ECLI:NL:GHDHA:2021:2926

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
2200144321
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor ontucht en poging tot afpersing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De minderjarige verdachte is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige vriendin en het filmen daarvan, alsook voor een poging tot afpersing van een ander slachtoffer. De feiten vonden plaats op 9 maart 2020 en 18 januari 2021. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een 13-jarig meisje, waarbij hij haar heeft gefilmd zonder haar toestemming. Daarnaast heeft hij samen met anderen geprobeerd een bril en telefoon van een ander slachtoffer af te persen door bedreiging met geweld. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot jeugddetentie van één maand, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een werkstraf van 30 uur. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling bij een zorginstelling. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf gelast, omdat de verdachte de voorwaarden daarvan had geschonden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001443-21
Parketnummers: 10-712044-20 en 10-241787-19 (TUL)
Datum uitspraak: 23 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2021 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum],
adres volgens eigen opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Tot slot is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 maart 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op of omstreeks 09 maart 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk en wederrechtelijk [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, mobiele telefoon heeft gefilmd, althans een seksuele afbeelding heeft vervaardigd, terwijl hij, verdachte, met [slachtoffer 1] gemeenschap had;
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Rotterdam op de Spanjaardstraat, althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een bril en/of telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] of aan een derde toebehoorde
- op [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en om [slachtoffer 2] heen is/zijn gaan staan (waardoor de doorgang van [slachtoffer 2] werd geblokkeerd) en/of
- naar de bril, althans in de richting van het hoofd, van [slachtoffer 2] heeft/hebben gegrepen en/of
- tegen [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd:
* "Beter geef je nu je telefoon. Anders maak ik je (hier ter plekke) dood!" en/of
* "Geef mij je bril. Of geef mij je telefoon!", althans woorden van gelijke dreigende aard, en/of
- achter [slachtoffer 2] aan is/zijn aan gerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Rotterdam op de Spanjaardstraat, althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een bril of telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- op [slachtoffer 2] is/zijn afgelopen en om [Slachtoffer 2] heen is/zijn gaan staan (waardoor de doorgang van [slachtoffer 2] werd geblokkeerd) en/of
- naar de bril, althans in de richting van het hoofd, van [slachtoffer 2] heeft/hebben gegrepen en/of
- tegen slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd:
* "Beter geef je nu je telefoon. Anders maak ik je (hier ter plekke) dood!" en/of
* "Geef mij je bril. Of geef mij je telefoon!", althans woorden van gelijke dreigende aard, en/of
- achter [slachtoffer 2] aan is/zijn aan gerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- op [slachtoffer 2] af te lopen en om [slachtoffer 2] heen te gaan staan (waardoor de doorgang van [slachtoffer 2] werd geblokkeerd) en/of
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen: "Beter geef je nu je telefoon. Anders maak ik je (hier ter plekke) dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het vonnis waarvan beroep wordt derhalve vernietigd omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt van het onder 3 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks09 maart 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en
/ofhouden van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op
of omstreeks09 maart 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, opzettelijk en wederrechtelijk [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, mobiele telefoon heeft gefilmd,
althans een seksuele afbeelding heeft vervaardigd,terwijl hij, verdachte, met [slachtoffer 1] gemeenschap had;
3.
hij op
of omstreeks18 januari 2021 te Rotterdam op de Spanjaardstraat,
althans op de openbare weg,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een bril en
/oftelefoon,
in elk geval enig goed,d
atiegeheel of ten deleaan [slachtoffer 2]
of aan een derdetoebehoorde
n
- op [slachtoffer 2]
is/zijn afgelopen en om [slachtoffer 2] heen
is/zijn gaan staan (waardoor de doorgang van [slachtoffer 2] werd geblokkeerd) en
/of
- naar de bril,
althans in de richting van het hoofd,van [slachtoffer 2] heeft
/hebbengegrepen en
/of
- tegen [slachtoffer 2] heeft
/hebbengezegd:
* "Beter geef je nu je telefoon. Anders maak ik je (hier ter plekke) dood!" en
/of
* "Geef mij je bril. Of geef mij je telefoon!",
althans woorden van gelijke dreigende aard,en
/of
- achter [slachtoffer 2] aan
is/zijn
aangerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het hem onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte medepleger is geweest van een poging tot afpersing, een poging tot diefstal met geweld of een bedreiging. Er was geen gezamenlijk plan en de verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht. Het enkel achter de aangever aanrennen maakt niet dat er sprake was een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van een afpersing, diefstal met geweld of bedreiging.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Uit de aangifte blijkt dat de verdachte de aangever als eerste heeft aangesproken door tegen hem te zeggen: “We hebben nog wat op te lossen”. De verdachte en de twee medeverdachten gingen om de aangever heen staan, waarbij de aangever met zijn rug tegen de muur stond en niet weg kon komen. De verdachte heeft zich voorts niet gedistantieerd op het moment dat een van de medeverdachten de aangever vervolgens bedreigde met de dood, hem dwong tot afgifte van zijn telefoon en greep naar de bril die de aangever op dat moment droeg. Ook is de verdachte samen met de medeverdachten achter de aangever aangerend nadat deze wist weg te komen. Dit samenstel van handelingen maakt de verdachte tot medepleger van een poging tot afpersing.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 primair tenlastegelegde poging tot afpersing welke hij tezamen en in vereniging met zijn mededaders heeft gepleegd.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 16-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het destijds 13-jarige slachtoffer – met wie hij een relatie had -, waarbij sprake was van seksueel binnendringen van het lichaam. Daarnaast heeft de verdachte zonder weet en toestemming van het slachtoffer, een filmpje met zijn telefoon opgenomen, waarop te zien is dat hij seks heeft met het slachtoffer. Dit filmpje is vervolgens, voorzien van een beledigende tekst richting het slachtoffer, door verschillende familieleden en bekenden van het slachtoffer gezien. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou kunnen hebben.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 16-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, in vereniging gepleegd. Aldus handelende heeft de verdachte het slachtoffer angst aangejaagd. Feiten als de onderhavige brengen in de regel ook bij burgers in het algemeen gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Uit het Pro Justitia rapport (psychologisch onderzoek) van 17 maart 2021, opgemaakt door M.J.B. van Eck, GZ-psycholoog, volgt dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis door de vaststelling van een
normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de adolescentie en zwakbegaafdheid. Beiden waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Hypothetisch kan de psychische stoornis een rol hebben gespeeld bij feit 2. De deskundige onthoudt zich van een uitspraak over een verband tussen de stoornis en de feiten 1 en 3 in verband met de ontkenning van deze feiten door de verdachte. Vanuit de normoverschrijdend-gedragsstoornis heeft de verdachte een gebrekkig geweten, houdt hij onvoldoende rekening met een ander en respecteert hij grenzen van anderen in mindere mate. De zwakbegaafdheid kan er mede debet aan zijn geweest dat hij de gevolgen van zijn gedragingen onvoldoende kon overzien. Dit moet worden bezien in samenhang met een achtergebleven sociaal-economische ontwikkeling waarbij het nastreven van zijn wensen/doelen voorop staat. Indien feit 2 bewezen wordt geacht, dan wordt geadviseerd om dat de verdachte in een verminderde mate (3-puntsschaal) toe te rekenen.
Het hof neemt de conclusies van de deskundige ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid voor wat betreft feit 2 over. Ook ten aanzien van feit 1 komt het hof tot een dergelijk oordeel. De deskundige heeft ten aanzien van dit feit geen oordeel willen geven vanwege de proceshouding van de verdachte destijds. Evenwel heeft de verdachte (inmiddels) bekend dit feit te hebben begaan en is dit feit op hetzelfde moment begaan als feit 2. Het hof zal met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte rekening houden bij de hoogte van de op te leggen straf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts (onder meer) acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 april 2021. Geadviseerd wordt om aan de verdachte – ingeval van een bewezenverklaring – een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een behandelverplichting bij Fivoor en het verlenen van medewerking aan een plaatsing in een begeleide woonvoorziening.
Ter terechtzitting in hoger beroep is jeugdreclasseerder J. Paliama als deskundige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat de verdachte gebaat is bij de bijzondere voorwaarden zoals neergelegd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Ook een behandeling bij Fivoor is noodzakelijk, nu zij zorgen heeft omtrent de psyche van verdachte.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van navermelde duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van[slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 bewezenverklaarde tot een bedrag van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
De benadeelde heeft in zijn onderbouwing van de vordering aangegeven dat hij geen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Wel was hij doodsbang tijdens de poging hem te beroven en heeft hij er in ieder geval in de maand erna nog veel last van gehad. Dit bestond onder andere uit slecht slapen, spanningen, herbeleving en angst om naar buiten te gaan.
Het hof overweegt dat een benadeelde aanspraak op immateriële schadevergoeding kan maken wanneer een van de gevallen als genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) zich voordoet. Nu in het onderhavige geval geen sprake is van lichamelijk letsel, heeft de benadeelde kennelijk zijn vordering gebaseerd op de in artikel 6:106 aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende
concretegegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De benadeelde heeft omtrent het bestaan van geestelijk letsel niets aangevoerd.
Echter, ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
Het hof is van oordeel dat uit de door benadeelde gegeven onderbouwing niet volgt dat de aard en de ernst van de normschending (en de gevolgen daarvan) dusdanig was dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2020 onder parketnummer 10-241787-19 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 139h, 245, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:

- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna ook: de jeugdreclassering) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgaanbieder;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan een plaatsing in een voorziening voor begeleid wonen, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2020, onder parketnummer 10-241787-19, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. L.A. Pit en mr. J. Candido,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2021.