ECLI:NL:GHDHA:2021:298

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
2200139319
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens deelname aan terroristische organisaties in Syrië

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor deelname aan terroristische organisaties in Syrië. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, was eerder door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de tenlastelegging heeft onderzocht. De verdachte had deelgenomen aan de terroristische organisaties Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, die betrokken zijn bij de gewapende strijd in Syrië. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 juli 2013 tot en met 3 januari 2018 heeft aangesloten bij deze organisaties en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende terroristische misdrijven, waaronder moord en doodslag met een terroristisch oogmerk. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest, toegewezen, maar heeft de straf uiteindelijk verminderd tot vijf jaar en vier maanden vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001393-19
Parketnummer: 10-960089-16
Datum uitspraak: 26 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 juli 2013 tot en met 03 januari 2018,in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) of Al Qaida (verder AQ) of Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham (beiden voorheen Jabhat al Nusra, JaN) of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa, althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 288a en/of289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
en/of
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 juli 2013 tot en met 03 januari 2018,in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) of Al Qaida (verder AQ) of Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham (beiden voorheen Jabhat al Nusra, JaN) of Ahrar al-Sahm en/of Jund al-Aqsa, althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over en/of voorbereidingen getroffen voor (door onder meer het aanschaffen en/of gebruik van (vlieg)tickets en/of vervoermiddelen ten behoeve van) het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar door de terroristische organisatie IS(IS/IL)of Al Qaida of Jabhat al Nusra of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa, gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) of Al Qaida of Jabhat al Nusra of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa strijder(s), althans perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, althans een of meer perso(o)n(en) die (eveneens) deelnam(en) aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. met één of meer mededader(s) (in Syrië) deelgenomen aan ideologische en/of gevechtstrainingen en/of trainingskampen en/of opleidingen bij (een) Jihadistische strijdgroep(en) (zoals Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s), althans aan (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
F. in Syrië deelgenomen aan en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL) en/of Al Qaida en/of Jabhat al Nusra of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa, althans aan IS en/of aan Al Qaida en/of Jabhat al Nusra gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
G. in Syrië (vuur)wapens en/of explosieven en/of camouflagekleding en/of nacht(zicht)kijkers, althans voorwerpen en/of materiaal geschikt voor (training ten behoeve van) oorlogsvoering en/of de gewapende Jihadstrijd gebruikt en/of voorhanden gehad en/of getrachte deze voorwerpen of materiaal hiertoe aan te schaffen
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk,
welke gedragingen en/of voorwerp(en) en/of informatie al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van dat/die misdrijf/misdrijven.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdedigingTer terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte bepleit om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, één en ander zoals uiteengezet in de pleitnota onder de nrs. 33 e.v.
De verdediging heeft naar de kern genomen aangevoerd dat het Openbaar Ministerie selectief vervolgt. Waarom de verdachte wel en anderen niet? Het Openbaar Ministerie heeft een andere opvatting dan het Ministerie van Buitenlandse Zaken over het karakter van Ahrar al-Sham. De Nederlandse regering geeft zelf aan dat Ahrar al-Sham – volgens de raadsman vanaf 2017 onderdeel van het door Nederland ondersteunde Jabhat al-Shamiya - niet op een terrorismelijst staat en als gematigd moet worden beschouwd.
Uit WOB-documenten blijkt dat Ahrar al-Sham indirect heeft geprofiteerd van door de Nederlandse regering gegeven hulp.
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
Beoordeling door het hof
Uit de verklaringen van de verdachte bij de politie blijkt dat hij zich in 2013 bij Ahrar al-Sham heeft aangesloten en dat hij in 2014/2015 is overgestapt naar de strijdgroep Jund al-Aqsa. Hem is tenlastegelegd - kort gezegd en voorzover hier van belang - dat hij zich in de periode van 1 juli 2013 tot en met 3 januari 2018 heeft aangesloten bij Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa.
Voorzover juist zou zijn – het hof laat dat in het midden – dat Ahrar al-Sham vanaf 2017 onderdeel uitmaakte van Jabhat al-Shamiya en dat deze laatste strijdgroep toen steun van de Nederlandse overheid ontving, kan daaruit niet worden afgeleid dat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) zijn gedaan, waardoor bij de verdachte ten aanzien van zijn verblijf bij Ahrar al-Sham in 2013/2014 het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij daarvoor niet zou worden vervolgd.
Het hof toetst in het hierna volgende aan de wet of de organisatie(s) waarbij de verdachte zich al dan niet heeft aangesloten terroristische organisaties zijn.
Het hof verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meerdere tijdstippenin de periode van
1 juli 2013 tot en met
31 december 201503 januari 2018,in één of meer plaats(en)in Syrië
en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan
deeen (terroristische
)organisatie
szoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) of Al Qaida (verder AQ) of Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham (beiden voorheen Jabhat al Nusra, JaN) ofAhrar al-Sham en
/ofJund al-Aqsa,
althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat,welke organisatie
stot oogmerk
had en/ofhe
eftbbenhet plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 288a en/of289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
en
/of
hij
op
één of meerderetijdstippen in de periode van
1 juli 2013 tot en met
31 december 201503 januari 2018,in één of meer plaats(en)in Syrië
en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de
/het (meermalen)te plegen misdrij
(f)(ven
):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid
,enmiddelen
en/of inlichtingentot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en
/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan
zhij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft
/hebbenhij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) of Al Qaida (verder AQ) of Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham (beiden voorheen Jabhat al Nusra, JaN) of Ahrar al-Sahm en/of Jund al-Aqsa, althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over en/of voorbereidingen getroffen voor (door onder meer het aanschaffen en/of gebruik van (vlieg)tickets en/of vervoermiddelen ten behoeve van) het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar door de terroristische organisatie IS(IS/IL)of Al Qaida of Jabhat al Nusra of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa, gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij
één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) of Al Qaida of Jabhat al Nusra ofAhrar al-Sham en
/ofJund al-Aqsa strijder
(s
), althans perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, althans een of meer perso(o)n(en) die (eveneens) deelnam(en) aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaaten
/of
E.
met één of meer mededader(s) (in Syrië
)deelgenomen aan ideologische en/of gevechtstrainingen en/of trainingskampen en/of opleidingen bij
(een
)Jihadistische strijdgroep
(en)(zoals Ahrar al-Sham
en/of Jund al-Aqsa) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s), althans aan (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaaten
/of
F. in Syrië deelgenomen aan en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL) en/of Al Qaida en/of Jabhat al Nusra of Ahrar al-Sham en/of Jund al-Aqsa, althans aan IS en/of aan Al Qaida en/of Jabhat al Nusra gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
G. in Syrië (vuur)wapens en/of explosieven en/of camouflagekleding
en/of nacht(zicht)kijkers, althans voorwerpen en/of materiaalgeschikt voor
(training ten behoeve van) oorlogsvoering en/ofde gewapende Jihadstrijd
gebruikt en/ofvoorhanden gehad en/of getrachte deze voorwerpen of materiaal hiertoe aan te schaffen
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk
,
welke gedragingen en/of voorwerp(en) en/of informatie al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van dat/die misdrijf/misdrijven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere (bewijs)overwegingen
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman namens de verdachte aangevoerd dat Ahrar al-Sham niet kan worden aangemerkt als een terroristische organisatie. Voorts kan niet worden bewezen dat Jund al-Aqsa in de periode tot medio 2015 dan wel tot 31 januari 2016 een terroristische organisatie was.
Ahrar al-Sham
Zo heeft het Openbaar Ministerie in een persbericht van 10 oktober 2014 bericht dat deelname aan de gewapende strijd in Syrië tegen IS (en impliciet tegen Assad) niet strafbaar is. Echter, vooral de Nederlandse overheid heeft een actieve rol gespeeld. Op 11 november 2012 wordt de Syrische Nationale Coalitie opgericht. Ahrar al-Sham neemt deel aan deze gesprekken en onderhoudt banden met deze coalitie. Nederland ondertekent vervolgens ook een resolutie van 15 mei 2013 waarbij de
National Coalitionwordt verwelkomd als legitieme vertegenwoordigers van de Syrische bevolking. Dit laatste ziet op de tenlastegelegde periode, aldus de raadsman.
Daarbij komt dat Ahrar al-Sham - net als andere groepen - de ‘Riyadh-verklaring’ heeft ondertekend en daarmee als gematigd wordt gezien door de Nederlandse regering. Deze groeperingen worden gelegitimeerd, gezien de levering van goederen.
De verdachte was dus niet aangesloten bij een terroristische groepering.
Jund al-Aqsa
De verdachte verblijft in ieder geval sinds 9 oktober 2014 bij Jund al-Aqsa, alwaar hij een aantal maanden heeft verbleven, maar niet langer dan tot 31 januari 2016. De groep viel toen uiteen en bestond niet meer. In de periode dat de verdachte bij Jund al-Aqsa zat was deze organisatie geen terroristische organisatie, onder meer omdat er weinig bekend is over deze organisatie en gelet op hetgeen de raadsman ingaande op specifieke omstandigheden overeenkomstig zijn pleitnota onder de punten 119 tot en met 136 heeft aangevoerd.
Rapport van deskundige Jolen
Voorts heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota onder de punten 60 tot en met 117 uiteengezet waarom de punten van de rechtbank en de conclusies van de deskundige Jolen achterhaald zijn gelet op de bevindingen van de deskundigen Verhelle en Leenders. Hij meent dat het rapport van de deskundige Jolen niet voldoende objectief dan wel zorgvuldig is om te betrekken in de beoordeling van de zaak.
Beoordeling door het hof
Juridisch kader
Onder terroristisch oogmerk wordt in artikel 83a van het Wetboek van Strafecht verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Oogmerk Ahrar al-Sham
Het oogmerk van Ahrar al-Sham kan onder meer worden afgeleid uit de uitlatingen van haar leider en uit de misdrijven die in het kader van deze organisatie reeds zijn gepleegd.
Ideologie en doelstellingZo heeft Ahrar al-Sham leider Hassan Abboud op 9 juni 2013 in een interview bij Al-Jazeera verklaard dat Ahrar al-Sham een radicaal-islamitische beweging is die nastreefde bij te dragen en vorm te geven aan een Syrische nationale opstand of revolutie tegen het autoritaire en repressieve bewind van Bashar al-Assad, met het oogmerk de creatie van een ‘islamitische staat’ gebaseerd op de islamitische wet, de shari’a. [1] Abboud streeft een soennitische versie van Iran na. Een theocratische republiek die onder toezicht staat van religieuze geleerden. De politiek bestaat erin om geen wetten te maken maar de shari’a-wetten toepassing te laten vinden. [2]
Ahrar al-Sham richtte in de door haar gecontroleerde gebieden vanaf 2013 rechtsprekende en bestuurlijke structuren op, met de shari’a als leidraad. [3] Ahrar al-Sham neemt het toepassingsgebied van de shari’a veel breder dan de Syrische Arabische Republiek, die de shari’a toepast op wat hier als familierecht wordt beschouwd. [4]
Ahrar al-Sham volgde aanvankelijk het sektarische wereldbeeld en de agenda van sektarische haat jegens Sjiieten en Alawieten. In het hiervoor vermelde interview bij Al-Jazeera riep Hassan Abboud op tot het gebruik van geweld tegen de Alawitische of sjiitische bevolkingsgroepen. [5] Na de zomer van 2013 werd het sektarisch discours afgezwakt, zonder afstand te nemen van haar eerdere expliciet sektarisch geweld of dat van haar bondgenoten waaronder Jabhat al Nusra [6] , met wie Ahrar al-Sham tot 2017 intensief militair bleef samenwerken. [7]
Gepleegde misdrijven
In augustus 2013 hebben Ahrar al-Sham, Jabhat al Nusra en ISIS deelgenomen aan een offensief in de Syrische provincie Latakia. Deze provincie wordt beschouwd als het hart van het regime, omdat de familie Assad oorspronkelijk uit een dorp in de regio komt en 80 procent van de bevolking uit Alawieten bestaat. Hierbij heeft een slachting onder burgers – waaronder kinderen, vrouwen en bejaarden -plaatsgevonden. Na hun executie werden zij in massagraven gegooid. Voor dit sektarisch bloedbad kan Ahrar al-Sham medeverantwoordelijk worden gehouden. [8] Daarbij kan Ahrar al-Sham verantwoordelijk worden gehouden voor het in gijzeling nemen van burgers. [9] Ook nadien heeft Ahrar al-Sham zich aan gijzeling van burgers schuldig gemaakt. De onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie voor de Syrische Arabische Republiek (verder: VN-onderzoekscommissie) heeft gerapporteerd dat Ahrar al-Sham bewust vrouwen en kinderen uitkiest om te gijzelen en te ruilen tegen door de vijand genomen gevangenen. [10]
Ten slotte is Ahrar al-Sham (onder de koepel van het Islamitisch Front) betrokken geweest bij de belegering van steden en dorpen vanaf 2012 tot en met 2016. Doel hiervan was onder meer het uitoefenen van druk op de inwoners van een stad. [11] Hierbij werd burgers medische en humanitaire hulp ontzegd. [12]
Oogmerk Jund al-Aqsa
Het oogmerk van Jund al-Aqsa kan onder meer worden afgeleid uit de ideologie en het doel dat deze organisatie voor ogen stond en de misdrijven die in het kader van deze organisatie reeds zijn gepleegd.
Ideologie en doelstelling
Jund al-Aqsa was een kleine salafistisch-jihadistische groep die het regime van Bashar al-Assad omver wilde werpen, de oprichting van een islamitische staat voorstond en zich uitsprak voor een strikte, onmiddellijke en onvoorwaardelijke invoering van de shari’a door middel van Jihad en daarbuiten. De ideologie van de groep komt op deze vlakken in grote mate overeen met die van de Islamitische Staat. [13] Jund al-Aqsa had voorts ook een sektarische strijd tot doel. [14]
De grondlegger van Jund al-Aqsa was Abd al-Aziz al-Qatari, een Palestijns-Jordaanse jihad-veteraan, die werd gezien als een metgezel van Al Qa’ida leiders Usama bin Laden en Ayman al-Zawahiri. Jund al-Aqsa wordt door haar extremistische oriëntatie gezien als een groep gecreëerd door en nauw verbonden aan Jabhat al-Nusra en Al Qa’ida. Het ziet zichzelf ook onder het commando van Al Qa’ida. [15]
Gepleegde misdrijven
De zeer sterk ideologisch-gemotiveerde leden van Jund al-Aqsa hadden de reputatie van roekeloze strijders die aan het front niet terug deinsden voor het nemen van grote risico’s en bereid waren om zichzelf op te offeren in zelfmoordaanslagen. Verschillende leden van Jund al-Aqsa spraken hun steun uit voor de ideologie van het ‘kalifaat’ van de Islamitische Staat [16] . Jund al-Aqsa heeft herhaaldelijk zelfmoordaanslagen uitgevoerd. De meest bekende zelfmoordaanslagen door Jund al-Aqsa waren in maart 2015. In verschillende video’s verheerlijkt Jund al-Aqsa de zelfmoordaanslagen van hun broerders. [17]
Jund al-Aqsa was tenminste tot oktober 2015 bij de belegering van Fu’ah en Kefraya betrokken. [18] Amnesty International bevestigde deze betrokkenheid en dat deze plaatsen op deze wijze werden verstookt van humanitaire hulpgoederen. IICISAR meldde ook dat de belegering tot grote tekorten leidde van voedsel, brandstof en medicijnen. [19] In december 2013 namen rebellengroepen deel aan een aanval op Ma’an, een dorp met voornamelijk Alawitische inwoners. De rebellen wilden hiermee de aanvoerlijnen afsnijden waarmee regimetroepen in Idlib werden bevoorraad. Op 9 februari 2014 kregen de rebellen Ma’an in handen waarbij meerdere regime soldaten werden gedood, maar ook tenminste 20 burgers. Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa namen deel aan deze operatie in februari 2014. [20] In december 2014 werden een man en twee vrouwen volgens de shari’a straf gestenigd ten gevolge van een aanklacht over hun overspel. Deze straf werd op hen toegepast door de shari’a rechtbank in handen van Nusra en de straf zou zijn uitgevoerd door leden van Jund al-Aqsa. Dit wordt bevestigd door een rapport van de VN-onderzoekscommissie. [21]
Jund al-Aqsa staat sinds januari 2015 als ‘terroristische organisatie’ op de sanctielijst ‘List of Proscribed Terrorist Organisations’ van de
Home Office van het Verenigd Koninkrijk. [22]
Bij Jund al-Aqsa was geen sprake van een ideologische evolutie. Zij bleef een extreem salafistisch-jihadistische beweging – voor wat betreft zowel haar ideologie als haar daden – en bleef in deze zin sterk gelijkend op Jabhat al-Nusra en de Islamitische Staat. Deze laatste organisaties zijn beide internationaal geclassificeerd als terroristische organisaties. Hierdoor waren er geen politieke meningsverschillen over de classificering van Jund al-Aqsa in de Veiligheidsraad (of daarbuiten) en werd de groep op de VN-lijst gezet. [23]
Conclusie oogmerk
Naar het oordeel van het hof hebben Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa op grond van deze vaststellingen een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht. Deze organisaties hadden tot doel het regime van Bashar al-Assad omver te werpen en een ‘islamitische staat’ te stichten. Ter verwezenlijking daarvan hebben beide organisatie meerdere van de in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht genoemde en in de tenlastelegging nader omschreven terroristische misdrijven zoals moord en doodslag gepleegd.
Rapport van deskundige Jolen
Het hof heeft acht geslagen op de rapportage van dr. J. Jolen van 5 oktober 2018. Het hof heeft daarnaast kennis genomen van de in zijn opdracht uitgebrachte rapportages van dr. R. Leenders van 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), 19 januari 2021 en 27 januari 2021 en van de twee rapportages van I. Verhelle van december 2020. [24]
Met betrekking tot het verweer dat het rapport van de deskundige Jolen uitgesloten dient te worden voor het bewijs overweegt het hof dat de deskundigen in de door hen in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten een interpretatie van openbare bronnen weergeven. Een verschil in interpretatie maakt een rapport van een van de deskundige, in casu Jolen, nog niet onbetrouwbaar waardoor deze van het bewijs zou moeten worden uitgesloten.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Opzet op deelname aan Jund al-Aqsa
De raadsman heeft voorts betwist dat de verdachte opzet heeft gehad om deel te nemen aan Jund al-Aqsa aangezien hij daartoe gedwongen is.
Het hof stelt vast dat de verdachte na ongeveer een jaar bij Ahrar al-Sham te hebben verbleven, is overgestapt naar Jund al-Aqsa. Hij heeft dit ter terechtzitting aldus verklaard. De reden om weg te gaan bij Ahrar al-Sham was dat hij wilde uitzoeken wat hij wilde. Hij kwam samen met de leider van Ahrar al-Sham in een broodjeszaak een Nederlander ([kunya 1]) tegen die bij Jund al-Aqsa zat. Zij raakten aan de praat en hij nodigde de verdachte uit om een keer bij hen op bezoek te gaan. Dat heeft de verdachte gedaan. Hij is anderhalf tot twee jaar bij Jund al-Aqsa gebleven.
Met die verklaring van de verdachte zijn niet te rijmen zijn verklaringen bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep dat hij gedwongen is zich bij Jund al-Aqsa aan te sluiten. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte die zich in gezelschap van de leider van Ahrar al-Sham bevond, zich in een broodjeszaak gedwongen voelde over te stappen naar Jund al-Aqsa omdat [kunya 1] zei dat Ahrar al-Sham “onze vijand is”. [25]
Verder heeft de verdachte verklaard dat hij bij Jund al-Aqsa gewapend op Ribaat (gebiedsverdediging) is geweest en heeft hij tijdens missies munitie vervoerd. Ook heeft hij gewonden opgehaald. De verdachte heeft tevens salaris ontvangen.
Deze gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm, in onderling verband en samenhang gezien, worden aangemerkt als zozeer gericht op het deelnemen aan Jund al-Aqsa, het daarin een aandeel hebben en het verwezenlijken van het oogmerk van die organisatie, dat het niet anders kan zijn dan dat zijn opzet daarop ook gericht is geweest.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven

en

met het oogmerk om opzettelijk brand te stichten en/of ontploffingen teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolgen heeft en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van het misdrijf verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feitenDe verdachte is in juli 2013 uitgereisd naar Syrië en heeft zich daar als strijder aangesloten bij Ahrar al-Sham en later bij Jund al-Aqsa, jihadistische organisaties die tot oogmerk hebben het plegen van terroristische misdrijven, voor een periode van ongeveer 2,5 jaar. Met diezelfde gedragingen heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het plegen van onder meer moord en doodslag met een terroristisch oogmerk.
Jihadistische groeperingen als Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa hebben zich structureel schuldig gemaakt aan bloedig, angstaanjagend geweld en grove mensenrechtenschendingen. Zij hebben talloze doden op hun geweten, zijn mede verantwoordelijk voor de verschrikkelijke vernielingen van huizen, landbouw en infrastructuur. Hun terreurdaden hebben een ontwrichtende werking op de samenleving gehad, hebben de sektarische strijd aangewakkerd en hebben bijgedragen aan ondraaglijk lijden en angst van velen. Geterroriseerde inwoners zijn vanwege dit hiervoor beschreven geweld op de vlucht geslagen en hebben alles achter moeten laten.
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven dient daarom op krachtige wijze te worden tegengegaan. Vergelding en algemene preventie moeten bij de keuze van strafsoort en duur van de op te leggen straf voorop staan. Naar het oordeel van het hof kan daarom slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Vergelijkbare zaken en de eis van het Openbaar Ministerie
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de hoogte van straffen in zaken die vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Als uitgangspunt voor deelneming aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen, ongeacht de bewezenverklaarde periode, geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Nu de advocaat-generaal een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van het voorarrest, heeft gevorderd acht het hof het in deze zaak niet opportuun om hier van af te wijken. Temeer nu niet bekend is of de verdachte betrokken is geweest bij een strafverzwarende omstandigheid als het daadwerkelijk doden van personen tijdens zijn deelname aan de gewapende strijd.
Uittreksel Justitiële Documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
29 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het geruime tijd geleden (in september 2013 voor het laatst), onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet eerder voor soortgelijke feiten.
Recidive risico
Tot slot heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 4 februari 2021 en op het Reclasseringsadvies van 25 februari 2019. Hieruit blijkt dat het risico op recidive door OXREC als laag wordt ingeschat. Ook is naar het professionele oordeel van de reclassering bij de verdachte in matige mate sprake van een ideologie waarin het gebruik van extremistisch geweld wordt gerechtvaardigd. Er zijn echter – op basis van de beschikbare informatie – geen aanwijzingen dat de verdachte daadwerkelijk tot het gebruik van extremistisch geweld zal overgaan of daartoe zal aanzetten.
Daarnaast neemt hij vrijwillig deel aan een project van het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE). Ook is de verdachte opgenomen in de integrale persoonlijke aanpak radicalisering van de gemeente Amsterdam (PGA). Deze aanpak richt zich met name op resocialisatie in de periode na detentie.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu de stukken van het geding eerst op 8 mei 2020 – derhalve niet binnen zes maanden na 9 april 2019, zijnde de datum waarop het hoger beroep namens de verdachte is ingesteld – ter griffie van het hof zijn binnengekomen. Voorts heeft de berechting in hoger beroep niet plaatsgevonden binnen de als redelijk te beoordelen termijn van 16 maanden. Het hoger beroep is ingesteld op 9 april 2019 en eerst heden wordt arrest gewezen, een termijnoverschrijding van bijna zeven maanden.
In deze geconstateerde overschrijdingen van de redelijke termijn ziet het hof aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te verminderen. In plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest, zal het hof de verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van de hierna in het dictum te vermelden duur.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Verzoek opheffen c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis
De raadsman heeft voorts het hof verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de uitspraak van het hof te schorsen dan wel op te heffen.
Het hof wijst het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte af, nu, gelet op de bewezenverklaarde feiten, de ernstige bezwaren thans nog steeds aanwezig zijn, evenals de gronden, die ten grondslag liggen aan het bevel tot voorlopige hechtenis, en gelet op de duur van de op te leggen straf, waardoor een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich in dezen niet voordoet.
Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte af, nu geen persoonlijke omstandigheden van de verdachte in dit verband zijn aangevoerd en de belangen van strafvordering bij het voortduren van de voorlopige hechtenis moeten prevaleren boven de belangen van de verdachte bij schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 55 en 140a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 februari 2021.

Voetnoten

1.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 4.
2.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 9.
3.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 8-10; Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 8.
4.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 28.
5.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 12.
6.Jabhat al Nusra staat sinds 30 mei 2013 op de VN sanctielijst zie o.a. Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 42, Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 40 en Kennisdocument Van Opstand naar Jihad, (Jihadi-)Salafistische groepen en de strijd in Syrië en Irak van dr. J. Jolen d.d. 18 januari 2018, blz. 158.
7.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 14 en 21.
8.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 34; Antwoorden op vragen van het Openbaar Ministerie inzake [naam verdachte A] omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 27 januari 2021, blz. 17.
9.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Eerste deel: Ahrar al-Sham van dr. R. Leenders d.d. 15 januari 2021 (correcties 18 januari 2021), blz. 34-36; Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 81.
10.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 17-18.
11.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 22-24.
12.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 22.
13.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Tweede deel: Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 19 januari 2021, blz. 1.
14.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 94.
15.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) van I. Verhelle, December 2020, blz. 85.
16.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Tweede deel: Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 19 januari 2021, blz. 2.
17.Antwoorden op vragen van het Openbaar Ministerie inzake [naam verdachte A] omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 27 januari 2021, blz. 5.
18.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 22.
19.Antwoorden op vragen van het Openbaar Ministerie inzake [naam verdachte A] omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 27 januari 2021, punt. 15 op blz. 6 en 7.
20.Antwoorden op vragen van Prakken d’Oliveira omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa, Tweede deel: Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 19 januari 2021, blz. 6.
21.Deskundigenverslag, Zaak [naam verdachte A] (22-001250-19), Zaak [naam verdachte B] (22-001393-19) Voor Openbaar Ministerie van I. Verhelle, December 2020, blz. 31.
22.Antwoorden op vragen van het Openbaar Ministerie inzake [naam verdachte A] omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 27 januari 2021, blz. 14.
23.Antwoorden op vragen van het Openbaar Ministerie inzake [naam verdachte A] omtrent Ahrar al-Sham en Jund al-Aqsa van dr. R. Leenders d.d. 27 januari 2021, blz. 15.
24.Dr. Leenders is Associate Professor in International Politics and Middle East Studies Kings College London. I. Verhelle is een aan de KU Leuven opgeleide Arabiste.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, LERCA15091-157 d.d. 9 november 2018, Map 1 blz. 470.