heeft de verdachte tegen [slachtoffer] gezegd “Wis je app straks wel ok”. Hoewel [slachtoffer] liet weten dat haar moeder haar telefoon niet gebruikt, hield de verdachte vol: “Ok. Maar doe toch maar liever. Anders wordt er misschien teveel gekieteld”. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze van deze berichten zo in paniek raakte dat ze de screenshots van dit gesprek naar haar moeder heeft gestuurd.
Ook tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 2 juli 2018 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij bij de verdachte op de bank ging liggen, dat hij zijn hand op haar buik legde en dat hij steeds lager ging. De verdachte heeft daarna zijn hand op haar toenie (het hof begrijpt: vagina) gelegd en vervolgens zijn vinger in haar toenie gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij de verdachte nooit heeft gekieteld en dat hij haar ook niet heeft gekieteld. De verdachte noemde het op whatsapp ‘kietelen’, maar omdat zij nooit gekieteld is door de verdachte, dacht [slachtoffer] dat de verdachte doelde op zijn vinger die in haar toenie zat.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer] een aantal dagen bij hem heeft gelogeerd in de periode tussen 7 mei en 11 mei 2016. Toen zij op de bank lagen, voelde de verdachte een bepaalde seksuele lading tussen hem en [slachtoffer]. De verdachte heeft verklaard dat hij die situatie op de bank zodanig heeft geïnterpreteerd dat hij dacht dat [slachtoffer] hem wilde zoenen, toen zij met haar hoofd richting zijn hoofd ging. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij zijn hoofd heeft weggedraaid en dat hij daarna naar de keuken is gelopen om afstand te nemen van de situatie. Ongeveer drie maanden na dit incident, op 12 augustus 2016, heeft de verdachte [slachtoffer] hierop willen aanspreken. Hiertoe is de verdachte een whatsappgesprek begonnen en heeft hij gevraagd of [slachtoffer] het kietelen niet erg vond en of ze de berichten hierover wilde verwijderen.
Het hof leidt uit deze ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte af dat de bepaalde seksuele lading die de verdachte heeft gevoeld, althans meende aanwezig te zijn bij [slachtoffer], kennelijk zo hevig was dat de verdachte zich na drie maanden nog genoodzaakt voelde hierop terug te komen in een whatsappgesprek, dat op zijn verzoek gewist moest worden.
Uit de verklaringen van [slachtoffer], de verklaring van de verdachte en de inhoud van het whatsappgesprek leidt het hof af dat er de bewuste avond meer is gebeurd tussen [slachtoffer] en de verdachte dan gewoon kietelen, zoals de verdachte heeft verklaard. Het hof acht de verklaring van de verdachte over hetgeen die bewuste avond heeft plaatsgevonden niet geloofwaardig.
Op grond van het bovenstaande is voor het hof komen vast te staan dat die avond de bewuste tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de bewezenverklaarde gedragingen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de destijds tienjarige dochter van zijn ex-partner door onder meer met zijn vingers in haar vagina te gaan. Dit terwijl het jonge meisje ook nog aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft zodoende mede gelet op zijn, uit het enorme leeftijdsverschil en de rol als vader van de stiefzus van het meisje voortvloeiende, overwicht, op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. De verdachte heeft haar fysieke en psychische welzijn ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van (jonge) kinderen.
In eerste aanleg is aan de verdachte opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Op 24 oktober 2017 is een opdracht tot het opmaken van een reclasseringsadvies retour gezonden, omdat de verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan enige vorm van reclasseringstoezicht.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte naast een onvoorwaardelijk strafdeel ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, teneinde hem ervan te weerhouden nogmaals een (dergelijk) strafbaar feit te plegen. Het hof ziet die aanleiding onder andere in het feit dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een reclasseringsrapportage, waardoor het hof geen goed beeld heeft kunnen krijgen van de persoon van de verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn geen omstandigheden gebleken die het hof aanleiding geven af te zien van de door de advocaat-generaal geëiste straf.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Het vonnis van de rechtbank dateert immers van 31 juli 2018 en dit arrest is – ruim tweeënhalf jaar later - op 25 februari 2021 gewezen. Nu die overschrijding onder andere het gevolg is van een door de verdediging ingediende onderzoekswens, namelijk het horen van getuige [getuige], volstaat het hof met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 februari 2021.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 22-000040-20 tegen de verdachte, genaamd:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedatum]
Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
BEWIJSMIDDELEN
1.
Het proces-verbaal van bevindingend.d. 18 oktober 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016224757-6, inhoudende het verhoor met [slachtoffer] (pagina’s 48 tot en met 66 van het proces-verbaal met dossiernummer 2016224757) – zakelijk weergegeven -:
Ik ben 10 jaar. Ik was bij [naam] omdat mijn moeder op vakantie ging en hij op mij ging passen. Hij was eerst gaan slapen en toen werd hij wakker en toen zag hij dat ik op die andere bank zat en toen zei hij dat ik bij hem moest zitten. Toen ging die niet meer slapen, ging die alleen maar zijn ogen dicht doen. Hij ging gewoon liggen en toen wou hij dat ik naast hem ging liggen. Toen ging ik bij hem liggen en de film kijken. Hij ging elke keer met zijn hand eerst over mijn buik aaien en toen ging hij elke keer iets lager. Toen duwde ik zijn hand weg en toen ging die in mijn broek en in mijn onderbroek. Eerst ging hij aaien over mijn geslachtsdeel en de binnenkant van mijn heup en dan gaat hij elke keer keihard met die vinger in mijn geslachtsdeel. Dat deed pijn onder mijn buik, omdat hij scherpe nagels had en erin ging. Zijn handpalm was waar ik pijn had. Hij ging elke keer mijn geslachtsdeel in en dan ging hij er keihard in duwen, met zijn nagels. Hij ging met twee vingers in mijn geslachtsdeel en die andere twee vingers waren op mijn benen. Elke keer als ik wegging duwde hij me terug en deed hij het weer. Hij ging elke keer met zijn hele lijf tegen mij aandrukken.
(…)
Ik vertelde het tegen mama toen hij allemaal berichtjes begon te sturen en toen had ik het gelijk aan mama gestuurd. Hij zei, wist je nog toen ik je ging kietelen. Toen deed ik alsof ik van niets wist. En toen zei ik ‘nee’ en toen vroeg hij het weer en toen zei ik de hele tijd ‘nee’. Ik werd bang omdat hij dat elke keer zei en dat hij elke keer door zou vragen en dat ik dan elke keer ‘nee’ moest zeggen, dat ik van niets wist. Hij zei “Verwijder die berichten maar. Je moeder zal er wel iets raars bij denken”. Ik had het niet eerder aan mijn moeder verteld, omdat ik dacht dat als ik het er niet meer over heb en hij ook niet, dat het dan is alsof het nooit gebeurd is. Ik wilde het er niet over hebben.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]d.d. 2 juli 2018 bij de rechter-commissaris, inhoudende het verhoor met [slachtoffer] – zakelijk weergegeven –:
Ik heb screenshots naar mijn moeder gestuurd. Via whatsapp ging [verdachte] vragen hoe ik het vond toen hij dat had gedaan. Hij zei “weet je nog toen ik je ging kietelen”. Ik zei “wanneer heb je gekieteld”. Ik deed alsof ik van niets wist en toen zei hij “dan droomde ik het”. Toen raakte ik een beetje in paniek en toen had ik het zonder enig idee naar mijn moeder gestuurd. Zij ging toen vragen stellen en toen moest ik het wel zeggen. Ik heb het niet gelijk aan mijn moeder verteld, omdat ik het stom vond wat hij had gedaan, ik wilde het gewoon vergeten. Ik raakte in paniek omdat ik het al een soort van vergeten was, maar toen hij opeens appte, herinnerde ik het me weer. Toen ik bij hem op de bank lag, ging hij eerst over mijn buik wrijven en toen ging hij steeds lager. Ik heb hem niet gekieteld. Ik ging me steeds omdraaien dat hij zijn hand weg ging halen. Ik weet niet of [verdachte] tegen kietelen kan. Hij had zijn vinger in mijn toenie gedaan en dat noemde hij kietelen op de app. Ik denk dat hij dat bedoelt met kietelen, omdat hij op de app zei “je vond het niet erg toch?” Na de speeltuin bij de tv had hij niet gekieteld, alleen dat. Ik kan niet tegen kietelen. [verdachte] heeft me nooit gekieteld en ik heb niet gevraagd of hij mij wilde kietelen. Toen zijn hand steeds lager ging, draaide ik me steeds om, want ik dacht dat hij zijn hand dan ging weghalen. Hij ging gewoon door. Hij zat in mijn onderbroek. Hij ging met zijn hele hand in mijn onderbroek zitten, bij mijn toenie. Hij wreef op mijn toenie en toen ging hij met zijn vinger in mijn toenie. Toen ging hij eruit en toen had hij zijn hand weer op mijn buik en toen weer erin. Dat deed pijn.
3.
Het proces-verbaal uitlezen mobiel toesteld.d.
7 december 2016 van de politie Eenheid Den Haag, Team Digitale Expertise, inhoudende een whatsappgesprek tussen de verdachte en het slachtoffer d.d. 12 augustus 2016 (pagina’s 71 tot en met 107 van het proces-verbaal met dossiernummer 2016224757) – zakelijk weergegeven -:
S = verdachte
T = slachtoffer
13.47
S: En jou kietelen hihi
13.47
T: Huh waneer ging jij mij kietelen
13.48
T: ?
13.48
S: Soort van kietelen
13.48
T: Waneer
13.49
T: Zeg dan wanneer
13.51
S: Ben je gewoon thuis
13.59
S: Wis je app straks wel ok
13.59
T: Hz
14
S: Je moeder gebruikt je telefoon toch ook
14
T: Nee
14.01
S: Ok. Maar doe toch maar liever. Anders wordt er misschien teveel gekieteld
14.01
T: Wat bedoel je nou je bent gekieteld toen ik bij je sliep
14.02
S: Ja
14.02
T: Wat bedoel je nou!?
14.03
S: Ja als jij het niet weet dan weet ik het ook niet hoor
14.03
T: Howww
14.04
S: Toen we bij elkaar lagen op de bank. Tv aan
14.05
T: Ging jij mij toch kietelen?
14.05
S: Ja toch
14.05
T: Oh ok
14.06
S: Vond je toch niet erg
14.07
T: Maak jij een grapje?
14.08
T: Jij ging mij niet eens kietelen
14.08
T: N
14.09
S: Dan droomde ik
14.09
T: Ja waarschijnlijk wel
14.1
S: Ok maar wis die app ja schat
4.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2021 verklaard – zakelijk weergegeven -:
Ik woon in Den Haag. [slachtoffer] heeft bij mij gelogeerd. Ze is op 8 mei 2016 afgezet. Ze heeft drie nachten bij mij geslapen. Toen ze naast mij op de bank lag zocht zij op een ongepaste manier toenadering. Zij deed een zoenpoging naar mij. Ik kan me voorstellen dat het kietelen bij haar lustgevoelens heeft opgewekt.