Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
€ 9.650,00 (negenduizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 december 2020. De verdachte, geboren in Irak in 1994 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging betrof een incident op 1 december 2019 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen.
Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen overwogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet vol opzet had op de dood van het slachtoffer, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De gedragingen van de verdachte, waarbij hij het slachtoffer meermalen in vitale delen van het lichaam heeft gestoken, hebben de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven geroepen. Het hof heeft daarom het primair ten laste gelegde feit, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen verklaard.
Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ingediend, die in hoger beroep is behandeld. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij het een bedrag van € 4.650,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade heeft vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De verdachte is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.